ECLI:NL:GHAMS:2025:1236

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
200.346.742/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een professionele bewindvoerder voor een meerderjarige met een verstandelijke beperking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van [de betrokkene], een meerderjarige met een verstandelijke beperking. De vader van [de betrokkene] is in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter die op 2 juli 2024 de goederen van [de betrokkene] onder bewind heeft gesteld en Heerhugowaard Bewindvoering B.V. als bewindvoerder heeft benoemd. De vader verzet zich tegen deze beslissing en verzoekt het hof om de moeder tot bewindvoerder te benoemen, terwijl de moeder en de bewindvoerder de bestreden beschikking willen handhaven.

Het hof heeft vastgesteld dat [de betrokkene] niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen vanwege zijn geestelijke en lichamelijke toestand. De vader heeft aangevoerd dat de financiële situatie van [de betrokkene] overzichtelijk is en dat een mentorschap voldoende zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de onderbewindstelling noodzakelijk is, gezien de complexe familieverhoudingen en de eerdere problemen met de ouders als bewindvoerders.

De moeder heeft aangegeven niet als bewindvoerder te willen optreden, wat het hof heeft meegewogen in zijn beslissing. Het hof heeft geconcludeerd dat de huidige bewindvoerder, Heerhugowaard Bewindvoering B.V., de taken naar behoren uitvoert en dat er geen aanleiding is om een andere bewindvoerder te benoemen. De beschikking van de kantonrechter is dan ook bekrachtigd, en het hof heeft het verzoek van de vader afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.346.742/01
zaaknummer rechtbank: 11033066 BM VERZ 24-710 SB
beschikking van de meervoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. M. van der Weide te Heerhugowaard,
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- [de betrokkene] (de betrokkene, verder ook te noemen: [de betrokkene] );
- [de moeder] (hierna: de moeder), advocaat: mr. T.J.E. op de Weegh te Heiloo;
- Heerhugowaard Bewindvoering B.V. (hierna: de bewindvoerder), advocaat: mr. J.G. Burgers te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Deze zaak gaat over de vraag of de goederen van [de betrokkene] onder bewind gesteld moeten worden en over de vraag wie tot bewindvoerder moet worden benoemd.
1.2
De kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) heeft bij beschikking van 2 juli 2024 (hierna: de bestreden beschikking) op verzoek van de moeder de goederen, die (zullen) toebehoren aan [de betrokkene] onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijk toestand. Tot bewindvoerder is benoemd Heerhugowaard Bewindvoering B.V. De vader is het niet eens met de beschikking van de kantonrechter. Hij verzoekt het hof het verzoek van de moeder alsnog af te wijzen. Voor het geval het hof van oordeel is dat er voor [de betrokkene] wel een onderbewindstelling moet zijn dan verzoekt de vader om de moeder tot bewindvoerder te benoemen. De vader wil in ieder geval niet dat de huidige bewindvoerder de bewindvoerder blijft. De moeder en de bewindvoerder zijn het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 2 oktober 2024 met een grief in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking.
2.2
De bewindvoerder heeft op 17 december 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
De zitting heeft op 27 februari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mr. Op de Weegh, namens de moeder;
- mr. Burgers, namens de bewindvoerder.
De bewindvoerder, de moeder en [de betrokkene] zijn – ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen – niet ter zitting verschenen.
2.4
Na partijen daarover op zitting te hebben gehoord, heeft het hof besloten om niet met [de betrokkene] te gaan praten over de verzoeken die voorliggen. Het hof is van oordeel dat dit vanwege zijn problematiek en beperkingen te belastend voor hem zal zijn.
2.5
Ter zitting heeft het hof de vader, op zijn verzoek, in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de zitting bij schriftelijk bericht een of meer namen door te geven van professioneel bewindvoerders die bereid zijn om de bewindvoering van [de betrokkene] op zich te nemen. Dit in verband met het hierna te noemen nieuwe meer subsidiaire standpunt van de vader. De moeder en de bewindvoerder zijn in de gelegenheid gesteld om op het bericht van de vader te reageren. Na de zitting zijn bij het hof de volgende stukken binnengekomen:
-een bericht namens de vader van 12 maart 2025;
-een bericht namens de moeder van 14 maart 2025;
-een bericht namens de bewindvoerder van 18 maart 2025.

