ECLI:NL:GHAMS:2025:1099

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23-001966-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis rechtbank en vrijspraak diefstal met geweld, veroordeling voor mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld en mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal met geweld wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat er een ruzie was tussen de verdachte en de aangeefster over verleende seksuele diensten en betaling, maar dat de verklaringen hierover niet voldoende duidelijk waren om tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld te komen.

Wel heeft het hof de verdachte veroordeeld voor mishandeling. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar hard heeft geduwd en geschopt, wat door getuigen en verbalisanten is bevestigd. Het hof achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld. De straf die aan de verdachte is opgelegd, bestaat uit een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001966-22
datum uitspraak: 22 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-030148-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer] te duwen tegen haar borsten, in elk geval tegen het lichaam (waardoor voornoemde [slachtoffer] met haar hoofd tegen een spiegel stootte en/of met haar rug tegen de wasbak viel), en/of door voornoemde [slachtoffer] te schoppen tegen het been, in elk geval op/tegen het lichaam
en/of
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] te duwen tegen haar borsten, in elk geval tegen het lichaam (waardoor voornoemde [slachtoffer] met haar hoofd tegen een spiegel stootte en/of met haar rug tegen de wasbak viel), en/of door voornoemde [slachtoffer] te schoppen tegen het been, in elk geval op/tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank.

Vrijspraak diefstal met geweld

Het hof komt, met de advocaat-generaal en de verdediging, tot een vrijspraak van de tenlastegelegde diefstal met geweld wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Dat er een ruzie is geweest tussen de verdachte en de aangeefster over al dan niet verleende seksuele diensten en de betaling daarvan, kan uit zowel de verklaring van de verdachte als die van de aangeefster worden afgeleid. Het is echter onvoldoende duidelijk geworden wat er daarna precies is gebeurd. De aangeefster en de getuige [getuige] hebben verklaard dat de verdachte het tasje uit de handen van de aangeefster heeft gepakt en daarmee weg wilde gaan. Maar de ter plaatse arriverende verbalisanten hebben geconstateerd dat de verdachte buiten voor het bordeel stond te wachten en aangaf dat hij zijn geld terug wilde. Dat de verdachte op dat of enig ander moment over dat tasje beschikte is niet gebleken. Nu deze verklaringen uiteenlopen en steun geven aan verschillende lezingen van het gebeurde, ontbreekt bij het hof de voor een bewezenverklaring van de diefstal met geweld vereiste overtuiging.

Bewijsoverweging mishandeling

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot vrijspraak wegens het gebrek aan overtuigend bewijs.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden wegens het gebrek aan overtuigend bewijs, en heeft hiertoe onder andere aangevoerd dat het letsel van de aangeefster niet overeenkomt met haar verklaring.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Uit het dossier is voldoende gebleken dat er geweld is gebruikt door de verdachte. Dit volgt uit de aangifte, waarin de aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar hard heeft geduwd op haar borsten, waarbij zij tegen een wasbak viel en dat dit pijn deed omdat zij siliconen borsten heeft. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte haar heeft geschopt met zijn voet, en dat zij daardoor pijn en letsel heeft aan haar been. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] , die deze kort na het incident heeft afgelegd bij de politie, en waaruit blijkt dat de verdachte de aangeefster hard tegen haar borst duwde. Daarnaast vindt de aangifte steun in het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten direct na het incident. Hieruit blijkt dat de verbalisanten een bloedende schaafwond, een verkleuring op de knie rondom de schaafwond en een rode plek onder de linkerborst van aangeefster hebben waargenomen en gefotografeerd.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster tegen de borst heeft geduwd en tegen haar been heeft geschopt, te meer omdat het door de verbalisanten geconstateerde letsel overeenkomt met de verklaring die aangeefster hiervoor heeft gegeven. Bovendien heeft het hof geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster, nu de getuige [getuige] zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat de verdachte de aangeefster heeft geduwd. Voornoemde omstandigheden maken dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde mishandeling heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 december 2018 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] te duwen tegen haar borsten (waardoor voornoemde [slachtoffer] met haar hoofd tegen een spiegel stootte en/of met haar rug tegen de wasbak viel), en door voornoemde [slachtoffer] te schoppen tegen het been.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezen verklaarde diefstal met geweld veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het duwen en schoppen van de aangeefster, een prostituee in haar werkkamer. Hij heeft tegen haar borsten geduwd en tegen haar been geschopt nadat ruzie was ontstaan over al dan niet verleende seksuele diensten en de betaling daarvan. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Daarbij komt dat hij de aangeefster dit heeft aangedaan in de beslotenheid van de peeskamer, waar zij zich in een kwetsbare positie bevond. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog geruime tijd psychische klachten kunnen ondervinden. Bovendien zal het incident bijgedragen hebben aan de gevoelens van onveiligheid bij de collega’s van de aangeefster.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze uit het dossier zijn gebleken, nu de raadsman ter terechtzitting geen actuele stand van zaken naar voren heeft gebracht.
Voor de hoogte van de op te leggen straf zoekt het hof aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een mishandeling, met letsel tot gevolg, geldt als oriëntatiepunt een geldboete ter hoogte van € 750,00. Het hof weegt de ouderdom van het feit mee in het voordeel van de verdachte. Daartegenover staat dat het slachtoffer zich in een kwetsbare positie bevond.
Het hof constateert dat bij de berechting van de zaak in hoger beroep de redelijke termijn, die ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden in acht moet worden genomen, is overschreden. Namens de verdachte is op 22 juli 2022 hoger beroep ingesteld en het hof wijst arrest op 22 april 2025. Daarmee is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van negen maanden. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf en de mate van overschrijding volstaat het hof met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen. Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 500,00 passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. H.A. van Eijk en mr. F.C.W. de Graaf, in tegenwoordigheid van
mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2025.