ECLI:NL:GHAMS:2025:1250

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
200.345.400/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter na jaren van huiselijk geweld en stalking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgang tussen een vader en zijn minderjarige dochter, hierna aangeduid als [minderjarige]. De vader had eerder door de rechtbank Amsterdam het recht op omgang met [minderjarige] ontzegd voor de duur van vijf jaar, een beslissing die hij aanvecht. De rechtbank had deze beslissing genomen op basis van meerdere ontzeggingsgronden, waaronder huiselijk geweld en stalking door de vader. De vader, die in hoger beroep ging, stelde dat hij zijn gedrag had verbeterd en dat hij zijn dochter graag weer wilde zien. De moeder, daarentegen, voerde aan dat de vader niet leerbaar was en dat er geen wijziging van omstandigheden was die een herstel van de omgang rechtvaardigde. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen, waaronder het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, die stelde dat [minderjarige] jarenlang in onveiligheid had geleefd door het gedrag van de vader. Het hof heeft uiteindelijk besloten het recht op omgang voor de duur van twee jaar te ontzeggen, in plaats van de eerder opgelegde vijf jaar, en heeft de afwijzing van de informatieregeling door de rechtbank bekrachtigd. Het hof benadrukte het belang van rust en veiligheid voor [minderjarige] en haar moeder, en dat omgang met de vader in deze situatie meer schade zou toebrengen dan goed zou doen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.345.400/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/746607 / FA RK 24-1082
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats ] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M. Wigman te Den Haag,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats ] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats ] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de omgang tussen de vader en [minderjarige] (12 jaar).
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft op 30 mei 2024 de vader het recht op omgang met [minderjarige] ontzegd voor de duur van vijf jaar (hierna: de bestreden beschikking). De verzoeken van de vader om een zorgregeling en een informatieregeling te bepalen, zijn afgewezen.
De vader is het daarmee niet eens en wil dat zijn verzoeken alsnog worden toegewezen. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 27 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 24 oktober 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank;
- twee berichten van de zijde van de moeder van 28 en 29 oktober 2024 met bijlagen,
- een bericht van de zijde van de moeder van 3 januari 2025 met bijlage en
- een bericht van de zijde van de vader van 6 januari 2025 met bijlagen.
2.4
Het hof heeft [minderjarige] de gelegenheid gegeven om te laten weten wat zij van de zaak vindt. Zij heeft aangegeven daarvan geen gebruik te willen maken.
2.5
De zitting heeft op 10 januari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de advocaat van de moeder,
- de raad, vertegenwoordigd door F.L.M. Huizinga.
De moeder heeft voorafgaand aan de behandeling laten weten niet in persoon te zullen verschijnen.
De advocaat van de vader en de advocaat van de moeder hebben op de zitting ieder een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie gehad en zijn gehuwd geweest van 2015 tot oktober 2018. Uit hun relatie is [minderjarige] geboren [in] 2012. [minderjarige] woont bij de moeder, die sinds 2 februari 2022 ook alleen het gezag over haar heeft.
3.2
Bij beschikking van 6 september 2017 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank bepaald dat de vader en [minderjarige] eenmaal per week een belmoment zullen hebben, telkens onder de voorwaarde dat bij dit moment een (professionele) belegeider aanwezig is met de instructie om het contact te beëindigen als de vader probeert via [minderjarige] contact te maken met de moeder of haar anderszins belast met de echtscheidingsproblematiek.
Daarbij heeft de rechtbank de raad verzocht om in het kader van de bodemprocedure onderzoek te doen naar de vraag welke mogelijkheden er zijn voor een zorgregeling.
3.3
Bij beschikking van 2 februari 2018 van de rechtbank is [minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Regio [plaats ] (hierna: [jeugdbescherming] ). De ondertoezichtstelling is twee keer met een jaar verlengd.
Door [jeugdbescherming] zijn veiligheidsafspraken vastgelegd op 12 februari 2018.
3.4
Bij de echtscheidingsbeschikking van 7 maart 2018 heeft de rechtbank de beslissing over het gezag, de hoofdverblijfpaats en de zorgregeling pro forma aangehouden in afwachting van het verloop van de ter zitting uitgesproken ondertoezichtstelling. De raad had hiertoe geadviseerd omdat de vader een straatverbod had gekregen en de moeder het belcontact tussen [minderjarige] en de vader had gestaakt.
