ECLI:NL:GHAMS:2025:1073

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
200.345.275/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van een Engels arbitraal vonnis tussen een appellant en Fako Transport

In deze zaak heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Verhagen, een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam om verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een Engels arbitraal vonnis van 29 april 2024. Dit vonnis, gewezen door een scheidsgerecht, veroordeelt Fako Transport om een bedrag van € 2.426.611,80 te betalen aan de appellant, met een voorwaardelijke veroordeling van € 6.577.877,34. De appellant heeft conservatoir beslag gelegd op een sleepboot van Fako Transport ter verzekering van de tenuitvoerlegging van het vonnis.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2025 was Fako Transport niet vertegenwoordigd door een advocaat, maar waren er wel vertegenwoordigers van het bedrijf aanwezig die om aanhouding vroegen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen omdat Fako Transport niet aan de verplichte procesvertegenwoordiging voldeed. Het hof heeft vastgesteld dat Fako Transport deugdelijk was opgeroepen voor de zitting en dat aan de formaliteiten van het Verdrag van New York is voldaan.

De beoordeling van het hof concludeert dat er geen gronden zijn voor afwijzing van het verzoek van de appellant. Het hof verleent daarom het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis, waarmee de appellant in haar verzoek wordt ontvangen. De beschikking is gegeven door de meervoudige kamer van het hof op 22 april 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.345.275/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 april 2025
inzake
[appellant],
gevestigd te [plaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M. Verhagen te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
FAKO TRANSPORT AND SHIPPING COMPANY Ltd.,
gevestigd te Buea, Kameroen,
belanghebbende,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Partijen worden hierna [appellant] en Fako Transport genoemd.
[appellant] heeft bij verzoekschrift met bewijsstukken, ontvangen ter griffie van het hof op 2 oktober 2024, verzocht om haar verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van een Engels arbitraal vonnis van 29 april 2024 voor zover dat tussen [appellant] en Fako Transport is gewezen.
Het hof heeft vervolgens een dag en tijdstip voor de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald en daarvan kennis gegeven aan [appellant] . Daarbij is [appellant] erop gewezen dat zij zorg moet dragen voor oproeping van Fako Transport voor de mondelinge behandeling op de bij de wet voorgeschreven wijze en dat zij de bewijzen daarvan vóór of op de zitting aan het hof moet overleggen.
Op de voor de mondelinge behandeling geplande zitting van het hof van 26 maart 2025, zijn verschenen voor [appellant] , J.P. Aalst en mr. Verhagen voornoemd.
Voor Fako Transport heeft zich voorafgaand aan of op de zitting geen advocaat gesteld. Wel waren op de zitting aanwezig [naam 1] als [functie 1] van Fako Transport en [naam 2] als [functie 2] van Fako Transport. Zij hebben om aanhouding verzocht van de mondelinge behandeling van de zaak wegens verhindering van hun advocaat. Het hof heeft dat verzoek in verband met het ontbreken van de in deze procedure verplichte procesvertegenwoordiging van Fako Transport (artikel 79 lid 2 Rv) niet in behandeling kunnen nemen.
Op de zitting zijn door [appellant] stukken tot bewijs van oproeping van Fako Transport overgelegd, waaronder een in artikel 55 lid 1 Rv voorgeschreven deurwaardersexploot aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie op het adres IJdok 163 te Amsterdam, met de vermelding dat een tweede afschrift van het deurwaardersexploot met Engelse vertaling per aangetekende brief is verzonden naar het vestigingsadres van Fako Transport in Buea, Kameroen, en met vermelding dat een derde afschrift van het deurwaardersexploot bij afzonderlijk exploot is betekend aan het adres van de bij [appellant] bekende Nederlandse advocaat van Fako Transport, mr. A.J. Oskam te Rotterdam.
Mr. Verhagen heeft ter zitting het verzoek van [appellant] nader toegelicht en vragen van het hof beantwoord. In de aanloop naar de zitting heeft mr. Verhagen nog een order van [naam 3] van 13 januari 2025 naar het hof gestuurd dat bij de stukken is gevoegd.
Na afloop van de mondelinge behandeling is uitspraak bepaald op vandaag.