3.De feiten

3.1
[de betrokkene] is geboren [in] 2002. [de betrokkene] heeft een verstandelijke beperking, hij kan niet lezen en schrijven. De vader en de moeder hebben vanaf 2001 een affectieve relatie met elkaar gehad en van 19 maart 2021 tot 1 augustus 2024 waren zij gehuwd, welke huwelijk door echtscheiding is beëindigd. [de betrokkene] maakte deel uit van het gezin. Sinds de echtscheiding woont [de betrokkene] bij de moeder en heeft hij regelmatig contact met de vader.
3.2
Bij beschikking van 26 mei 2020 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [de betrokkene] wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand. Bij diezelfde beschikking zijn de vader en de moeder tot bewindvoerders benoemd. Ook is bij die beschikking over [de betrokkene] een mentorschap ingesteld en zijn de vader en de moeder tot mentoren benoemd.
3.3
Bij beschikking van 11 februari 2022 zijn de vader en de moeder door de kantonrechter ambtshalve ontslagen als bewindvoerders wegens gewichtige redenen en is Heerhugowaard Bewindvoering B.V. benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
3.4
Bij beschikking van 29 juni 2022 heeft de kantonrechter, ondanks het voortduren van de grond voor de onderbewindstelling, het ingestelde bewind over de goederen die toebehoren aan [de betrokkene] opgeheven. Dit vanwege het gebrek aan medewerking door de vader en de moeder aan de taakuitoefening van de bewindvoerder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, primair het verzoek van de moeder alsnog af te wijzen. Subsidiair verzoekt de vader om de moeder te benoemen tot bewindvoerder van [de betrokkene] .
Ter zitting heeft de vader zijn verzoek veranderd aldus dat hij meer subsidiair verzoekt dat indien het bewind in stand blijft, en de moeder niet als bewindvoerder wordt benoemd, de huidige bewindvoerder wordt ontslagen en een opvolgende professioneel bewindvoerder wordt benoemd.
4.2
De bewindvoerder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 sub a. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over de goederen van een meerderjarige indien deze niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
5.2
Omdat [de betrokkene] niet in staat is om zijn voorkeur voor een bewindvoerder bekend te maken, geldt op grond van artikel 1:435 lid 4 BW dat bij voorkeur een van zijn ouders tot bewindvoerder wordt benoemd.
De standpunten
5.3
De grief van de vader richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat er onvoldoende gronden zijn om een bewind in te stellen. De vader is van mening dat het niet nodig is om voor [de betrokkene] een bewind in te stellen. De financiële huishouding van [de betrokkene] is van zeer geringe omvang en overzichtelijk. Tot aan de echtscheiding van de ouders kon worden volstaan met een mentorschap en er is volgens de vader geen aanleiding om dit uit te breiden met een onderbewindstelling. In het geval dat het hof oordeelt dat de onderbewindstelling van [de betrokkene] terecht is uitgesproken, verzet de vader zich tegen benoeming van Heerhugowaard Bewindvoering B.V. als bewindvoerder. De vader heeft weinig vertrouwen in deze bewindvoerder. Er is geen contact tussen de bewindvoerder en de vader. Als de bewindvoerder al reageert op vragen van de vader dan gebeurt dit op een afstandelijke toon. Enige vorm van samenwerking tussen de vader en de bewindvoerder ontbreekt. De vader wil daarom dat de moeder tot bewindvoerder wordt benoemd. De moeder kent [de betrokkene] als geen ander en zij weet het beste wat hij nodig heeft. De vader verwacht dat de moeder de taak van bewindvoerder naar behoren en in het belang van de [de betrokkene] zal uitvoeren. Voor het geval de moeder niet wordt benoemd, verzoekt de vader een andere professionele bewindvoerder te benoemen.
5.4
De bewindvoerder is van mening dat de kantonrechter terecht is overgegaan tot het instellen van het bewind en tot de benoeming van Heerhugowaard Bewindvoering B.V als professioneel bewindvoerder. De bewindvoerder heeft na de benoeming de nodige onregelmatigheden aangetroffen in de financiën van [de betrokkene] . Zo is geconstateerd dat stelselmatig gelden aan de rekening van [de betrokkene] worden onttrokken. Het gaat daarbij om forse geldopnamen bij geldautomaten en er is ook sprake van het overmaken van bedragen van de bankrekening van [de betrokkene] naar de bankrekening van de vader. Verder is het de bewindvoerder gebleken dat op naam van [de betrokkene] een hoge schuld openstaat aan een zorgverlener. Ook is duidelijk geworden dat de ouders nooit een persoonsgebonden budget (PGB) voor [de betrokkene] hebben aangevraagd, terwijl dat wel had gekund. Het verloop van het eerdere bewind, het ambtshalve ontslag destijds van de ouders als bewindvoerders en het opheffen van het bewind door de kantonrechter omdat de ouders niet mee werkten, maakt volgens de bewindvoerder duidelijk dat de moeder noch de vader geschikt zijn om weer als bewindvoerder van [de betrokkene] op te treden.
5.5