3.5
De vader is op 2 oktober 2018 door de rechtbank veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar voor stalking/belaging van de moeder in de periode 10 juli 2017 tot en met 28 december 2017. Daarbij is als bijzondere voorwaarde gesteld dat de vader gedurende twee jaar geen contact mag opnemen met de moeder en zich niet mag bevinden in de straat waar zij woont.
De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Op 9 april 2019 heeft dit hof het vonnis vernietigd ten aanzien van de opgelegde taakstaf en de voorwaardelijke gevangenisstraf met de daarbij opgelegde algemene en bijzondere voorwaarde; het hof heeft de vader voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
3.6
De rechtbank heeft bij beschikking van 6 februari 2019 bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en dat [jeugdbescherming] de vorm en frequentie van het contact tussen [minderjarige] en haar vader dient te bepalen.
3.7
Bij vonnis in kort geding van 7 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank de vader een gebiedsverbod voor de duur van een jaar opgelegd alsmede een contactverbod van een jaar, behoudens het contact met [minderjarige] via zijn advocaat en behoudens via en in aanwezigheid van hulpverlening. Aan de hiervoor genoemde verboden is een dwangsom gekoppeld.
Bij arrest van 9 juli 2019 van dit hof is het vonnis vernietigd ten aanzien van de duur van de verboden en zijn de verboden opgelegd tot 1 november 2019.
3.8
[jeugdbescherming] heeft Arkin ingezet voor het herstel van het contact tussen de vader en [minderjarige] nadat [jeugdbescherming] vanaf maart 2019 een aantal omgangsmomenten had begeleid. Dit traject is gestart op 23 mei 2019 en afgerond op 25 november 2019. In het rapport van 7 november 2019 adviseerde Arkin:

Op basis van het verloop van het huidige programma en bovenstaande observaties raden wij co-ouderschap af en adviseren wij een zakelijke omgang met minimaal contact in de communicatie tussen ouders waarbij het hoofdverblijf bij moeder is en er een bezoekregeling is met vader. Wat betreft de omgangsfrequentie denken wij dat het in het belang van het contact tussen vader en [minderjarige] is, dat zij elkaar met vaste regelmaat en structuur blijven zien. Daarnaast, met betrekking tot de plek van de overdracht, is gekozen voor school, met de stelling dat ouders zo min mogelijk contact met elkaar moeten hebben.
3.9
Op 25 november 2019 heeft Veilig Thuis aan de hulpverlening gemeld dat de moeder en [minderjarige] naar aanleiding van een directe bedreiging door de vader door de politie uit huis zijn gehaald en naar een crisisplaats zijn gebracht.
3.1
Intussen blijft de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] uitgevoerd worden en in augustus 2020 is [minderjarige] met de vader op vakantie gegaan naar Curaçao. De laatste reguliere omgang vond plaats in april 2021 (in september 2021 heeft nog een door [jeugdbescherming] begeleid contact plaatsgevonden).
3.11
Veilig Thuis is betrokken geweest na drie meldingen van de politie en heeft op 5 juli 2021 een rapportage opgesteld. Daaruit blijkt dat de vader op 21 april 2021 met agressie en in bijzijn van [minderjarige] de woning van de moeder binnenkwam. Op 30 april 2021 is de vader de woning van een vriendinnetje van [minderjarige] binnengegaan en heeft daar de moeder gebeld. Op 10 juni 2021 heeft de moeder vijf keer haar AWARE-knop ingedrukt na overtreding door de vader van zijn contactverbod.
3.12
Bij gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast van 2 en 22 mei 2021 is de vader een gebieds- en contactverbod opgelegd voor de duur van respectievelijk 14 en 83 dagen en moet hij zich laten begeleiden door de reclassering/hulpverlening.
3.13
Nadat de vader was aangehouden vanwege onder meer belaging van de moeder is de voorlopige hechtenis op 11 juni 2021 geschorst. Aan de schorsing zijn voorwaarden verbonden (die zijn gewijzigd bij beslissing van de rechter-commissaris) waaronder een gebieds- en contactverbod jegens de moeder en een verplichting voor de vader om zich aan te melden bij De Waag of een soortgelijke hulpverlener voor behandeling.