2.Achtergrond van het verzoek

2.1
Tussen partijen is een in de Engelse taal gesteld arbitraal vonnis gewezen door een scheidsgerecht bestaande uit drie arbiters en gedateerd 29 april 2024. In dat vonnis is Fako Transport onvoorwaardelijk veroordeeld om aan [appellant] een bedrag van € 2.426.611,80 te betalen en voorwaardelijk een bedrag van € 6.577.877,34, met aanhouding van een beslissing over rente en kosten, uitgezonderd een veroordeling ter zake de kosten van het arbitrale vonnis.
2.2.
Het vonnis heeft betrekking op een geschil tussen partijen over de uitvoering van vier bevrachtingsovereenkomsten tussen partijen respectievelijk van 4 september 2015, 21 november 2016, (2 x) 1 augustus 2018. Artikel 34 van die overeenkomsten bevat telkens eenzelfde arbitrageclausule. Het vonnis is overeenkomstig het in die clausule bepaalde gewezen in Engeland, met Londen als plaats van arbitrage en met toepassing van Engels recht en de bij aanvang van de arbitrage toepasselijke LMAA Terms 2021.
2.3.
Fako Transport heeft niet vrijwillig voldaan aan de veroordeling in het vonnis. [appellant] heeft ter verzekering van ten uitvoerlegging van het vonnis ten laste van Fako Transport conservatoir beslag doen leggen op een aan haar in eigendom toebehorende sleepboot, eerder ‘ [naam 4] ’ genaamd en thans ‘ [naam 5] , die in [plaats 2] aan de ketting ligt.

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] wil het vonnis tenuitvoerleggen op de in beslaggenomen sleepboot. Zij verlangt dus tenuitvoerlegging in het ressort Amsterdam, zodat het hof op de voet van artikel 985 Rv bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
3.2.
Gelet op de door [appellant] ter zitting overgelegde bewijzen van oproeping stelt het hof vast dat Fako Transport met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 55 lid 1 Rv en 987 lid 3 Rv deugdelijk voor de mondelinge behandeling van het verzoek is opgeroepen. Dat betekent dat Fako Transport met datum en tijdstip van de mondelinge behandeling bekend moet worden verondersteld en dat haar voldoende gelegenheid is geboden om tegen het verzoek verweer te voeren. [appellant] kan dus in het verzoek worden ontvangen.
3.3.
Het verzoek steunt op het bepaalde in artikel 1075 Rv en op het Verdrag over de Erkenning en Tenuitvoerlegging van Buitenlandse Scheidsrechtelijke uitspraken van 10 juni 1958 (Trb. 1959, 58), hierna het Verdrag van New York. Het vonnis is gewezen op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk. Nederland en het Verenigd Koninkrijk zijn beide partij bij het Verdrag van New York. Het verzoek moet dus mede aan de bepalingen van het Verdrag van New York worden getoetst.
3.4.
Bij het verzoekschrift zijn behoorlijk gewaarmerkte afschriften overgelegd van het vonnis en van de overeenkomsten met het arbitraal beding op grond waarvan het arbitraal vonnis is gewezen. Het vonnis is alleen digitaal (als Pdf) aan partijen gestuurd en het overgelegde afschrift daarvan is als ‘true print copy of an electronic award’ gelegaliseerd. De afschriften van de bevrachtingsovereenkomsten zijn elk gewaarmerkt als ‘certified true copy of an original document’. Daarbij komt dat Fako Transport in de arbitrage is verschenen en in die procedure de bevoegdheid van het scheidsgerecht aan de orde heeft kunnen stellen. Geconcludeerd wordt dat met voldoende zekerheid ervan kan worden uitgegaan dat is voldaan aan de formaliteiten van artikel IV, eerste lid, van het Verdrag van New York voor de verkrijging van het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging.
3.5.
Ook overigens is niet gebleken van een grond voor afwijzing van het verzoek. [appellant] heeft met een legal opinion van een Engelse advocaat en met de onder 2 bedoelde order van [naam 3] van 13 januari 2025 onderbouwd dat tegen het vonnis geen rechtsmiddel meer openstaat. Verder doet zich geen van de weigeringsgronden voor van artikel V lid 2 van het Verdrag van New York: er zijn geen aanwijzingen dat de zaak naar Nederlands recht niet vatbaar is voor beslissing door arbitrage of dat tenuitvoerlegging van het vonnis in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
3.6.
De slotsom is dat, nu Fako Transport deugdelijk is opgeroepen, aan de formaliteiten van het Verdrag van New York is voldaan en ook overigens een grond voor weigering ontbreekt, het verzoek van [appellant] toewijsbaar is. Het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis wordt dan ook kan verleend.

3.Beslissing

Het hof:
verleent [appellant] verlof om het overgelegde arbitraal vonnis van 29 april 2024 voor zover dat tussen partijen is gewezen in Nederland ten uitvoer te leggen;
bepaalt dat de griffier een door deze gewaarmerkt afschrift van het arbitraal vonnis aan deze beschikking zal hechten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W. Aardenburg, A.S. Arnold en W.J.J. Wetzels en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.