De advocaat van de moeder heeft ter zitting aangevoerd dat de kantonrechter terecht het bewind over [de betrokkene] heeft ingesteld. Ten tijde van de echtscheiding werd de moeder geconfronteerd met een door de vader veroorzaakte wanorde in de financiële huishouding van [de betrokkene] . De moeder kan en wil niet de bewindvoerder worden, voor haar is dat tezamen met de dagelijkse begeleiding van [de betrokkene] te belastend. Alhoewel de samenwerking met de huidige bewindvoerder volgens de moeder niet altijd goed verloopt, geeft zij er uiteindelijk toch de voorkeur aan dat de huidige bewindvoerder de bewindvoerder blijft, hetgeen blijkt uit haar bericht aan het hof van 14 maart 2025.
De beoordeling door het hof
Bewind
5.6
Het hof is op grond van de stukken en de zitting in hoger beroep met de kantonrechter van oordeel dat [de betrokkene] goederen onder bewind moeten worden gesteld. Het hof baseert dit oordeel op het volgende.
[de betrokkene] heeft een verstandelijke beperking, een ASS-stoornis en hij heeft geen spraakvermogen; hij functioneert op het niveau van een ongeveer 5-jarige. [de betrokkene] heeft blijvend 24 uur per dag (intensieve) begeleiding en verzorging nodig
.[de betrokkene] heeft vanaf zijn geboorte in gezinsverband gewoond met zijn ouders. Sinds het uiteengaan van de ouders in 2024 woont [de betrokkene] bij de moeder. Hij gaat vijf dagen per week naar dagbesteding bij Esdégé-Reigersdaal. Tussen partijen is niet in geschil dat [de betrokkene] als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen en dit zal dus voor hem gedaan moeten worden. Gelet op de inmiddels gecompliceerde familieverhoudingen rondom [de betrokkene] die mede zijn ontstaan door de echtscheiding van de ouders, gaat het hof voorbij aan de stelling van de vader dat de vermogensrechtelijke belangen van [de betrokkene] ook ondervangen kunnen worden door het mentorschap dat de ouders gezamenlijk uitvoeren. Het mentorschap is naar zijn aard ook niet bedoeld om bescherming te bieden inzake vermogensrechtelijke belangen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat is voldaan aan de gronden om een bewind in te stellen en dat die instelling ook noodzakelijk is. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt daarom bekrachtigen.
Persoon van de bewindvoerder
5.7
Omdat de moeder heeft verklaard niet tot bewindvoerder over de goederen van [de betrokkene] te willen worden benoemd, ligt het niet voor de hand om de moeder toch tot bewindvoerder te benoemen, zoals de vader verzoekt. Daarbij komt dat de moeder én de vader ten tijde van het eerdere bewind bij beschikking van 11 februari 2022 door de kantonrechter ambtshalve zijn ontslagen als bewindvoerders, kort gezegd omdat zij geen juiste invulling hebben gegeven aan het bewind. Daarna is het bewind door de kantonrechter bij beschikking van 29 juni 2022 opgeheven omdat de moeder én de vader hebben geweigerd om aan de opvolgend bewindvoerder de benodigde documenten en gegevens te verstrekken waardoor de bewindvoerder het bewind niet kon doorstarten. Uit het verloop van de eerdere onderbewindstelling kan geen vertrouwen worden geput dat de moeder thans de aangewezen persoon is om bewindvoerder te worden en het hof vindt het verstandig van de moeder dat zij daarvan afziet.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat het in het belang van [de betrokkene] is dat het bewind wordt uitgevoerd door een professioneel bewindvoerder.
5.8
Aan de hand van de na de zitting van de vader en de moeder ontvangen berichten stelt het hof vast dat de vader en de moeder niet eenduidig zijn over de vraag welke professioneel bewindvoerder moet worden benoemd.
5.9
De door de kantonrechter benoemde bewindvoerder was in de periode van het eerdere bewind gedurende een aantal maanden ook al de bewindvoerder over de goederen van [de betrokkene] . Niet is gebleken dat de bewindvoerder in die eerdere periode zijn taken niet juist zou hebben uitgeoefend. Ook thans is niet gebleken dat de bewindvoerder zijn taken niet op een juiste wijze uitoefent. Wel is het voor het hof ter zitting duidelijk geworden dat de samenwerking tussen de vader en de bewindvoerder niet goed is. Ook de moeder vindt kennelijk dat de samenwerking verbetering behoeft, maar zij kan nog wel verder met de huidige bewindvoerder.
De door de vader genoemde slechte samenwerking met de bewindvoerder vormt voor het hof echter een onvoldoende reden voor het benoemen van een andere professioneel bewindvoerder. Uit de stukken en uit de toelichting van de advocaat van de bewindvoerder ter zitting is niet gebleken dat de financiële belangen van [de betrokkene] niet naar behoren worden behartigd. De bewindvoerder heeft naar aanleiding van de geconstateerde onregelmatigheden in de financiën van [de betrokkene] maatregelen genomen om de financiën weer in goede banen te leiden.
5.1
De bewindvoerder heeft verzocht de vader te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep. Het hof zal, gelet op de aard van de procedure, dit verzoek afwijzen. Alle betrokkenen moeten de eigen kosten dragen.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Kleefmann, A.V.T. de Bie en G.J. Baken, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier en is op 13 mei 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.