In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal in vereniging van een telefoon van een slapende persoon, [slachtoffer], op 30 juni 2024. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte, [medeverdachte], samenwerkten bij de diefstal. De verdachte zat aan de rechterzijde van het slapende slachtoffer, terwijl de medeverdachte aan de linkerzijde zat en de telefoon wegnam. De verdachte heeft de telefoon vervolgens in handen gehad, wat door camerabeelden is bevestigd. Het hof oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, en het hof heeft deze straf bevestigd, waarbij het ook rekening hield met de kwetsbare positie van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest.