ECLI:NL:GHAMS:2025:1115
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak van medeplichtigheid aan moord
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte [M.M.], die is geboren op [geboortedag] 1983 in Marokko en momenteel gedetineerd is. De raadsman van de verdachte, mr. B.G. Janssen, diende op 1 april 2025 een verzoek in tot schorsing van de voorlopige hechtenis, waarop het Openbaar Ministerie op 10 april 2025 schriftelijk heeft gereageerd. De behandeling vond plaats op 25 april 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman niet aanwezig waren, maar het hof besloot het verzoek op basis van de ingediende stukken te behandelen.
De raadsman betoogde dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte voor medeplichtigheid aan de moord op S. Erraghib op 17 april 2016 ontbraken, en verwees naar verklaringen van getuigen en de inhoud van PGP-berichten. Het Openbaar Ministerie daarentegen stelde dat de ernstige bezwaren nog steeds aanwezig waren en dat het verzoek tot schorsing afgewezen moest worden. Het hof oordeelde dat, ondanks de argumenten van de verdediging, de gronden voor de voorlopige hechtenis, waaronder de twaalfjaarsgrond, onverkort aanwezig bleven. Het hof wees het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, waarbij het belang van de strafvordering zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van de verdachte.