ECLI:NL:GHAMS:2025:1097

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
200.332.800/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling na raadsonderzoek en vakantieregeling in Egypte

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is er een hoger beroep ingesteld door de moeder in een geschil over de zorgregeling voor haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, die op een geheim adres woont, verzoekt om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar te belasten met eenhoofdig gezag. De vader, wonende in Egypte, verzoekt om een zorgregeling waarbij de kinderen in de periode dat hij in Nederland is, bij hem verblijven. Het hof heeft eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar de moeder heeft zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen en de communicatie met de vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd over de zorgregeling en de spanningen tussen de ouders. Het hof heeft de zorgregeling aangepast, waarbij de kinderen in de periode dat de vader in Nederland is, van vrijdag uit school tot zondag 18.30 uur en op dinsdag en woensdag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven. De Raad heeft ook geadviseerd over een vakantieregeling in Egypte, maar het hof heeft besloten dat het nog te vroeg is om deze regeling vast te stellen, gezien de spanningen tussen de ouders en de zorgen van de moeder over ontvoering. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de ouders worden aangespoord om samen te werken aan een goede communicatie en zorg voor de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.332.800/01
Zaaknummer rechtbank: C13/702252/ FA RK 21-3246
Beschikking van de meervoudige kamer van 22 april 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , Egypte,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. V.W.J.M. Kuit te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , geboren [in] 2016 te [plaats B] , Egypte (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] , geboren [in] 2018 te [plaats C] (hierna: [minderjarige 2] ).
Als informant is aangemerkt de gecertificeerde instelling jeugdbescherming Regio [plaats C] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats C] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in hoger beroep tot 12 maart 2024 naar de (tussen)beschikking van die datum.
Bij die beschikking is de bestreden beschikking van 5 juli 2023 bekrachtigd voor zover daarbij het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag, is afgewezen.
Verder is als voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in afwachting van een te gelasten raadsonderzoek, bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen) in de periode dat de vader in Nederland verblijft wekelijks van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur en op maandag en donderdag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de overdracht bij [plaats C] plaatsvindt en daarnaast, in de periode dat de vader niet in Nederland verblijft, dat de vader driemaal per week, te weten op maandag, woensdag en zaterdag, telkens van 18.30 uur tot 19.00 uur, met de kinderen kan videobellen.
Het hof heeft de raad gelast onderzoek te verrichten en advies uit te brengen zoals omschreven onder 5.14 en heeft in afwachting van dit onderzoek iedere verdere beslissing aangehouden.
1.2
Ter griffie van dit hof is op 15 november 2024 ingekomen een rapport van de raad van
13 november 2024.
1.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 29 november 2024 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 30 januari 2025 met bijlagen.
1.4
De mondelinge behandeling is op 17 februari 2025 voortgezet. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en met als tolk in de Engelse taal mevrouw N. Dogan,
- de raad, vertegenwoordigd door A. Touber,
- twee medewerkers van Jeugdbescherming Regio [plaats C] .
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd. Ook heeft hij een beschikking van 3 december 2024 overgelegd van de rechtbank Amsterdam waarbij de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht zijn gesteld van Jeugdbescherming Regio [plaats C] .

2.De motivering van de beslissing

In principaal en incidenteel hoger beroep
Raadsrapport
2.1
Bij zijn onderzoek heeft de raad krachten gezien voor het veilig opgroeien van de kinderen, maar ook zorgen. De grootste zorg van de raad betreft de spanningsvolle dynamiek tussen de ouders. De raad ziet dat het vertrouwen van de vader in de moeder beschadigd is, omdat hij het gevoel heeft dat de moeder hem onvoldoende informeert over de kinderen, hem onvoldoende betrekt bij gezagsbeslissingen en het contact tussen hem en de kinderen voor een deel tegenhoudt. Het vertrouwen van de moeder in de vader is beschadigd, omdat hij in haar beleving onvoldoende meewerkt aan de echtscheiding in Egypte en omdat hij achterstanden in betalingen zou hebben (alimentatie en gezamenlijke belastingschulden). Daarnaast ervaart de moeder dat de vader alles op zijn eigen manier wil doen en heeft zij zorgen over de aansluiting van de vader bij de kinderen. Het onderlinge wantrouwen zorgt voor spanningen die voelbaar zijn voor de kinderen, vooral tijdens de overdracht.
Onder de spanningsvolle dynamiek ziet de raad een angst bij de moeder liggen voor ontvoering van de kinderen door de vader naar Egypte, welke angst de samenwerking en communicatie met de vader compliceert en die maakt dat de moeder de vader op afstand houdt. Dat de echtscheiding in Egypte nog niet geëffectueerd is, vergroot die angst bij de moeder alsook het gegeven dat Egypte niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag en het Haags Kinderbeschermingsverdrag. De raad heeft de zorgen van de moeder kunnen ontkennen noch bevestigen, maar ziet wel dat die zorgen bijdragen aan de spanningen tussen de ouders.
Verder maakt de raad zich zorgen in hoeverre de moeder – gezien haar angsten – emotioneel beschikbaar is voor de kinderen, of de spanningen ervoor zorgen dat de kinderen het gevoel hebben te moeten kiezen tussen hun ouders en over de onduidelijkheid die optreedt omdat de ouders er niet in slagen om afspraken te maken.
De raad adviseert de moeder om met individuele hulpverlening te werken aan de spanningen en angsten die zij ervaart zodat zij meer emotioneel beschikbaar is voor de kinderen. Voor de ouders tezamen zou het goed zijn als zij samen met Crossborder Mediation (CBM) afspraken maken over hun gezamenlijk ouderschap, waarbij de raad in ieder geval denkt aan vaste, concrete afspraken over de videobelcontacten, de overdracht van de kinderen en de informatie over het verblijfadres van de vader met de kinderen in Nederland.
Los van deze CBM dienen de ouders op termijn aan hun communicatie te werken; daarbij is regievoering noodzakelijk. Onder andere om die reden acht de raad een ondertoezichtstelling nodig. Een gezinsvoogd kan naast het voeren van regie op de hulpverlening een observatie organiseren van de interactie tussen de vader en de kinderen. Daarop heeft de raad tijdens het onderzoek te weinig zicht gekregen - buiten de constatering dat de fysieke omgang met de vader als positief wordt ervaren door de kinderen - terwijl er wel vragen zijn over de mate waarin [minderjarige 2] moet vertalen voor [minderjarige 1] (en dus over de mate waarin de vader kan voorzien in de specifieke behoeftes van [minderjarige 1] ).
De raad ziet op basis van zijn onderzoek geen aanleiding om de zorgregeling te verminderen, ook niet op grond van de zorgmelding die is ingekomen van een hulpverlener tegen wie [minderjarige 2] heeft gezegd dat de vader [minderjarige 1] heeft geslagen.
Bij de afweging van de frequentie van de zorgregeling is het van belang dat er zo min mogelijk overdrachtsmomenten zijn tussen de ouders om spanningen en escalaties te voorkomen. Daarnaast is het belangrijk voor de kinderen dat zij zo veel mogelijk structuur blijven ervaren en daarom op doordeweekse schooldagen in hun eigen bed bij de moeder slapen in plaats van in een hotel bij de vader.
De raad adviseert daarom een zorgregeling vast te stellen in geval de vader in Nederland verblijft waarbij de kinderen van vrijdag uit school tot zondag 16:00 uur bij de vader zijn en daarnaast twee doordeweekse dagen uit school tot 18:30 uur bij de vader verblijven. Indien de ouders deze dagen niet in overleg overeenkomen, dient het hof de dagen vast te stellen. Daarbij moet worden meegenomen dat [minderjarige 1] op donderdag naar het CareHouse gaat en dat het om die reden niet wenselijk is als de zorgregeling met de vader op donderdag plaatsvindt, omdat dit ten koste gaat van de tijd die [minderjarige 1] kan doorbrengen met de vader.
Bij een verblijf van de kinderen in Nederland ziet de raad geen veiligheidsrisico’s in verband met kinderontvoering. Als advies voor de vakanties geeft de raad:
  • bij één week vakantie: de kinderen verblijven van vrijdag uit school tot woensdag 16:00 uur bij de vader in Nederland;
  • bij twee weken vakantie: de kinderen verblijven van vrijdag uit school tot dinsdag 18:30 uur bij de vader in de eerste week van de vakantie en van zaterdag 10:00 uur tot woensdag 16:00 uur in de tweede week van de vakantie bij de vader in Nederland;
  • feestdagen in Nederland dienen in overleg te worden verdeeld.
De raad heeft zich onthouden van een advies over de mogelijkheden van een vakantieregeling in Egypte. Het is de kinderen gegund dat zij mogen opgroeien met twee culturen aangezien zij
zowel in Nederland als in Egypte familie hebben. Gezien de overige factoren vindt de raad het echter aan het hof om een juiste afweging te maken over de vraag of de kinderen voor een vakantie met de vader naar Egypte mogen gaan. Tot die factoren behoren de door de moeder genoemde juridische belemmeringen in geval van een ontvoering, maar ook het gegeven dat de vader al jaren een goed lopende zorgregeling onderhoudt met de kinderen en dat een poging tot ontvoering gevolgen zou kunnen hebben voor zijn werk.
De raad heeft enkele adviezen gegeven in geval het hof zou besluiten om een vakantieregeling vast te stellen in Egypte, zoals dat partijen een intentieverklaring opstellen en dat de vader eerst twee keer met de kinderen in Nederland op vakantie gaat voordat zij naar Egypte afreizen.
Tot slot adviseert de raad de ouders met klem om procedures te stoppen en zich gezamenlijk als ouders in te zetten om voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een goede samenwerking als ouders te realiseren.
Standpunt van de moeder
2.2
In haar brief aan het hof van 29 november 2024 heeft de moeder gesteld dat de zorgregeling niet naar behoren loopt. Zo weigert de vader de kinderen naar hun hobby’s en [minderjarige 1] naar het CareHouse te brengen tijdens de zorgregeling. De moeder weet voorts nog steeds niet waar de kinderen zijn als zij bij de vader verblijven. Zij ziet onvoldoende verbetering en haar zorgen over een ontvoering zijn onverminderd groot, waarbij de moeder onder andere wijst op het oranje reisadvies voor Egypte (alleen noodzakelijke reizen). De moeder onderkent dat de kinderen belang hebben bij kennismaking met hun familie en de cultuur in Egypte, maar daarvoor is een reis naar Egypte niet noodzakelijk. De moeder vindt een vakantie aldaar bovendien belastend omdat de kinderen nog jong zijn en afhankelijk zijn van de moeder, vooral [minderjarige 1] . Hij heeft structuur nodig en ook nabijheid van specialistische zorg.
De moeder handhaaft dan ook haar verzoeken en verzoekt het hof de verzoeken van de vader ten aanzien van de zorgregeling en de vakantieregeling af te wijzen. Indien nodig, verzoekt zij het hof om vragen over een vakantieregeling in het buitenland, dan wel Egypte, voor te leggen aan de liaisonrechters te Den Haag, aangezien zij gespecialiseerd zijn in internationale kinderontvoeringszaken.
2.3
In haar brief van 30 januari 2025 aan het hof heeft de moeder haar zorgen herhaald. De videobelregeling wordt niet goed nagekomen, de vader toont weinig interesse in de kinderen en [minderjarige 2] kwam na een bezoek aan de vader terug met een wond op zijn borst. Als het hof een zorgregeling toch in het belang van de kinderen acht, verzoekt de moeder een begeleide zorgregeling vast te stellen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek ten aanzien van begeleide omgang gehandhaafd en subsidiair heeft zij verzocht, indien een onbegeleide zorgregeling wordt bepaald, dat bij die regeling rekening wordt gehouden met het bezoek van [minderjarige 1] op donderdagen aan het CareHouse.
Standpunt van de vader
2.4
Ter zitting in hoger beroep heeft de vader zijn verzoeken in incidenteel hoger beroep gehandhaafd. Dat betekent dat hij een zorgregeling wil waarbij de kinderen in de periode dat de vader in Nederland verblijft ieder weekend van vrijdag uit school tot zondag 19:30 uur na het eten bij hem verblijven alsmede alle doordeweekse dagen uit school tot 19:30 uur na het eten, en dat de kinderen in de zomervakantie gedurende vier weken bij hem in Egypte verblijven. Het is voor hem van groot belang dat de kinderen kennismaken met hun Egyptische kant van de familie.
De vader heeft zijn verzoeken aangevuld met het verzoek te bepalen dat er elke dag gevideobeld wordt. Daarbij heeft de vader uitgelegd dat hij geen internet heeft als hij offshore werkt; het is juist de moeder die op verkeerde tijden belt of de verbinding verbreekt.
Aanvulling raad ter zitting
2.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het advies uit het rapport van 13 november 2024 gehandhaafd. Op basis van zijn onderzoek en hetgeen daarna nog naar voren is gebracht door partijen, ziet de raad geen aanleiding om de zorgregeling onder begeleiding te laten plaatsvinden.
Verder heeft de raad opnieuw het belang van nakoming van een videobelregeling onderstreept. De kinderen zien de vader eens per zes à acht weken en voor het onderhouden van de band is het belangrijk dat er tussen die fysieke contacten in ook regelmatig videobelcontact plaatsvindt.
De raad acht het te vroeg om een passend advies te geven over vakanties van de kinderen in Egypte; eerst moeten partijen nog de stap maken naar CBM en hulpverlening met behulp van de gezinsmanager.
Beoordeling door het hof
Begeleid contact
2.6
Voor zover de moeder bedoeld heeft te verzoeken dat er geen omgang meer plaatsvindt, heeft zij dit verzoek naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Haar verzoek om te bepalen dat de zorgregeling onder begeleiding plaatsvindt, zal het hof afwijzen. De raad heeft uitgebreid onderzoek verricht en daarbij (ook) kennis genomen van de zorgmelding die door de hulpverlener van de moeder is gedaan (dat de vader [minderjarige 1] volgens [minderjarige 2] zou hebben geslagen). De raad heeft echter ook gezien dat de kinderen het contact met de vader positief ervaren. Daarbij komt dat de vader ontkent [minderjarige 1] te hebben geslagen en dat school noch CareHouse bij de raad zorgen heeft geuit over het contact tussen de kinderen en de vader. De raad ziet dan ook geen reden om de zorgregeling te verminderen en heeft ter zitting in hoger beroep verklaard evenmin een reden te zien voor begeleiding van de zorgregeling. Het hof sluit zich daarbij aan; de zorgen die de moeder heeft geuit over de veiligheid van de kinderen (zoals een wond waarmee [minderjarige 2] thuiskwam) deelt het hof niet en vormen dan ook geen aanleiding om de zorgregeling onder begeleiding te laten plaatsvinden.
Eindtijd
2.7
De huidige regeling loopt (in de weken waarin de vader in Nederland is) van vrijdag uit school tot zondag om 16:00 uur. In zoverre komt het advies van de raad overeen met de al lopende voorlopige regeling. De vader heeft echter verzocht om 19.30 uur als eindtijd op zondag zodat hij nog wat extra tijd met de kinderen kan doorbrengen.
De kinderen zijn thans negen en zeven jaar oud en moeten op maandagochtend weer naar school. Zij hebben bovendien tijd nodig om te acclimatiseren na een weekend bij de vader te zijn geweest. Het hof acht 19.30 uur daarom als eindtijd nu nog te laat voor de kinderen en zal deze bepalen op 18.30 uur, in aansluiting bij de eindtijd op doordeweekse dagen. Op die manier kunnen de kinderen en de vader nog wat meer tijd samen doorbrengen en hebben de kinderen voldoende tijd om de overgang te maken naar de schoolweek.
Doordeweeks contact en overdracht
2.8
Aan het hof ligt voor de beslissing op de vraag welke twee doordeweekse dagen de kinderen bij de vader zijn als hij in Nederland is. Ter zitting in hoger beroep is gesproken over de donderdag; [minderjarige 1] gaat op donderdagen naar het CareHouse. Hoewel dat de mogelijkheid geeft aan de vader en [minderjarige 2] om een-op-een-contact te hebben, overweegt het hof dat de vader uit het buitenland naar Nederland reist om contact te hebben met beide kinderen. Verder verplaatst het hof het contactmoment van de maandag naar de dinsdag, zodat de kinderen na een weekendbezoek eerst een middag thuis zijn. Het is om die reden dat het hof zal bepalen dat de vader en de kinderen – naast het weekend – contact met elkaar hebben op dinsdag en woensdag na school tot 18.30 uur.
2.9
De vader heeft verzocht te bepalen dat hij de kinderen dagelijks ziet als hij in Nederland is, maar op dit punt sluit het hof zich aan bij het rapport van de raad waarin wordt gesteld dat de kinderen belang hebben bij structuur en zo min mogelijk overdrachtsmomenten. Begrijpelijkerwijs wil de vader de kinderen zo vaak mogelijk zien als hij in Nederland is, maar voor de kinderen is het ook goed om tijd thuis bij de moeder (hun primaire verzorger en opvoeder) door te brengen.
De overdracht blijft, totdat andere afspraken worden gemaakt, plaatsvinden bij [plaats C] .
(Video)belcontact
2.1
Overeenkomstig het raadsadvies zal het hof bepalen dat als de vader niet in Nederland is, hij drie keer per week met de kinderen (video)belt op maandag, woensdag en zaterdag tussen 18.30 uur en 19.00 uur, waarbij zij opgemerkt dat het gesprek niet een half uur hoeft te duren. Aangezien partijen over en weer hebben gesteld dat de uitvoering van deze regeling niet vlekkeloos verloopt, zal het hof alleen al om die reden niet tegemoet komen aan het verzoek van de vader om te bepalen dat hij en de kinderen dagelijks bellen.
Vakantieregeling
2.11
Tot slot ligt aan het hof voor het verzoek van de vader om te bepalen dat de kinderen in de zomervakantie vier weken met hem naar Egypte gaan. De vader wil heel graag dat de kinderen kennismaken met de Egyptische cultuur en dat zij contact hebben met hun grootouders (en overige familie), anders dan via videobellen. De moeder blijft onverminderd bang voor ontvoering van de kinderen. Los daarvan acht zij een dergelijke vakantie niet in het belang van [minderjarige 1] die gebaat is bij structuur en specialistische medische zorg.
Het hof acht het nog te vroeg om te bepalen dat de kinderen (vier weken) met de vader naar Egypte gaan. Duidelijk is dat de verstandhouding en de communicatie tussen de ouders uitermate moeizaam verlopen. De raad heeft geconstateerd dat de vader en de moeder elkaar wantrouwen en dat de spanningen voelbaar zijn voor de kinderen. De moeder is onder andere als gevolg van haar angst voor ontvoering (maar ook door haar zorgen om de ziekte van [minderjarige 1] ) verminderd emotioneel beschikbaar voor de kinderen. De raad heeft geadviseerd dat de moeder gesprekken met een psycholoog gaat voeren. Voor de ouders gezamenlijk ligt er een taak om, met behulp van de gezinsmanager, afspraken te maken met behulp van CBM en om aan hun communicatie te werken. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de gezinsmanager met de moeder heeft gesproken over Parallel Solo Ouderschap en dat dat ook met de vader zal worden besproken. Hoewel de raad geen veiligheidsrisico’s heeft gezien op kinderontvoering, is het hof van oordeel dat het gezien het vorenstaande niet in het belang van de kinderen is om in dit stadium een vakantieregeling in Egypte te treffen. Het hof ziet op dit moment nog te weinig basis om de adviezen van de raad op dit punt – zoals het voeren van een viergesprek gericht op een vakantie in Egypte en het opstellen van een intentieverklaring – uit te voeren.
Wel zal het hof het advies van de raad ten aanzien van de vakanties in Nederland overnemen.
2.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.
3. De beslissing
Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van de zorgregeling en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt in het kader van een zorgregeling dat de kinderen in de periode dat de vader in Nederland verblijft wekelijks van vrijdag uit school tot zondag 18.30 uur en op dinsdag en woensdag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de overdracht bij [plaats C] plaatsvindt en daarnaast, in de periode dat de vader niet in Nederland verblijft, dat de vader driemaal per week, te weten op maandag, woensdag en zaterdag, telkens tussen 18.30 uur en 19.00 uur, met de kinderen kan (video)bellen;
bepaalt in het kader van een vakantieregeling:
  • bij één week vakantie: de kinderen verblijven van vrijdag uit school tot woensdag 16:00 uur bij de vader in Nederland;
  • bij twee weken vakantie: de kinderen verblijven van vrijdag uit school tot dinsdag 18:30 uur bij de vader in de eerste week van de vakantie en van zaterdag 10:00 uur tot woensdag 16:00 uur in de tweede week van de vakantie bij de vader in Nederland;
  • feestdagen in Nederland dienen in overleg te worden verdeeld;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders in hoger beroep verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk. mr. A.N. van de Beek en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op
22 april 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.