3.14
Naar aanleiding van de begeleide omgang en na overleg met Arkin heeft [jeugdbescherming] op 18 oktober 2021 de ouders geadviseerd om de omgang tussen de vader en [minderjarige] direct na de herfstvakantie volgens de oude omgangsafspraken te herstarten, te weten in de oneven weken van woensdagmiddag uit school tot donderdagmiddag naar school, en in de even weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school.
De moeder heeft geweigerd hieraan uitvoering te geven.
3.15
Bij beslissing van de rechter-commissaris van 22 november 2021 is het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de vader gewijzigd in die zin dat het contact- en gebiedsverbod in stand blijven, maar het gebiedsverbod wordt aangepast met het oog op het beroep van de vader als taxichauffeur.
3.16
Bij beschikking van 2 februari 2022 heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] beëindigd en is de moeder belast met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] . Verder is de vader het recht op omgang met [minderjarige] voor de duur van een jaar ontzegd, is de wettelijke informatieplicht ambtshalve buiten toepassing verklaard en is het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorgregeling afgewezen.
Bij beschikking van 31 januari 2023 van dit hof is de beschikking van 2 februari 2022 vernietigd voor zover daarin de wettelijke informatieplicht van de moeder buiten toepassing is verklaard. Verder heeft het hof bepaald dat de wettelijke verplichting van de moeder om de vader te raadplegen over beslissingen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] buiten toepassing blijft en is de beschikking voor het overige bekrachtigd.
3.17
De rechtbank heeft de vader op 4 augustus 2022 veroordeeld wegens handelen in strijd met een contactverbod in juni 2021, belaging in de periode van 11 oktober 2020 tot en met 15 juni 2021 en bedreiging van de moeder, meermalen gepleegd. De vader is veroordeeld tot 120 uur taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar. Daaraan zijn als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering, een verplichting van de vader zich te laten behandelen door De Waag (welke behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt) en een contactverbod met de moeder. Ook is een gebiedsverbod voor de duur van vijf jaar opgelegd voor het gebied van 500 meter rondom de woning van de moeder.
Bij arrest van 26 mei 2023 van dit hof is voornoemd vonnis vernietigd en is de vader veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd, tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de moeder zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, en een gebiedsverbod ex artikel 38v Sr voor de duur van vier jaren vanaf 4 augustus 2022.
3.18
Bij brief van 1 december 2023 heeft De Waag aan de huisarts van de vader geschreven dat de behandeling van de vader is afgesloten omdat de behandeldoelen voldoende zijn behaald. De vader is vanaf februari 2022 op de polikliniek behandeld geweest en heeft 43 therapiesessies gehad.
3.19
Op 6 maart 2024 is de vader aangehouden op verdenking van bedreiging van de moeder (via een derde) en hij heeft tot 8 maart 2024 in verzekering gezeten. De politie is een buurtonderzoek gestart. Op advies van de politie hebben de moeder en [minderjarige] tijdelijk elders verbleven.
De vader is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 december 2024 vrijgesproken.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de vader het recht op omgang met [minderjarige] ontzegd voor de duur van vijf jaar.
Deze beslissing is gegeven nadat de vader had verzocht om een zorgregeling (met opbouw) te bepalen, en de moeder daartegen verweer had gevoerd.
Het verzoek van de vader om een informatieregeling vast te stellen, is afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn verzoeken met betrekking tot de omgangsregeling en informatieregeling alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt de vader het recht op omgang met [minderjarige] te ontzeggen voor de duur van vijf jaar en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Besliskader omgangsregeling
5.1
Het hof stelt vast dat de – niet met het gezag belaste - vader in zijn inleidend verzoek vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] heeft verzocht. In beginsel heeft iedere ouder recht op omgang met zijn kind, maar de rechter kan het recht op omgang ontzeggen als zich een (of meer) van de in artikel 1:377a lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) vermelde ontzeggingsgronden voordoen. Dat kan de rechter niet ambtshalve. De ouder die het gezag uitoefent moet een daartoe strekkend verweer voeren of verzoek doen, of het kind moet van ernstige bezwaren hebben doen blijken (HR 8 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8894, NJ 2001/648). De moeder heeft in eerste aanleg verweer gevoerd, welk verweer strekte tot afwijzing van het verzoek van de vader. Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft de advocaat van de moeder verder verklaard het eens te zijn met het standpunt van de raad. Dat advies hield (onder meer) in om de vader het recht op omgang te ontzeggen. De rechtbank heeft meerdere ontzeggingsgronden aanwezig geacht en het recht op omgang voor de duur van vijf jaren ontzegd. De moeder heeft in hoger beroep het verweer gevoerd dat het recht op omgang voor de duur van vijf jaren moet worden ontzegd. Het hof dient in hoger beroep het verzoek van de vader en het verweer van de moeder (opnieuw) te beoordelen.
Standpunt van de vader
5.2
De vader stelt dat de beslissing van de rechtbank mede was gebaseerd op het advies van de raad ter zitting. Dit advies was echter niet deugdelijk, omdat het al op voorhand was opgesteld en daarin het verloop van de zitting en in aanloop daarop ingediende stukken niet waren betrokken. De vader erkent dat hij in het verleden fout heeft gehandeld en dat [minderjarige] en de moeder daarvan last hebben gehad. Onder andere dankzij de behandeling die hij (gedurende twee jaar) bij De Waag heeft gekregen, is de vader zich gaan realiseren welk effect zijn gedrag heeft gehad op de moeder en [minderjarige] . Hij stelt dan ook dat dit gedrag tot het verleden behoort. Het is daarom niet terecht dat de rechtbank heeft overwogen dat de vader geen patronen lijkt te hebben doorbroken. De vader wijst erop dat hij in de meest recente strafzaak (naar aanleiding van een incident waarbij hij zich tegenover een bekende van de moeder bedreigend zou hebben geuit jegens de moeder) is vrijgesproken. Hij ontkent verder dat hij via zijn profielfoto op WhatsApp en op sociale media boodschappen doorgeeft aan de moeder. Ook betwist hij dat hij het mailadres van de moeder heeft ingevuld op een formulier waarop hij schade aan zijn kozijnen heeft gemeld; de vader heeft die melding bij zijn verhuurder gemaakt en bij de verhuurder staat de moeder kennelijk nog genoteerd als contactpersoon zodat zij de bevestiging van de reparatie heeft ontvangen. Er wordt dus een verkeerd beeld geschetst van de vader door de moeder waarbij zij alles in zijn nadeel uitlegt. De vader stelt dat er, in ieder geval in de afgelopen jaren, geen sprake is van intieme terreur. In dat verband wijst hij ook nog op het rapport van De Waag waaruit blijkt dat het recidiverisico bij hem is verminderd. De vader werkt als taxichauffeur en hij heeft een bestendige relatie met een nieuwe partner. Er is dan ook voldoende basis om te komen tot contactherstel met [minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep heeft de vader benadrukt dat hij zijn dochter erg mist en dat hij haar graag weer wil zien en spreken.
Standpunt van de moeder
5.3
Volgens de moeder verdraait de vader de zaken, bagatelliseert hij zijn handelen en doet hij aan
victim blaming. De vader is niet leerbaar gebleken. Al acht jaar leven de moeder en [minderjarige] in grote onveiligheid vanwege de vader. Er is jarenlang bewijs dat de vader profielfoto’s plaatst die betrekking hebben op de moeder. Ook ter zitting in eerste aanleg heeft de vader alarmerende uitspraken gedaan zoals dat hij dagelijks langs de woning van de moeder en [minderjarige] komt, dat hij in een straal van 500 meter van hen wil gaan wonen en dat hij regelmatig met hun buren praat.
De moeder blijft er dan ook bij dat er geen wijziging van omstandigheden is die een herstel van de omgang rechtvaardigt. Zo ging de strafzaak over een incident op het schoolplein waarbij de vader tegen de buurvrouw van de moeder zei dat zij tegen de moeder moest zeggen dat de vader haar één dezer dagen zou gaan neersteken. De vader is daarvan vrijgesproken omdat de buurvrouw heeft verklaard dat zij zich niet meer kon herinneren wat de vader had gezegd, maar waarschijnlijker is dat zij niet meer durfde te getuigen omdat de vader haar heeft benaderd. Het incident heeft tot onrust in de buurt geleid, aangezien de politie een buurtonderzoek heeft verricht en langs de deuren ging. Dat heeft onder andere tot gevolg gehad dat de moeder door buurtgenoten wordt gemeden en dat bepaalde vriendinnetjes niet meer met [minderjarige] mogen spelen. Ook is [minderjarige] anderhalve maand onder strenge veiligheidsmaatregelen naar school gegaan.
Het reclasseringsrapport stelt de moeder niet gerust; het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op letsel (en dus geweld) ook.
Advies van de raad
5.4
De raad is naar aanleiding van de zitting bij de rechtbank in de procedure over gezag en omgang ambtshalve een raadsonderzoek gestart, leidend tot een rapport van 18 januari 2023. De raad heeft [minderjarige] ten behoeve van dat onderzoek gesproken; [minderjarige] vertelde toen contact te willen met de vader. Nu zij die wens kon uiten, was dat voor de raad een teken dat de moeder [minderjarige] niet beïnvloedt.
De wens van [minderjarige] alsmede haar recht op omgang met de vader moeten worden afgewogen tegen de betekenis die de door de vader veroorzaakte jarenlange onveiligheid heeft in haar leven. Op grond van het Verdrag van Istanbul is de overheid verplicht om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden. In dit geval is sprake van intieme terreur. [minderjarige] leeft al jaren in onveiligheid en moet worden beschermd. Die bescherming krijgt zij als er langdurig rust is. Zelfs als waar mocht zijn dat de vader zich sinds circa anderhalf jaar niet schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging, als hij volledig zou meewerken en als de reclassering zou hebben vastgesteld dat het recidiverisico laag is, dan nog zou de raad adviseren geen omgangsregeling te bepalen. [minderjarige] moet rust krijgen om zich het gevoel van veiligheid eigen te maken. Anders moet worden gevreesd dat zij in de toekomst problemen zal krijgen. Als de vader verdere schade wil voorkomen, dient hij op afstand te blijven.
De raad adviseert dan ook de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Beoordeling hof
5.5
Zoals uit de weergave van de feiten blijkt, is jarenlang sprake (geweest) van door de vader gepleegd huiselijk geweld en ernstig stalkingsgedrag. De vader is meermaals veroordeeld geweest en er loopt nog geruime tijd een gebieds- en contactverbod. De vader heeft erkend dat hij zich aan belaging en bedreiging schuldig heeft gemaakt. [1] Ook erkent hij dat niet alleen de moeder maar ook [minderjarige] daaronder te lijden heeft (gehad). [minderjarige] heeft herhaaldelijk agressie meegemaakt en structureel onveiligheid ervaren. Zo was zij thuis toen de vader de voordeur probeerde te forceren, is de vader samen met [minderjarige] een mes gaan kopen waarmee hij de voordeur van de moeder heeft bewerkt en moest [minderjarige] met de moeder naar een veilig onderkomen worden gebracht na een doodsbedreiging van de vader aan het adres van de moeder.
Ook in 2024 was nog sprake van grote onrust naar aanleiding van een incident op het schoolplein van [minderjarige] ; de moeder en [minderjarige] moesten als gevolg daarvan elders verblijven, [minderjarige] kon tijdelijk niet naar school en vervolgens ging zij onder strenge veiligheidsmaatregelen weer naar school. Dat de vader is vrijgesproken in de daarop volgende strafzaak doet niet af aan de spanning die dit alles bij [minderjarige] en de moeder opnieuw teweeg heeft gebracht.
Bovendien heeft te gelden dat ook voor zover [minderjarige] niet getuige was van geweld of dreiging, zij daarvan wel het slachtoffer is. Zij leeft al jaren met een moeder die gebukt gaat onder angst en stress, onder andere omdat de vader haar grote hoeveelheden berichten stuurde met verwijten, verwensingen en ernstige bedreigingen en bijvoorbeeld in haar trappenhuis zat te posten. [minderjarige] en de moeder hebben meer tijd nodig, zo is uit de (proces)stukken en het verhandelde ter zitting wel duidelijk geworden, om te herstellen van het opgelopen trauma.
De moeder en [minderjarige] hebben recht op veiligheid en rust, en recht op bescherming hiervan door de overheid en de rechter. Hoewel het hof ook oog heeft voor het recht van [minderjarige] en de vader op omgang met elkaar en inziet dat het uitblijven van contact met een ouder (ook) schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van een kind, is het van oordeel dat omgang in dit geval meer schade zou toebrengen gezien het hiervoor geschetste belang van [minderjarige] en haar moeder bij rust en veiligheid.
Het hof is daarom, evenals de rechtbank, van oordeel dat de omgang met de vader ernstig nadeel zou opleveren voor de ontwikkeling van [minderjarige] , dan wel dat deze anderszins in strijd is met haar zwaarwegende belangen. Dat het advies van de raad ter zitting bij de rechtbank met name was gebaseerd op de stukken in het dossier, doet hier niets aan af. Het verzoek van de vader ten aanzien van de omgang zal, in lijn met het advies van de raad, worden afgewezen en de bestreden beschikking waarin het recht op omgang is ontzegd in zoverre worden bekrachtigd.
Termijn
5.6
De rechtbank heeft het recht op omgang voor de duur van vijf jaar ontzegd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [minderjarige] en de moeder een langere termijn dan één jaar moet worden gegund om verder te herstellen van wat hen in relatie met de vader is overkomen. De gestelde termijn van vijf jaar zou echter betekenen dat er gedurende vrijwel de gehele minderjarigheid van [minderjarige] geen contact meer zou zijn met de vader. Het hof acht dit, gelet op de waarborgen in artikel 8 EVRM, een te ver strekkende beslissing. [minderjarige] maakt in de komende jaren nog een belangrijk deel van haar ontwikkeling door en op voorhand valt niet te zeggen of de vader daarin nog een rol kan spelen. Ook de mening van [minderjarige] zelf gaat, naarmate zij ouder wordt, zwaarder meewegen. Het hof ziet dan ook aanleiding het recht op omgang te ontzeggen voor de duur van twee jaar, ingaande de dag van deze beschikking.
Informatieregeling
5.7
De vader heeft ook een grief gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek om een informatieregeling vast te stellen. Als de omgang niet wordt hersteld, is een dergelijke regeling voor hem de enige manier om nog iets te vernemen van [minderjarige] . Hij zal daarvan geen misbruik maken.
De moeder heeft verweer gevoerd.
5.8
Het hof zal de beschikking waarvan beroep op dit punt bekrachtigen. Net als de rechtbank is het hof zich bewust van het belang dat de vader heeft bij informatie, vooral nu er geen omgang is tussen hem en [minderjarige] . Invoelbaar is dat de vader, die zijn dochter al vier jaar niet heeft gezien, op zijn minst op de hoogte wil worden gehouden van de ontwikkeling van [minderjarige] . Anders dan het hof in de beschikking van 31 januari 2023 heeft overwogen, is het hof van oordeel dat de moeder nu geen informatieplicht kan worden opgelegd. Het hof schaart zich daarbij achter het advies van de raad, die ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht dat elke informatie, gezien de achtergrond van deze zaak, in het bijzonder de ernst en de duur van de belaging en het trauma dat het heeft veroorzaakt, een aanzet kan geven tot hernieuwde aandacht van de vader en kan leiden tot onveiligheid voor [minderjarige] en de moeder. De vader zal eerst moeten laten zien dat hij langdurig in staat en bereid is [minderjarige] en de moeder met rust te laten en afstand te houden. Daarbij komt dat het verstrekken van de informatie door de moeder al kan leiden tot onrust. Ook als de moeder de vader alleen zou informeren over aangelegenheden die al zijn afgerond, weegt de onrust die dat mogelijk teweeg brengt niet op tegen het recht van de vader om te worden geïnformeerd.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij de vader het recht op omgang met [minderjarige] voor de duur van vijf jaar is ontzegd en in zoverre opnieuw rechtdoende:
ontzegt de vader het recht op omgang met [minderjarige] voor de duur van twee jaren met ingang van heden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.M.I. Vink, in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 13 mei 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.

Voetnoten

1.pleitnota randnummer 2.