ECLI:NL:GHAMS:2025:1098

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23-001924-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis rechtbank Amsterdam in hoger beroep wegens vervoeren van cocaïne met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2021. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het vervoeren van 2.005,62 gram cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met een jaar en drie maanden, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar negen maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk vervoeren van cocaïne, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Daarnaast zijn er verschillende voorwerpen, waaronder een personenauto en een rugzak, verbeurd verklaard omdat deze zijn gebruikt bij het delict. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001924-22
datum uitspraak: 22 april 2025
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-198350-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1995,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2021 te Amsterdam, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 2005,62 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2021 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd 2.005,62 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ongeveer twee kilo cocaïne. Deze hoeveelheid duidt er naar het oordeel van het hof op dat de cocaïne bestemd was voor de verdere verspreiding en handel. De verklaring van de verdachte dat hij de cocaïne voor zichzelf en zijn gamevrienden heeft gekocht, acht het hof, net als de rechtbank, niet geloofwaardig. Drugs zijn voor de gezondheid van de gebruikers daarvan schadelijke stoffen. Met de verboden handel in drugs worden grote winsten gemaakt en bovendien gaat zij gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft daar met zijn handelen aan bijgedragen.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze uit het dossier zijn gebleken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf zijn de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het oriëntatiepunt voor het vervoeren van 1.500-2.000 gram harddrugs betreft een gevangenisstraf van acht maanden, terwijl voor het vervoeren van 2.000-3.000 gram harddrugs als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van twaalf maanden wordt gehanteerd.
Het hof acht in beginsel, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de hoeveelheid cocaïne die de verdachte heeft vervoerd de grens van twee kilo beperkt overschrijdt. Het hof stelt echter ook vast dat het in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden opgenomen recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht, is geschonden. De verdachte heeft op 6 januari 2022 hoger beroep ingesteld en op 22 april 2025 wordt dit eindarrest gewezen. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met een jaar en drie maanden. Het hof is van oordeel dat dit een matiging van de straf tot gevolg moet hebben, in die zin dat het hof de gevangenisstraf met een maand zal verminderen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
1. STK Personenauto (Omschrijving: G6082696, Grijs, merk: Volkswagen);
2. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6082731, Google);
3. 1 STK Rugzak (Omschrijving: G6082724 hierin zaten 2 blokken cocaïne en handschoenen);
4. 2 STK Handschoen (Omschrijving: G6082711 uit rugzak, Blauw);
5. 1 STK Zak (Omschrijving: G6083257 verpakking cocaïne);
6. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6082709 kleine hoeveelheid in keukenrol, cocaïne);
7. 1 KG Verdovende Middelen (Omschrijving: G6082704, cocaïne);
8. 1 KG Verdovende Middelen (Omschrijving: G6082700, cocaïne);
9. 1 STK Zak (Omschrijving: G6083254 verpakking van blok cocaïne).
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen gevorderd dat de rugzak verbeurd zal worden verklaard en dat ten aanzien van de overige voorwerpen zal worden beslist overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
Het hof zal de aan de verdachte toebehorende personenauto (nr. 1), rugzak (nr. 3) en handschoenen (nr. 4) verbeurd verklaren, nu het bewezen verklaarde is begaan met behulp van deze voorwerpen.
Het hof zal de aan de verdachte toebehorende telefoon, zakken en verdovende middelen (onder nr. 2 en nrs. 5 t/m 9) die bij gelegenheid van het onderzoek naar het bewezenverklaarde begane misdrijf zijn aangetroffen en nog niet zijn teruggegeven, onttrekken aan het verkeer. De verdovende middelen en de zakken (waarin de verdovende middelen waren verpakt) zijn voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan, en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van de telefoon overweegt het hof dat het gaat om een zogenoemde PGP-telefoon. Op de telefoon was de applicatie Orbot geïnstalleerd; een applicatie die het mogelijk maakt anoniem gebruik te maken van inkomend en uitgaand dataverkeer, waaronder chatfuncties. Een dergelijke telefoon is naar algemene ervaringsregels geschikt voor criminele communicatie over het voorbereiden of plegen van soortgelijke feiten als het bewezenverklaarde en wordt vaak ook voor dat doel gebruikt. De telefoon zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan, gelet op de daarop aangebrachte applicatie, in strijd is met het algemeen belang, deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte gepleegde feit is aangetroffen en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel de belemmering van de opsporing daarvan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto (Omschrijving: G6082696, Grijs, merk: Volkswagen);
3. 1 STK Rugzak (Omschrijving: G6082724 hierin zaten 2 blokken cocaïne en handschoenen);
4. 2 STK Handschoen (Omschrijving: G6082711 uit rugzak, Blauw).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6082731, Google);
5. 1 STK Zak (Omschrijving: G6083257 verpakking cocaïne);
6. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G6082709 kleine hoeveelheid in keukenrol, cocaïne);
7. 1 KG Verdovende Middelen (Omschrijving: G6082704, cocaïne);
8. 1 KG Verdovende Middelen (Omschrijving: G6082700, cocaïne);
9. 1 STK Zak (Omschrijving: G6083254 verpakking van blok cocaïne).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. H.A. van Eijk en mr. F.C.W. de Graaf, in tegenwoordigheid van
mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2025.