Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De motivering van de beslissing
.[de betrokkene] heeft vanaf zijn geboorte in gezinsverband gewoond met zijn ouders. Sinds het uiteengaan van de ouders in 2024 woont [de betrokkene] bij de moeder. Hij gaat vijf dagen per week naar dagbesteding bij Esdégé-Reigersdaal. Tussen partijen is niet in geschil dat [de betrokkene] als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen en dit zal dus voor hem gedaan moeten worden. Gelet op de inmiddels gecompliceerde familieverhoudingen rondom [de betrokkene] die mede zijn ontstaan door de echtscheiding van de ouders, gaat het hof voorbij aan de stelling van de vader dat de vermogensrechtelijke belangen van [de betrokkene] ook ondervangen kunnen worden door het mentorschap dat de ouders gezamenlijk uitvoeren. Het mentorschap is naar zijn aard ook niet bedoeld om bescherming te bieden inzake vermogensrechtelijke belangen.