ECLI:NL:GHAMS:2025:1265

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
200.337.837/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over schadevergoeding en terugbetaling in arbeidsrelatie na tekortkoming in raamovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellanten c.s.], bestaande uit [appellant sub 1] V.O.F. en haar vennoten [appellant sub 2] en [appellant sub 3], tegen [X] B.V. De appelanten hebben arbeidskrachten geleverd voor projecten van [X] B.V. en stellen dat [X] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten raamovereenkomst. Dit tekortschieten bestond uit het in dienst nemen van drie arbeidskrachten direct na de inleenperiode, wat in strijd is met de afspraken in de raamovereenkomst. De schade die [appellanten c.s.] hierdoor heeft geleden, bestaande uit de marge op de inleen van de arbeidskrachten, mocht zij verrekenen met een bedrag dat [X] aan haar dubbel had betaald. Het hof oordeelt dat [X] onrechtmatig heeft gehandeld door de timmerlieden in dienst te nemen en dat [appellanten c.s.] recht heeft op schadevergoeding. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellanten c.s.] toe, met uitzondering van een deel van de vordering tot schadevergoeding. De kosten van de procedure worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.337.837/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10314238 /CV EXPL 23-1771
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 mei 2025
inzake

1.[appellant sub 1] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

2. [appellant sub 2] ,

wonende te [plaats A] ,

3. [appellant sub 3] ,

wonende te [plaats A] ,
appellanten,
voorheen advocaat: mr. K. Vriend te Hoorn,
tegen
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.T. Somohardjo te Amsterdam.
Appelanten worden hierna afzonderlijk [appellant sub 1] , [appellant sub 2] en [appellant sub 3] genoemd en gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) [appellanten c.s ] ..
Geïntimeerde wordt hierna [X] genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellanten c.s ] . heeft arbeidskrachten geleverd voor projecten van [X] . [X] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten raamovereenkomst door drie arbeidskrachten direct aansluitend op de inleenperiode in dienst te nemen. De schade die [appellanten c.s ] . hierdoor heeft geleden – bestaande uit de marge op de inleen van de arbeidskrachten – mocht zij verrekenen met een bedrag dat [X] aan haar dubbel had betaald. Daarna resteert nog een bedrag dat [appellanten c.s ] . aan [X] terug moet betalen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten c.s ] . is bij dagvaarding van 19 januari 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 27 oktober 2023 van de kantonrechter in Amsterdam, [appellant sub 3] bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [X] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellanten c.s ] . als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Bij arrest van 12 maart 2024 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Op verzoek van partijen is hiervan afgezien.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met één productie
- memorie van antwoord, met twee producties
- akte uitlating producties van [appellanten c.s ] .
- antwoordakte van [X] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten c.s ] . heeft [appellant sub 3] het aanvoeren van vijf grieven geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van [X] zal afwijzen en [X] zal veroordelen tot betaling van:
  • € 15.904,00, althans € 11.984,00, althans € 1.424,00 voor zover het beroep op verrekening wordt gehonoreerd;
  • dan wel € 19.600,00, althans € 15.680,00, althans € 5.120,00 als het beroep op verrekening niet wordt gehonoreerd,
en tot terugbetaling van het bedrag dat [appellanten c.s ] . heeft betaald op grond van het bestreden vonnis (€ 5.820,33 voor het geval het beroep op verrekening wordt gehonoreerd en € 1.696,96 voor het geval het door [appellanten c.s ] . gedane beroep op verrekening niet wordt gehonoreerd), met veroordeling van [X] in de kosten van het geding in beide instanties.
[X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellanten c.s ] . in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft niet [appellant sub 3] een apart kopje maar in de beoordeling van het bestreden vonnis feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
[appellant sub 1] drijft een onderneming in de uitzendbranche en [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn haar vennoten. [appellanten c.s ] . heeft timmerlieden geleverd voor bouwprojecten van [X] .
3.2.
In de loop van de samenwerking heeft op 22 oktober 2020 een medewerker van [X] aan [appellanten c.s ] . een e-mail gestuurd, waarin [appellant sub 3] meer staat:

