In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld en mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal met geweld wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat er een ruzie was tussen de verdachte en de aangeefster over verleende seksuele diensten en betaling, maar dat de verklaringen hierover niet voldoende duidelijk waren om tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld te komen.
Wel heeft het hof de verdachte veroordeeld voor mishandeling. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar hard heeft geduwd en geschopt, wat door getuigen en verbalisanten is bevestigd. Het hof achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld. De straf die aan de verdachte is opgelegd, bestaat uit een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafmaat.