In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2021. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het vervoeren van 2.005,62 gram cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met een jaar en drie maanden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar negen maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk vervoeren van cocaïne, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Daarnaast zijn er verschillende voorwerpen, waaronder een personenauto en een rugzak, verbeurd verklaard omdat deze zijn gebruikt bij het delict. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.