Als bijlage vindt u onze raamovereenkomst + werkopdrachten voor project 95 woningen [A-straat] te [plaats B] (…)
3.3.
In de aan [appellanten c.s ] . verstuurde raamovereenkomst staat [appellant sub 3] meer:

Artikel 11 Overige verplichtingen van Inlener
(…)
2. Het is Inlener gedurende de in artikel 5.2 genoemde inleenperiode of indien de inleenperiode korter heeft geduurd, voor een periode van drie (3) maanden na afloop van de inleenperiode, niet toegestaan een arbeidsverhouding aan te gaan met de desbetreffende Arbeidskracht, tenzij Partijen schriftelijk anders zijn overeengekomen.
(…)
Artikel 14 Duur van de Overeenkomst
(…)
4. Met het ondertekenen van deze Overeenkomst vervallen eventueel alle eerdere raamovereenkomsten tussen Uitlener en Inlener en gaan over in deze Overeenkomst.
5. Deze Overeenkomst met de daaraan gehechte bijlagen bevat alle afspraken die tussen Partijen zijn gemaakt en wijzigingen en/of aanvullingen op deze Overeenkomst zijn slechts geldig als deze zijn neergelegd in een door Uitlener en Inlener getekend stuk.
3.4.
Op 14 december 2020 heeft een medewerker van [X] [appellant sub 3] een Whatsapp-bericht gestuurd, waarin [appellant sub 3] meer staat:

Hebben we vandaag de inleencontracten retour?
3.5.
Na het einde van de inleningsperiode heeft [X] direct aansluitend drie door [appellanten c.s ] . aan haar uitgeleende timmerlieden in dienst genomen. Eén daarvan is zes weken in dienst gebleven bij [X] , de andere twee (meer dan) één jaar.
3.6.
[X] heeft een bedrag van € 3.696,00 dubbel aan [appellanten c.s ] . overgemaakt.

4.Eerste aanleg

4.1.
[X] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [appellanten c.s ] . te veroordelen tot betaling van € 3.696,00 aan hoofdsom en € 762,38 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over beide bedragen vanaf 20 september 2022 tot de voldoening, met veroordeling in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[appellanten c.s ] . heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [X] te veroordelen aan haar te betalen € 15.904,00 voor het geval het beroep op verrekening slaagt, dan wel € 19.600,00 als het beroep op verrekening faalt, met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure met nakosten en rente.
4.3.
De kantonrechter heeft [appellanten c.s ] . in conventie veroordeeld tot betaling van
€ 3.696,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling en tot betaling van € 494,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling en heeft de vorderingen van [appellanten c.s ] . in reconventie afgewezen, met hoofdelijke veroordeling van [appellanten c.s ] . in de kosten in conventie en reconventie en de nakosten.
4.4.
De kantonrechter heeft [appellanten c.s ] . in conventie veroordeeld tot betaling van € 3.696,00, omdat partijen het erover eens waren dat [X] dat bedrag teveel had betaald. De kantonrechter heeft de vordering van [appellanten c.s ] . in reconventie afgewezen, omdat de kantonrechter heeft vastgesteld dat geen boetebeding is overeengekomen. Vastgesteld is dat partijen op 15 oktober 2020 een raamovereenkomst hebben gesloten waarmee de eerdere overeenkomsten tussen partijen en de algemene voorwaarden van [appellanten c.s ] . zijn vervallen en dat daarna niet per arbeidskracht individuele overeenkomsten zijn gesloten met boetebedingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het in dienst nemen van de ingeleende timmerlieden ook niet kan worden gekwalificeerd als onrechtmatige daad.

