ECLI:NL:GHAMS:2025:1090
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], die op 15-jarige leeftijd onder toezicht is gesteld door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. De kinderrechter heeft op 27 augustus 2024 een beschikking gegeven waarin [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin is verleend, met een geldigheid van 27 augustus 2024 tot 27 augustus 2025. De moeder van [minderjarige], die het ouderlijk gezag heeft, is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. De moeder verzoekt om de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing af te wijzen, of in ieder geval voor een kortere duur te verlenen.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 maart 2025 zijn de moeder, de pleegmoeder, en vertegenwoordigers van de GI en de Raad aanwezig. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulpverlening en dat de situatie van [minderjarige] en haarzelf is verbeterd. De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd, omdat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige].
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de situatie van [minderjarige] en de moeder inmiddels aanzienlijk is verbeterd. De zorgen die ten tijde van de bestreden beschikking bestonden, zijn niet langer aanwezig. Het hof heeft daarom besloten de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen voor de periode vanaf heden, en de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor die periode af te wijzen. [minderjarige] zal bij de pleegmoeder blijven wonen, wat ter zitting is bevestigd.