ECLI:NL:GHAMS:2025:1228
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vraag of geïntimeerde partij is bij een koopovereenkomst aan de hand van artikel 8 van het Weens Koopverdrag
In deze zaak heeft [appellant] een lading chiazaad gekocht die niet is geleverd. Hij vorderde een verklaring dat de koopovereenkomst met [geïntimeerde] rechtsgeldig is ontbonden en dat [geïntimeerde] het aankoopbedrag moet terugbetalen. [geïntimeerde] betwistte echter dat hij partij was bij de koopovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat een redelijk persoon niet mocht aannemen dat er een koopovereenkomst met [geïntimeerde] tot stand was gekomen, en het hof bekrachtigde dit vonnis. In hoger beroep wijzigde [appellant] zijn eis en vorderde hij subsidiair dat [geïntimeerde] aansprakelijk was voor onrechtmatige daad. Het hof wees deze vorderingen af, omdat het oordeelde dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd dat [geïntimeerde] als partij bij de overeenkomst kon worden aangemerkt. Het hof concludeerde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat er een koopovereenkomst met [geïntimeerde] was gesloten, en dat de subsidiaire vordering onvoldoende onderbouwd was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.