5.Beoordeling

Alleen de raamovereenkomst is van toepassing
5.1.
Tussen partijen is in geschil wat ze zijn overeengekomen over het in dienst nemen van door [appellanten c.s ] . ter beschikking gestelde timmerlieden na afloop van de inleenperiode.
5.2.
[X] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat partijen de raamovereenkomst hebben gesloten een exemplaar van die overeenkomst met handtekeningen overgelegd. [appellant sub 3] heeft de aan hem bij e-mail van 22 oktober 2020 gestuurde documenten – waaronder de raamovereenkomst – op 14 december 2020 per e-mail ondertekend retour gestuurd volgens [X] . Zij heeft de e-mail van [appellant sub 3] overgelegd (met de internetheaders van het .eml-bestand) en daaruit blijkt dat bij de e-mail een document zit genaamd “Document – 14 Dec 2020”, ingescand met het programma TurboScan. Volgens [X] is dat ( [appellant sub 3] meer) de door [appellanten c.s ] . ondertekende raamovereenkomst.
[appellanten c.s ] . heeft betwist dat [appellant sub 3] de raamovereenkomst heeft getekend en daartoe aangevoerd dat hij zich dit niet kan herinneren en dat hij de e-mail van 14 december 2020 niet in zijn mailbox kan terugvinden.
5.3.
Het hof is van oordeel dat [appellanten c.s ] . aldus de onderbouwde stelling van [X] dat partijen de raamovereenkomst hebben gesloten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het had op de weg van [appellanten c.s ] . gelegen om tenminste aan te geven hoe [appellant sub 3] heeft gereageerd op de door [X] toegestuurde raamovereenkomst én de werkdocumenten en op de Whatsapps die [X] daarna als reminder heeft gestuurd. Het hof gaat er dus vanuit dat de raamovereenkomst tussen partijen geldt.
5.4.
In artikel 14 [appellant sub 3] 4 van de raamovereenkomst is opgenomen dat met het ondertekenen van de raamovereenkomst ‘alle eerdere raamovereenkomsten’ overgaan in deze raamovereenkomst. Van eerdere raamovereenkomsten was geen sprake. Voor zover de eerder door partijen gesloten overeenkomsten niet [appellant sub 3] lid 4 van artikel 14 van de raamovereenkomst kunnen worden begrepen – zoals [appellanten c.s ] . heeft betoogd – vallen deze eerdere overeenkomsten wel [appellant sub 3] lid 5 van artikel 14. Daarin is bepaald dat de raamovereenkomst alle afspraken tussen partijen omvat. Dat betekent dat eerdere overeenkomsten met de bijbehorende algemene voorwaarden niet meer van toepassing zijn. Gesteld noch gebleken is dat er na de raamovereenkomst nog andere overeenkomsten tussen partijen zijn gesloten.
[X] mocht de ingehuurde timmerlieden niet in dienst nemen
5.5.
Niet ter discussie staat dat [X] heeft gehandeld in strijd met artikel 11 [appellant sub 3] 2 van de raamovereenkomst door aansluitend aan de inleenperiode met drie timmerlieden van [appellanten c.s ] . een arbeidsverhouding aan te gaan. Dit mocht [X] gedurende drie maanden na afloop van de inleenperiode niet en heeft zij toch gedaan.
5.6.
[X] meent dat zij de verplichting op grond van artikel 11 [appellant sub 3] 2 van de raamovereenkomst mocht opschorten, omdat [appellanten c.s ] . in verzuim was komen te verkeren door in de loop van het project te dreigen geen arbeidskrachten meer te leveren als [X] niet met hogere tarieven zou instemmen. Zelfs als het gestelde dreigement heeft plaatsgevonden, creëert dat naar het oordeel van het hof nog geen opschortingsbevoegdheid voor [X] . Artikel 11 [appellant sub 3] 2 bevat namelijk niet een verplichting voor [X] om te doen, maar om na te laten en die kan niet worden opgeschort. Er is immers geen mogelijkheid voor [X] meer om alsnog na te komen wanneer [appellanten c.s ] . het eventuele verzuim heeft opgeheven.
5.7.
Dit betekent dat [X] zonder goede reden de afspraak om drie maanden geen ingeleende arbeidskrachten in dienst te nemen heeft overtreden. Daar is in de raamovereenkomst geen boetebeding op gesteld, maar [X] is op grond van de wet wel schadeplichtig. Dit betekent dat het hof niet meer toekomt aan de vraag of [X] onrechtmatig heeft gehandeld (onderwerp van grief 2).
Omvang van de schade
5.8.
[appellanten c.s ] . heeft gesteld dat de marge die zij heeft misgelopen doordat de drie timmerlieden direct bij [X] in dienst zijn getreden € 4,00 per uur bedraagt. [X] heeft dit betwist en bedragen van € 1,00 á € 2,50 per uur genoemd.
Het hof zal uitgaan van een bedrag van € 2,50 per uur. Dit is het bedrag dat [appellant sub 3] blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg zelf heeft genoemd. In dat proces-verbaal is immers opgenomen: ‘
Als we die WhatsAppjes doornemen, dan lijkt het erop dat dit project kennelijk een marge van € 2,50 had. Dat is ook de marge die mijn advocaat in zijn pleitnota aanhoudt.’ De advocaat van [appellanten c.s ] . heeft dit bedrag in zijn pleitnota voor de mondelinge behandeling als subsidiair bedrag genoemd en in zijn akte na de zitting er ook nog op gewezen dat dit niet zijn primaire, maar subsidiaire standpunt is. Het hof ziet echter geen enkele onderbouwing dat de marge hoger is dan € 2,50 per uur. De marge van € 2,50 per manuur heeft [X] zelf ook genoemd als mogelijkheid en daarmee heeft zij die marge dus niet (gemotiveerd) betwist.
5.9.
Dit betekent dat de schade van [appellanten c.s ] . € 3.200,00 bedraagt. Het gaat immers om één timmerman die zes weken voor [X] heeft gewerkt en twee timmerlieden die daar in ieder geval dertien weken hebben gewerkt (de maximale termijn dat [X] de timmerlieden niet in dienst mocht nemen op grond van artikel 11 [appellant sub 3] 2 van de raamovereenkomst). In totaal gaat het dus om 32 weken. Dat staat gelijk aan 1280 uren (32 x 40 uur) maal € 2,50 marge is € 3.200,00 schade. In zoverre slaagt dan ook de derde grief van [appellanten c.s ] .
De uitkomst
5.10.
[appellanten c.s ] . mocht haar schade daarom verrekenen met het door [X] dubbel betaalde bedrag van € 3.696,00. In zoverre slaagt de vierde grief van [appellanten c.s ] . Dit betekent dat [appellanten c.s ] . nog een bedrag van € 496,00 aan [X] terug diende te betalen. In het bestreden vonnis is de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag toegewezen vanaf 20 september 2022. Hiertegen is niet gegriefd, zodat de wettelijke rente over € 496,00 vanaf die dag tot de voldoening verschuldigd is.
5.11.
De vijfde grief richt zich tegen de toegewezen buitengerechtelijke incassokosten.
De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het hof stelt vast dat [X] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Een enkele brief volstaat, anders dan [appellanten c.s ] . betoogt. Het in het bestreden vonnis toegewezen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief, omdat de hoofdsom die [appellanten c.s ] . aan [X] verschuldigd is door verrekening van de schade lager is. Het hof zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 74,40.
In het bestreden vonnis is de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen vanaf 23 januari 2023. Hiertegen is niet gegriefd, zodat de wettelijke rente over
€ 74,40 vanaf die dag tot de voldoening verschuldigd is.
5.12.
Het bestreden vonnis zal aldus worden vernietigd. Gelet op deze uitkomst ziet het hof aanleiding de kosten van de procedure in eerste aanleg zowel in conventie als in reconventie te compenseren. [X] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [appellanten c.s ] . in hoger beroep.
Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- explootkosten € 112,37
- griffierecht € 2.175,00
- salaris advocaat € 1.214,00 (tarief II, 1 punt)
totaal € 3.501,37
5.13.
[appellanten c.s ] . heeft gevorderd dat [X] haar moet terugbetalen wat zij uit hoofde van het bestreden vonnis aan [X] heeft voldaan, te weten een bedrag van € 5.820,33. Het staat niet ter discussie dat [appellanten c.s ] . dit bedrag heeft betaald. Daarom zal de vordering tot terugbetaling worden toegewezen.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellanten c.s ] . hoofdelijk tot betaling aan [X] van € 496,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2022 tot de dag van voldoening;
veroordeelt [appellanten c.s ] . hoofdelijk tot betaling aan [X] van € 74,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt [X] tot terugbetaling van € 5.820,33 aan [appellanten c.s ] .;
bepaalt dat partijen in eerste aanleg zowel in conventie als in reconventie hun eigen proceskosten dragen en veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellanten c.s ] . vastgesteld op € 3.501,37;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, I.A. van der Burg en K.G.F. van der Kraats en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.