ECLI:NL:GHAMS:2025:1101

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
23-001410-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis van de politierechter met aanpassing van de strafoplegging in een mishandelingszaak

Op 22 april 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 6 juni 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 april 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd. De verdachte had zijn echtgenote in hun woning geduwd, geslagen en geprobeerd te wurgen, wat leidde tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof overwoog dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die momenteel werkloos is en van een uitkering leeft, een deels voorwaardelijke taakstraf rechtvaardigen. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over de verwondingen van zijn echtgenote, wat leidde tot de conclusie dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de taakstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001410-24
datum uitspraak: 22 april 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 juni 2024 in de strafzaak onder parketnummer
15-085807-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1993,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging met het navolgende aanvult;
  • de niet uitgewerkte bewijsmiddelen alsnog zal uitwerken indien cassatie wordt ingesteld.

Aanvullende bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft voorafgaand aan de zitting een ongedateerde verklaring aan het hof doen toekomen, die is ondertekend met de naam van het slachtoffer, waarin staat dat de verdachte het slachtoffer niet heeft geslagen. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de striemen in de hals van het slachtoffer het resultaat zijn geweest van seksuele handelingen.
Het hof overweegt dat de ingezonden verklaring niet heeft geleid tot nieuwe inzichten, nu deze verklaring wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Daarnaast overweegt het hof dat de ongeloofwaardigheid van de aangevoerde alternatieve scenario’s alleen maar is versterkt door de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte, die afwijkt van eerdere door hem afgelegde – eveneens wisselende – verklaringen. Eerst heeft de verdachte bij het politieverhoor namelijk verklaard dat de verwondingen van het slachtoffer het gevolg zijn geweest van een fietsongeval. In datzelfde verhoor zegt de verdachte even later dat de striemen in de nek zouden kunnen zijn veroorzaakt doordat hun dochter haar misschien met haar nageltjes heeft gekrabd. Ter terechtzitting in eerste aanleg verklaart de verdachte dat de strepen in de nek zijn veroorzaakt door hun dochter of door de aangeefster zelf. Ter terechtzitting in hoger beroep geeft hij weer een andere verklaring, namelijk dat de verwondingen het gevolg zijn van seksuele handelingen tussen de verdachte en het slachtoffer. De verklaringen die de verdachte heeft afgelegd zijn dermate wisselend en vinden overigens geen steun in het dossier dat het hof deze verklaringen als ongeloofwaardig terzijde schuift.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote, waarbij hij haar in hun woning heeft geduwd, geslagen, en geprobeerd te wurgen. De broer van de verdachte heeft de verdachte van het slachtoffer af moeten halen. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen pijn, letsel en angst veroorzaakt, maar heeft ook het gevoel van veiligheid geschaad waarop zijn vrouw in haar eigen woning en binnen hun relatie moest kunnen vertrouwen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting door de verdachte naar voren zijn gebracht. De verdachte heeft momenteel geen werk, maar wil een baan zoeken in de landbouw of bouw. Daarnaast leeft hij met zijn vrouw en drie kinderen van een uitkering.
De ernst van het feit maakt dat naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met enkel een voorwaardelijke taakstraf, zoals door de raadsman verzocht. Het hof ziet meerwaarde in het opleggen van een taakstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en nu ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte in staat is om werkzaamheden te verrichten. Voorts zal het hof, om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en als stok achter de deur, deze taakstraf in deels voorwaardelijke vorm opleggen. In de eis zoals die door de advocaat-generaal is geformuleerd, komt de ernst van het bewezen feit in onvoldoende mate tot uitdrukking.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het bovenstaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.S. Ludwig en mr. F.C.W. de Graaf, in tegenwoordigheid van
mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2025.