ECLI:NL:GHAMS:2025:1295

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
23-002864-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake mishandeling en poging tot zware mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten tegen zijn levensgezel, waaronder mishandeling en poging tot zware mishandeling. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan met een lege wijnfles, het uitdrukken van brandende sigaretten op de huid van de benadeelde en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten, waarbij de relatie met de benadeelde als levensgezel werd erkend. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 12 maanden, met de toevoeging van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, die leed aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis en alcoholproblematiek. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof een bedrag van €3.500,00 heeft vastgesteld voor immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak van bescherming van slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002864-23
datum uitspraak: 13 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2023 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-234983-22 (hierna: zaak A) en 13-032887-23 (hierna: zaak B) en 13-218001-22 (hierna zaak C), alsmede 13-010631-20 (TUL) en 23-001901-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) op/tegen haar linker elleboog, althans op/tegen haar lichaam, heeft geschopt en/of
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) aan haar haren, althans aan haar hoofd, heeft getrokken en/of
- voornoemde [benadeelde] (met kracht) op/tegen haar linkerwang en/of op/tegen haar kaak, althans op/tegen haar hoofd, heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [benadeelde] , heeft mishandeld door
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) op/tegen haar linker elleboog, althans op/tegen haar lichaam, te schoppen en/of
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) aan haar haren, althans aan haar hoofd, te trekken en/of
- voornoemde [benadeelde] (met kracht) op/tegen haar linkerwang en/of op/tegen haar kaak, althans op/tegen haar hoofd, te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 10 september 2022 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [benadeelde] (met kracht) op/tegen haar rechteroog, althans op/tegen haar gezicht en/of hoofd, heeft geslagen/gestompt en/of
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) op/tegen haar linkerarm, althans op/tegen haar lichaam, heeft geslagen/gestompt en/of
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) met een in een deken gewikkelde lege fles wijn, althans een stomp/scherp voorwerp, op/tegen haar hoofd, althans op/tegen haar lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 10 september 2022 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [benadeelde] , heeft mishandeld door
- voornoemde [benadeelde] (met kracht) op/tegen haar rechteroog, althans op/tegen haar gezicht en/of hoofd, te slaan/stompen en/of
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) op/tegen haar linkerarm, althans op/tegen haar lichaam, te slaan/stompen en/of
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) met een in een deken gewikkelde lege fles wijn, althans een stomp/scherp voorwerp, op/tegen haar hoofd, althans op/tegen haar lichaam, te slaan;
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) in/op/tegen haar gezicht, althans op/tegen haar hoofd, te slaan/stompen en/of
- voornoemde [benadeelde] een of meermalen (met kracht) op/tegen haar be(e)n(en), althans op/tegen haar (onder)lichaam, te schoppen/trappen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) in/op/tegen haar gezicht, althans op/tegen haar hoofd, te slaan/stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij haar polsen, althans bij haar lichaam, te pakken/grijpen en/of - (vervolgens) de polsen en/of handen van voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) in/tegen haar baarmoeder, althans in/tegen haar buik, te duwen;
Zaak B:
hij in of omstreeks de periode van 24 maart 2022 tot en met 15 september 2022 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- voornoemde [benadeelde] meermalen (met kracht) (met een scherp/stomp voorwerp) op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of
- voornoemde [benadeelde] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, heeft geschopt en/of
- voornoemde [benadeelde] meermalen (met kracht) aan haar haren, althans aan haar hoofd, heeft getrokken en/of
- meermalen een brandende sigaret op een of meerdere be(e)n(en) en/of een of meerdere arm(en) van voornoemde [benadeelde] heeft uitgedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 24 maart 2022 tot en met 15 september 2022 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [benadeelde] , heeft mishandeld door
- voornoemde [benadeelde] meermalen (met kracht) (met een scherp/stomp voorwerp) op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of
- voornoemde [benadeelde] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te schoppen en/of
- voornoemde [benadeelde] meermalen (met kracht) aan haar haren, althans aan haar hoofd, te trekken en/of
- meermalen een brandende sigaret op een of meerdere be(e)n(en) en/of een of meerdere arm(en) van voornoemde [benadeelde] uit te drukken;
Zaak C:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te Amstelveen, althans in Nederland, (in café [naam café ] , gelegen aan de [adres 2] ) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door over een pistool te spreken en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "ik heb twaalf kogels en voor ieder één" (waarbij hij, verdachte, naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer anderen in dat café wees en/of ‘jij, jij en jij’ riep), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te Amstelveen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen de kaak, althans tegen het gezicht te slaan, althans te stompen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft overeenkomstig haar schriftelijke requisitoir gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor hetgeen is tenlastegelegd in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3, in zaak B primair en in zaak C onder 1 en 2.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in zaak A onder feit 2 primair, feit 3 en in zaak B primair tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat in zaak A feit 2 primair niet kan worden bewezen dat de verdachte de aangeefster met een lege wijnfles op het hoofd heeft geslagen, omdat de verklaring van de aangeefster op dit onderdeel onvoldoende steun vindt in de letselverklaring van drs. J.A. Kortmann van 3 november 2022 en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] . Wat betreft het in zaak A onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] geen steun vindt in ander bewijs en dat de verklaring van de aangeefster [benadeelde] onduidelijk is gelet op haar bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring. Ten aanzien van zaak B primair heeft de raadsman aangevoerd dat ook hier geen sprake is van poging tot zware mishandeling, omdat de verklaring van de aangeefster wat betreft het slaan met een fles tegen het hoofd en het trappen tegen het hoofd onvoldoende steun vindt in ander bewijs. Dit geldt ook voor de verdenking dat de verdachte brandende sigaretten op armen en/of benen van de aangeefster heeft uitgedrukt. Volgens de verdachte heeft de aangeefster dit zelf gedaan. Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat waar dat is ten laste gelegd, de verdachte moet worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat de aangeefster [benadeelde] zijn levensgezel was, omdat geen sprake was van een relatie die wat betreft hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners.
Het hof overweegt als volgt.
Zaak A
Feit 1
Het hof acht op grond van de gebruikte bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte de aangeefster op 15 september 2022 met kracht tegen het lichaam heeft geschopt, aan haar haren heeft getrokken en tegen haar linkerwang heeft gestompt. Voornoemde gedragingen leveren geen poging tot zware mishandeling op, zodat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. De onder 1 subsidiair tenlastegelegde mishandeling acht het hof wel bewezen.
Feit 2
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Uit de aangifte van [benadeelde] blijkt dat de verdachte met zijn rechtervuist een klap op het rechteroog van de aangeefster heeft gegeven. De verdachte wilde vervolgens uithalen naar haar linkeroog, maar dat lukte niet doordat de aangeefster haar linkerarm voor haar gezicht hield. Vervolgens heeft de verdachte een lege wijnfles gepakt, deze in een deken gewikkeld en de aangeefster hiermee meerdere malen met kracht op haar hoofd geslagen. De aangeefster heeft op 15 september 2022 meermalen tegen verbalisant [verbalisant 1] gezegd dat zij al een paar dagen erg misselijk en duizelig was. Daarnaast heeft ze tegen deze verbalisant gezegd dat ze niet goed ziet met haar rechter oog. De verklaring van de aangeefster vindt steun in de bevindingen van drs. J.A. Kortmann en het door hem geconstateerde letsel, zoals beschreven in diens letselrapportage van 3 november 2022. Voorts blijkt uit de brief van de spoedeisende hulp van 15 september 2022 dat sprake was van een zwelling op het hoofd van de aangeefster. Op de foto bij de genoemde letselrapportage van Kortmann is ook een blauw oog waarneembaar en wordt een genezende huidbeschadiging met korstvorming op het hoofd beschreven. Ook de verbalisanten hebben dit letsel waargenomen bij de aangeefster. Zo heeft verbalisant [verbalisant 1] op 15 september 2022 een bult op haar hoofd, ter hoogte van haar oor, gevoeld en heeft hij een dichte wond met oud bloed op haar achterhoofd gezien. In de aangifte van16 september 2022 hebben verbalisanten gerelateerd dat zij (onder meer) een blauw rechteroog hebben waargenomen. Verder heeft de behandelend arts-assistent E.L. Tan de aangeefster meegedeeld dat zij op dat moment waarschijnlijk een flinke hersenschudding had.
Het meermalen met kracht met een hard voorwerp slaan op een vitaal lichaamsdeel als het hoofd kan naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel - waarvan hier niet is gebleken - niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Ook acht het hof bewezen dat de verdachte de aangeefster tegen haar rechteroog en linkerarm heeft gestompt en haar met een, in een deken gewikkelde, lege wijnfles tegen haar hoofd heeft geslagen. Het op deze wijze slaan met een lege wijnfles kwalificeert het handelen van de verdachte als een poging tot zware mishandeling. Dat de fles in een de deken was gewikkeld, maakt dat niet anders. Bovendien wordt in de genoemde stukken gesproken over een hersenschudding bij de aangeefster en een zwelling op haar hoofd. De overige bewezenverklaarde gedragingen maken onderdeel uit van het samenstel van de geweldshandelingen.
Feit 3
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt het hof dat kan worden bewezen dat de verdachte de aangeefster [benadeelde] heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan. Haar aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [slachtoffer 1] .
Zaak B
Het hof acht de primair tenlastegelegde geweldshandelingen bewezen op basis van de gebruikte bewijsmiddelen. Het hof gaat, als desgevraagd de advocaat-generaal, uit van het slaan met de in een deken gewikkelde fles als onderdeel van de tenlastelegging, waar wordt gesproken over het met kracht met een stomp voorwerp tegen het hoofd slaan. Dat betekent dat met betrekking tot het slaan met een stomp voorwerp op het hoofd sprake is van een eendaadse samenloop.
Ten aanzien van het uitdrukken van een brandende sigaret op de armen en benen van de aangeefster wijst het hof op de brief van 15 september 2022 van het Ziekenhuis Amstelland waarbij op de gehele onderarmen en –benen van de aangeefster kleine cirkelvormige brandwonden zijn aangetroffen, deels van oudere datum en deels wat meer open. De wat meer open en daarmee recentere brandwonden ondersteunen de verklaring van de aangeefster dat de verdachte gedurende de tenlastegelegde periode meerdere malen een brandende sigaret op haar armen en benen heeft uitgedrukt.
Ten aanzien van de vraag of het uitdrukken van een brandende sigaret op armen en benen van de aangeefster een poging tot zware mishandeling oplevert, overweegt het hof dat, uit recente foto’s die door haar advocaat zijn ingebracht, blijkt dat nog steeds sprake is van littekens op haar armen en benen. Het is algemeen bekend dat brandwonden tot blijvend letsel kunnen leiden, in het bijzonder in de vorm van ontsieringen aan het lichaam. Bovendien kan voor brandwonden medisch ingrijpen noodzakelijk zijn. Verdachte heeft meermalen bewust brandwonden veroorzaakt door sigaretten op de armen en benen van de aangeefster uit te drukken en aldus op lichaamsdelen die niet zelden zichtbaar zijn. Gezien de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zoals is tenlastegelegd in zaak B primair. Met betrekking tot het slaan met een stomp voorwerp op het hoofd van de aangeefster verwijst het hof naar wat het hierboven heeft overwogen in zaak A onder 2. Dit geldt ook voor het met kracht schoppen tegen het hoofd.
Is sprake van de strafverzwarende omstandigheid «levensgezel»?
De toelichting bij de nota van wijziging bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 22 december 2005, Stb. 2006, 11 (Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de Wegenverkeerswet 1994, in verband met de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima) houdt onder meer in:
“Met het begrip «levensgezel» wordt aangesloten bij de algemene aanwijzingen voor de regelgeving (AR 72a), waarin dit begrip is aangewezen voor twee meerderjarigen die, anders dan als elkaars echtgenoot, «met elkaar een nauwe persoonlijke betrekking onderhouden». Het begrip komt momenteel in ongeveer tien andere wetten voor – onder andere in het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Faillissementswet en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens -, vaak naast de begrippen echtgenoot en geregistreerde partner.
Bij de beoordeling of sprake is van een «levensgezel» zijn de volgende aspecten van belang:
- of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding;
- de duur van de gemeenschappelijke huishouding;
- of er een relatie van affectieve aard is, en met name
- of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
Doorslaggevend is in het begrip «levensgezel» evenwel, als gezegd, de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.”
(Kamerstukken II 2002/03, 28 484, nr. 5, p. 5).
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting komt naar voren dat de verdachte en de aangeefster sinds 24 maart 2022 een relatie hadden en na een maand zijn gaan samenwonen en sindsdien (bijna) elke dag samen zijn geweest. De relatie duurde in totaal ongeveer 6 maanden. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij de aangeefster is ingetrokken en heeft in hoger beroep verklaard dat hij mevrouw [slachtoffer 1] heeft weggestuurd uit het huis. Het hof maakt hieruit op dat de verdachte in het huis van [benadeelde] woonde en zich daar als bewoner met zeggenschap gedroeg. Ook noemt de verdachte [benadeelde] zijn vriendin en later zijn ex-vriendin. Uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat de verdachte altijd geld van haar wilde lenen en dat zij maandelijks ongeveer € 500,00 aan hem overmaakte. Verder volgt uit de verklaring van de aangeefster dat zij en de verdachte altijd bij zijn ouders moesten eten omdat zij maandelijks niet rondkwamen.
Onder deze omstandigheden kan worden aangenomen dat in de bewezenverklaarde periode tussen de verdachte en de aangeefster sprake was van een dusdanig nauwe persoonlijke betrekking van een zekere duur en hechtheid, dat de aangeefster was aan te merken als levensgezel van de verdachte in de zin van artikel 304 Sr. Dat de relatie tussen de verdachte en de aangeefster in die periode een aantal keren, telkens voor korte duur, is verbroken, doet daar niet aan af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
1. subsidiair
hij op 15 september 2022 te Amstelveen, zijn levensgezel, [benadeelde] , heeft mishandeld door
- [benadeelde] meermalen met kracht tegen haar lichaam te schoppen en
- [benadeelde] met kracht aan haar haren te trekken en
- [benadeelde] met kracht tegen haar linkerwang te stompen.
2. primair
hij op 10 september 2022 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- [benadeelde] met kracht op/tegen haar rechteroog heeft gestompt en
- [benadeelde] met kracht tegen haar linkerarm heeft gestompt en
- [benadeelde] meermalen (met kracht met een in een deken gewikkelde lege fles wijn op/tegen haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op 11 mei 2022 te Amstelveen zijn levensgezel, [benadeelde] , heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] tegen haar gezicht te slaan.
Zaak B:
hij in de periode van 24 maart 2022 tot en met 15 september 2022 te Amstelveen en Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- [benadeelde] meermalen met kracht met een stomp voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen en
- [benadeelde] met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en
- meermalen een brandende sigaret op benen en armen van voornoemde [benadeelde] heeft uitgedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak C:
1.
hij op 28 augustus 2022 te Amstelveen in café [naam café 1] , gelegen aan de [adres 2] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door over een pistool te spreken en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "ik heb twaalf kogels en voor ieder één" waarbij hij, verdachte, naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in dat café wees en ‘jij, jij en jij’ riep, althans woorden van gelijke dreigende aard.
2.
hij op 28 augustus 2022 te Amstelveen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht tegen het gezicht te slaan.
Hetgeen in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3, in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de zaken A onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en zaak B primair:

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022195404-23 van 16 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina's 3-6.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [benadeelde] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van mishandelingen tijdens mijn relatie met [verdachte] .
Sinds 24 maart 2022 heb ik een relatie met [verdachte] . [verdachte] is direct bij mij ingetrokken in mijn woning aan de [adres 3] . Ongeveer een maand in onze relatie merkte ik veranderingen in zijn stemming. We hadden een keer een woordenwisseling op straat en dan hoorde ik dat hij zijn stem verhief waarop ik dan ook mijn stem verhief. Uit het niets gaf hij mij toen een harde schop tegen één van mijn schenen. Dit soort dingen gebeurde regelmatig. Tijdens dit soort discussies ben ik elke keer fysiek aangevallen. Voorbeelden hiervan zijn sigaretten uitdrukken op mijn arm en been. Hier heb ik ook littekens van. Hij heeft mij herhaaldelijk geslagen en aan mijn haren getrokken. Hierdoor heb ik kale plekken op mijn hoofd.
(…)
Ik heb ongeveer 500,00 euro per maand aan hem gegeven. In de zes maanden dat ik met hem was is het ongeveer 3.000,00 euro geleend aan hem. Ik kwam daardoor ook maandelijks niet rond. Wij moesten dan ook altijd bij zijn ouders eten. (…)
Op woensdag 14 september 2022 omstreeks 22:00 uur waren [verdachte] en ik in mijn woning. We hebben de hele nacht wijn en wodka gedronken. Omstreeks 06:00 uur begon ik te huilen, ik was dronken en werd emotioneel. Hij vroeg mij waarom ik huilde. Ik zei hem dat er niets was en dat hij mij even moest laten huilen. Ik zag en merkte dat hij hierdoor geïrriteerd werd. Hij dwong mij om hem te vertellen wat er aan de hand was. Hij bleef tegen mij zeggen "vertel het, vertel het mij". Ik zat gewoon op de bank en ik zag dat hij opstond en voor mij ging staan. Ik zag dat hij zijn rechterbeen naast mij op de bank zette, waardoor hij mij blokkeerde. Ik zag dat hij met een dreigende houding voor mij stond en met zijn rechter gebalde vuist, ik was bang voor hem. Ik hoorde dat hij bleef zeggen "vertel het mij". Ik wilde het nog steeds niet vertellen, ik zei tegen hem "sla mij alsjeblieft niet". Ik zag dat hij weer naast mij ging zitten op de bank. Ik hoorde dat hij zei "nee ik sla je niet". Ik zag dat hij weer rustig werd. Hij bleef maar aandringen bij mij om het te vertellen, ik wilde het nog steeds niet vertellen. Dat heb ik hem ook gezegd. Na een tijdje stond hij weer op en ging hij in dezelfde dreigende houding voor mij staan. Ik zag dat hij met zijn rechterbeen mij schopte. Ik voelde dat ik drie harde schoppen tegen mijn linker elleboog kreeg. Ik had mijn linkerarm voor mijn gezicht om mijn gezicht te beschermen. Hij trok aan mijn haren. Ik zag dat hij weer rustig werd, en vervolgens opnieuw uit het niets boos werd. Omstreeks 12:00 uur zette hij ineens een nummer van Michael Jackson op, ging hij voor mij staan en maakte hij vechtende bewegingen naar mij. Dit deed hij wel vaker. Vervolgens werd hij weer boos en trok hij mij weer aan mijn haren. Hij was nog steeds aan het drinken. Ik was al gestopt met drinken, Ik zag en voelde dat hij mij uit het niets met zijn rechter vuist mij een harde klap gaf op mijn linker wang en kaak. Ik was alleen maar bezig om hem te kalmeren en ik schreeuwde naar hem "alsjeblieft stop, niet doen". Ik hoorde dat hij tegen mij zei "schreeuw niet, schreeuw niet", ik merkte dat hij weer kalm werd en we begonnen weer te praten. Ik wilde weg uit mijn woning. Toen ik naar de voordeur keek zag ik dat de voordeur van de haak was. Normaal was de deur altijd op slot. Ik ben op mijn blote voeten de deur uitgerend. Ik heb de deur niet dicht getrokken, omdat ik bang was dat hij mij zou horen en achter mij aan zou komen. Beneden zag ik mijn buurvrouw, die mij heeft meegenomen naar haar woning. Daar heb ik de politie gebeld.
In de nacht van 9 op 10 september 2022 heb ik een discussie met [verdachte] gekregen. Ik had een oude vriend van mij benaderd. Hier was hij achter gekomen, waardoor hij weer heel boos op mij werd. Hij ging mij weer kleineren en naar beneden halen, zoals hij dat in al onze ruzies deed. Toen ik op de bank zat ging hij weer voor mij staan. Ik zag dat hij met zijn rechtervuist een klap gaf op mijn rechteroog. Ik voelde dat mijn oog direct dik werd. Ik zag niets meer door mijn oog. Mijn oog werd direct blauw. Daarna wilde hij mij ook een klap op mijn andere oog geven. Ik zag dat hij mij een klap wilde geven op mijn linkeroog maar het lukte hem niet, omdat ik mijn linkerarm voor mijn gezicht hield. Ik hoorde dat hij tegen mij zei "het lukt mij niet om je andere oog ook blauw te maken". Vervolgens zag ik dat hij een lege wijnfles pakte en ik zag dat hij hier een deken omheen wikkelde. Vervolgens begon hij mij hier mee te slaan op mijn hoofd. Hij wilde de fles stuk slaan op mijn hoofd. Dat is niet gelukt, de fles bleef heel. Ik heb hierdoor wel allemaal bulten en littekens op mijn hoofd.
Noot verbalisant: wij zien dat het rechteroog van aangeefster blauw is en wij zien ook littekens van het uitdrukken van de sigaretten op haar arm en been. Ook zien wij de kale plekken en littekens op haar hoofd. De collega's die bij de melding waren hebben foto's van het letsel gemaakt.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022195404-21 van 15 september 2022 (inclusief fotobijlage, doorgenummerde pagina's 19-26), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina's 14-16.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 15 september 2022 zag ik dat [benadeelde] een bloeduitstorting onder haar rechteroog had. Ik hoorde haar tegen mij vertellen: "ik word al langere tijd mishandeld door mijn vriend, [verdachte] . Ik ben er nu echt klaar mee. Ik ben echt heel bang. Ik was net met hem in mijn woning gelegen aan de [adres 3] . Ik vroeg aan hem of ik sigaretten moest pakken voor hem. Ik zag toen de kans om te vluchten. Ik ben op blote voeten en zonder beha naar buiten gegaan. Ik had alleen een natte broek aan en een kort T-shirt. Hij had mijn broek nat gemaakt. Hij had dat met drank en water gedaan. De blauwe plek op mijn oog is van een paar dagen terug. Kijk, ik heb meer letsel". Ik zag dat [benadeelde] naar haar rechterarm wees. Ik zag meerdere wonden op haar rechterarm zitten. Ik zag dat deze wonden niet vers waren. Ik vroeg aan haar hoe dit was gebeurd. Ik hoorde haar tegen mij zeggen: "hij heeft sigaretten op mij uitgedrukt. Dat heeft hij ook op mijn linkerarm en rechterbeen gedaan". Ik zag dat zij naar haar linkerarm en naar haar kuit wees. Ik zag dat hier ook meerdere verwondingen op zaten. Ik vroeg aan haar of zij nog meer letsel had. Zij wees naar haar linkerwang. Ik zag dat haar linkerwang opgezwollen was. Ik zag dat hier ook een bloeduitstorting op zat. Ik zag dat er krassen ter hoogte van haar linkeroog waren. Ik hoorde haar vervolgens tegen mij zeggen: "geef je hand. Ik heb ook bulten op mijn hoofd. Voel maar." Ik voelde een bult ter hoogte van haar oor. Ik hoorde haar zeggen: "kijk ik heb een wond op mijn achterhoofd". Ik zag toen dat zij een wond had die niet meer open was. Ik zag namelijk dat er oud bloed op de wond zat. Zij wees toen naar haar rechterbovenarm. Ik zag dat dit een bloeduitstorting betrof. Ik vroeg wat er was gebeurd. Ik hoorde haar tegen mij, kort en zakelijk weergegeven, vertellen: "ik heb al sinds 24 maart 2022 een relatie met hem. Ik ben door een vriend van mij gekoppeld aan hem. Hij was eerst heel lief. Later werd hij agressief. Hij sloeg mij, hij kwelde mij en heeft mij vernederd. Ik mocht bijna niks meer van hem. Ik werd onder een douche gezet. Hij deed toen de hardste straal aan en hij deed de douche dan op de koudste stand. Hij spoot vervolgens het water op mij. Mijn hoofdwond die ik heb laten zien is van afgelopen week. Hij heeft mij geslagen en er was overal bloed. Het was echt heel veel bloed, maar ik mocht niet van hem naar de dokter. Hij zei ook heel vaak tegen mij dat ik een troep wijf ben, dat ik lelijk ben, dat ik niks kan, dat ik shit ben, dat ik een hoer ben. Ik heb ook wel eens gehad dat ik naar hem toe ging en dat ik aan het huilen was. Hij vroeg toen waarom ik aan het huilen was en hij zei dan dat ik het moest zeggen. Ik wilde dit niet. Hij sloeg mij toen tot ik zei wat er was. Hij sloeg het antwoord uit mij. Hij gaat altijd voor mij staan en gaat dan bewegingen maken dat hij me wilt slaan. Hij trapt mij meestal met zijn scheenbeen. Hij trapt dan op mijn hoofd. Als ik de pijn moet beschrijven van 1 tot 10 dan denk ik toch wel dat het een 7 is.
Gedurende de periode dat ik, verbalisant [verbalisant 1] bij [benadeelde] was en met haar praatte, hoorde ik [benadeelde] meerdere malen tegen mij zeggen dat zij erg misselijk en duizelig was en dat dit al een paar dagen zo is.
Ik hoorde [benadeelde] ook tegen mij zeggen: “Ik zie niet goed door mijn rechteroog."

3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022195404-12 van 15 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina's 27-29.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
“Hierna kwam de behandelend arts-assistent E. L. Tan de behandelkamer in.
Ik hoorde haar zeggen: "We zijn klaar met alle onderzoeken. De foto's zijn negatief.
Daarop zien we geen breuken. Ik adviseer u om de aankomende dagen rustig aan te doen.
U heeft waarschijnlijk een goede hersenschudding dus het kan zijn dat u wat misselijk
bent en misschien moet braken. Blijf in een donkere kamer enkele dagen rustig op
bed."

4. Een geschrift, te weten een Letselrapportage Forensische Geneeskunde van GGD Amsterdam, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann , forensisch arts KNMG van 3 november 2022, voor zover inhoudende:

1. Rondom het rechter oog is onscherp tot redelijk scherp paarsrode verkleuring zichtbaar, begrensd door de rand van de oogkas. Aan de rand van deze verkleuring is enige geelverkleuring zichtbaar, met name aan de onderzijde en bij de buitenste ooghoek. Deze verkleuring is zeer passend bij een onderhuidse bloeduitstorting.
2. Onder de binnenste ooghoek van het linker oog is een scherp begrensde Y-vormige bruinrode verkleuring zichtbaar. Bij de buitenste ooghoek van het linker oog is een redelijk scherp begrensde roodroze verkleuring zichtbaar. Naast de buitenste ooghoek van het linker oog is een redelijk scherp begrensde lijnvormige roodroze verkleuring zichtbaar. Onder de voorgaande lijnvormige verkleuring, ter hoogte van het jukbeen, is een redelijk scherp tot scherp begrensde lijnvormige bruinrode verkleuring zichtbaar. Net onder het jukbeen is een matig scherp begrensde lijnvormige roze verkleuring zichtbaar. De vijf bovenbeschreven verkleuringen zijn zeer passend bij genezende huidbeschadigingen.
3. Hoog op de achterkant van de rechter bovenarm is een redelijk scherp begrensde vlekkerige bruinpaarse verkleuring zichtbaar. Aan de binnenkant van de rechter bovenarm is een redelijk scherp begrensde groengrijze verkleuring zichtbaar. De twee bovenbeschreven verkleuringen zijn zeer passend bij onderhuidse bloeduitstortingen.
4. Naast de rechter elleboog is een scherp begrensde bruine verkleuring zichtbaar met een matig scherp begrensde roze rand eromheen. Deze verkleuring is zeer passend bij een genezende huidbeschadiging met korstvorming. Ongeveer halverwege de rechter onderarm, aan de pinkzijde, zijn vier redelijk scherp tot scherp begrensde bruine verkleuringen zichtbaar. Deze verkleuring zijn passend bij genezende huidbeschadigingen.
5. Ongeveer halverwege de linker kuit zijn drie redelijk scherp tot scherp begrensde bruine verkleuringen zichtbaar. Deze verkleuring zijn passend bij genezende huidbeschadigingen.
6. Op het behaarde hoofd is een scherp begrensde roodbruine verkleuring zichtbaar. Deze verkleuring is zeer passend bij een genezende huidbeschadiging met korstvorming.

5. Een geschrift, te weten een verwijsbrief van het ziekenhuis Amstelland te Amstelveen van 15 september 2023, opgesteld door arts-assistent E.L. Tan (als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022195404-12 gevoegd), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 15 september 2022 is gedurende lichamelijk onderzoek bij [benadeelde] onder meer het volgende geconstateerd:
HH:behaarde hoofd: links parietaal-frontaal zwelling, mid occipitaal zwelling, links-mid parieto-occipitaal oude crusta van 4cm, niet bloedend oogt rustig.
Aangezicht: paars hematoom orbita rechts en gehele linker gezichtshelft mild gezwollen en kleine hematomen.
Extrm.:armen bdz: gehele onder armen bdz onder oude en nieuwe hematomen, kleine cirkelvormige brandwonden en strepen, deels oud, deels wat meer open. Niet bloedend.
Benen bdz:gehele onderbenen en knieën onder meerdere oude en nieuwe hematomen.

Zaak A onder feit 3

6. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022094476-12 van 24 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] .

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2022 was ik in de woning gelegen aan de [adres 3] . Ik zag dat [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) [benadeelde] (het hof begrijpt: [benadeelde] ) een klap met zijn vuist in haar gezicht gaf. Ze kromp helemaal in elkaar van de pijn. Ik zag ook dat ze draaide met haar ogen. Ze knipperde vervolgens even en ze was er weer.

7. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022094476-13 van 7 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] en [verbalisant 6] .

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangeefster [benadeelde] , zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2022 ben ik door mijn ex-vriend [verdachte] mishandeld in de woning gelegen aan de [adres 3] . Ik zat met [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1] ) op de bank. (…) Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] weg wilde gaan. Ze stond op en pakte haar tas. Ik zag dat [verdachte] dit niet toe liet. Op hetzelfde moment zag ik dat [verdachte] naar de voordeur liep en het slot van de voordeur dicht draaide. (…) Ik schreeuwde toen tegen [verdachte] laat haar gaan. [verdachte] zei toen: "nee, bemoei je er niet mee". Ik ben tussen hen in gaan staan. Ik heb toen een klap in mijn gezicht gekregen van [verdachte] . Ik weet niet meer op dit met zijn vuist of platte hand was. Ik weet wel dat hij mij met zijn rechterhand tegen de linkerkant van mijn gezicht sloeg. Hij sloeg mij altijd met rechterhand. Ik voelde na deze klap pijn aan de linkerkant van mijn gezicht.

Zaak B:

8. Een proces-verbaal van 29 november 2022 opgemaakt door mr. E. Diepraam, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op (datum) tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
getuige [benadeelde] :
U vraagt wat er gebeurde op 10 september 2022. Hij schopte me tegen mijn gezicht met zijn rechterbeen. Hij heeft me ook met sigarettenpeuken gebrand.

Zaak C

Nu de verdachte de in zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359a, derde lid, Sv.

onder feit 1

9. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2025:

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik beken dat ik de tenlastegelegde bedreigingen heb geuit. Ik was behoorlijk onder invloed.

10. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022180976-2 van 28 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de. daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] , doorgenummerde pagina's 3-4.

11. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022180885-2 van 28 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina's 5-6.

12. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022180554-9 van 28 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] , doorgenummerde pagina's 7-8.

onder feit 2

12. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 september 2023.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 28 augustus 2022 was ik aanwezig in het café " [naam café 2] " op de [adres 2] in Amstelveen. Het klopt dat ik die jongen een soort klap/duw heb gegeven. Ik heb hem een duw tegen zijn gezicht gegeven.

13. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022180554-9 van 28 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] , doorgenummerde pagina's 7-8.

De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3, in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel (eendaadse samenloop met betrekking tot het met een stomp voorwerp tegen het hoofd slaan), meermalen gepleegd.
Het in zaak C onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in zaak C onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, in zaak B primair en zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast met het bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, zaak B primair en zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd, omdat de veiligheid van anderen oplegging van deze maatregel eist. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd om aan de verdachte naast een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z Sr, op te leggen.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om aan de verdachte dezelfde gevangenisstraf op te leggen als door de rechtbank is opgelegd. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf of een VI bij een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen met een gedragsbeïnvloedende maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Gevangenisstraf
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende geweldsdelicten tegen zijn toenmalige levensgezel. Hij heeft haar meerdere malen mishandeld door haar onder meer in het gezicht te slaan, tegen haar lichaam te schoppen en aan haar haren te trekken. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan pogingen om haar zwaar te mishandelen door met een lege wijnfles met kracht tegen haar hoofd te slaan, tegen haar gezicht te schoppen en brandende sigaretten op haar armen en benen uit te drukken. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke en lichamelijke integriteit en haar pijn en letsel bezorgd in een omgeving waar zij zich juist bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, namelijk in haar eigen huis, bij haar levensgezel.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van drie personen en heeft hij tegen een van die drie personen ook fysiek geweld gebruikt. Deze geweldsincidenten vonden plaats in een café, waarbij omstanders werden geconfronteerd met het handelen van de verdachte. Zulke misdrijven dragen bij aan het veroorzaken van algemene gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 april 2025 is hij eerder veroordeeld voor huiselijk geweld en bedreiging. Ook liep de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in deze strafzaak in twee proeftijden.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden, ter vergelding van het leed dat de verdachte de slachtoffers heeft aangedaan. Het hof houdt in strafverminderende zin rekening met de verminderde toerekenbaarheid van de feiten aan de verdachte.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
Maatregel
Het hof acht oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging mogelijk en noodzakelijk en overweegt hiertoe als volgt.
De psycholoog ’t Hoen en psychiater Van Berkel hebben in hun hiervoor genoemde rapport – samengevat en voor zover van belang – het volgende gerapporteerd en geadviseerd:
“Er is bij betrokkene sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol, er zijn problemen op meerdere levensgebieden alsmede is er sprake van een hoog recidiverisico op (vergelijkbaar) geweld. Langer durende, intensieve behandeling is derhalve noodzakelijk om het recidiverisico te kunnen reduceren. Interventies moeten met name gericht zijn op de persoonlijkheidsstoornis van betrokkene, die niet in korte tijd is ontstaan. Noodzakelijk is de agressieregulatie, impulscontrole en frustratietolerantie van betrokkene te verhogen en interventies in te zetten op het ontwikkelen van enig empathisch vermogen en gewetensfunctie. Ook behandeling gericht op het abstinent kunnen blijven van alcohol is essentieel. Zijn copingvaardigheden dienen te worden uitgebreid en versterkt. Betrokkene is tot op heden nauwelijks in staat gebleken zijn leven op enige stabiele en bestendige wijze vorm te geven wat betreft bijvoorbeeld werk, huisvesting, relaties en financiële situatie. Behandeling en begeleiding zullen gericht moeten worden op deze verschillende levensgebieden. Het is, zoals ook het IFZ dat reeds formuleerde, belangrijk dat betrokkene daarbij leert zijn doelen te plaatsen in een haalbaar toekomstperspectief. Tevens dient er aandacht te zijn voor uitwerken van delictanalyse en van een signaleringsplan om tijdig te kunnen anticiperen op signalen van terugval. Eerder is hulpverlening nauwelijks van de grond gekomen en heeft terugkijkend niet daadwerkelijk plaatsgevonden. Hier had betrokkene lange tijd zelf een aandeel in, waarbij ook zijn problematische sociaal-maatschappelijke bestaan (mede voortkomend vanuit zijn persoonlijkheidspathologie) een belangrijke negatieve rol speelde. Er was onvoldoende stabiliteit om een adequate behandeling te ondergaan, waarbij hij bovendien vanuit de aard van zijn persoonlijkheidspathologie nauwelijks motivatie voor behandeling aan de dag legde. In de periode voorafgaand aan zijn laatste detentie stelde betrokkene zich wel goed begeleidbaar op en hield hij zich al langere tijd aan de meldplichtafspraken. Ook stelde hij zich bereidwillig op ten aanzien van hulpverlening, hetgeen nog diende te worden gestart. Dat heeft -nogmaals indien bewezen- weliswaar niet kunnen voorkomen dat hij weer alcohol is gaan gebruiken en hij is gerecidiveerd in agressief delictgedrag in de partnerrelatie, maar het laat wat onderzoekers betreft wel een positief aanknopingspunt en een signaal zien dat hij meer ontvankelijk is dan hij in het verleden was voor een positieve gedragsverandering. Onderzoekers schatten echter een ambulante behandeling als volstrekt onvoldoende in om de pathologie voldoende te behandelen en de positieve wending in zijn leven meer blijvend vorm te geven. Een klinische behandeling in een forensische kliniek (FPK) is wat onderzoekers betreft noodzakelijk.
Hierbij zal wat onderzoekers betreft een stevig en dwingend juridisch kader noodzakelijk zijn. Onderzoekers adviseren dan ook om betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf achten onderzoekers een te beperkt kader, niet in de laatste plaats omdat bij het overtreden van de voorwaarden er louter het uitzitten van het voorwaardelijke strafdeel resteert en men qua behandeling de facto met lege handen staat. Het meest passend achten onderzoekers een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Na de oplegging door de rechtbank van een terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging is betrokkene zich gaan realiseren dat er geen route meer denkbaar is waarin een behandeling niet centraal staat. Het heeft bij betrokkene geleid tot meer bereidheid zich te zullen houden aan voorwaarden, waarbij hij zich ook bewust is van de risico’s op omzetting wanneer hij zich niet aan de voorwaarden zal houden. Na de langer durende klinische behandeling is stapsgewijze resocialisatie en ambulante nazorg van belang, waarbij er voldoende controle en toezicht dient te zijn. Dit kan deels binnen het kader van de tbs met voorwaarden, maar onderzoekers adviseren ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM), om zo een gecontinueerde monitoring van betrokkene te waarborgen nadat de tbs-maatregel afloopt.”
Het hof neemt de bevindingen en conclusies van drs. M.B.F. van Berkel (psychiater) en T. ’t Hoen (gezondheidspsycholoog) zoals opgenomen in het geïntegreerde pro Justitia rapport van 30 december 2024 over waar wordt geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zijnde een antisociale-persoonlijkheidsstoornis met psychopathie en een stoornis in het gebruik van alcohol. Ook volgt het hof de onderzoekers waar zij komen tot het advies om het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen aan betrokkene. Betrokkene was in verminderde mate in staat om zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen en andere gedragskeuzes te maken.
Het hof deelt de inschatting van de deskundigen dat het recidiverisico als (zeer) hoog moet worden ingeschat. De maatschappij dient hiertegen te worden beschermd. Anders dan de deskundigen is het hof daarom en om de volgende redenen van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een Tbs-maatregel met voorwaarden. Hoewel de verdachte – anders dan in eerste aanleg – zegt nu gemotiveerd te zijn om zich te houden aan de voorgestelde voorwaarden, is het hof van oordeel dat een verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 37b, eerste lid, Sr noodzakelijk is. Uit de adviezen en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken dat eerdere reclasseringstoezichten wisselend zijn verlopen, dat de verdachte slechts een minimaal ziekte-inzicht heeft en dat de verdachte pas ná het vonnis van de rechtbank tot uitdrukking heeft gebracht dat hij zich is gaan realiseren dat er geen route meer denkbaar is waarbij behandeling niet centraal staat en dat hij daarom bereid is om zich bij een Tbs met voorwaarden aan de gestelde voorwaarden te houden. Ook stelt het hof vast dat naar de verwachting van de deskundigen het behandeltraject lang zal duren. Op grond van het voorgaande en alles afwegende schat het hof de kans, dat de verdachte in staat zal zijn zich langdurig te houden aan de voorgestelde voorwaarden bij een Tbs-maatregel met voorwaarden, in als onvoldoende.
Tegen de achtergrond van de ernst van de feiten, de overwegingen van de gedragsdeskundigen en al het hierboven overwogene, is het hof dan ook van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen onvoldoende gegarandeerd is bij een Tbs-maatregel met voorwaarden en dat het daarom onverantwoord is om te volstaan met een behandeling in een minder stringent kader dan dat van de Tbs-maatregel met dwangverpleging.
Deze Tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, zoals hierboven weergegeven in de paragrafen Bewezenverklaring en Strafbaarheid van het bewezenverklaarde. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking 38z Sr
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als genoemd in artikel 38z Sr wordt opgelegd.
Het hof ziet gelet op het voorgaande – anders dan de advocaat-generaal – onvoldoende aanleiding om een 38z-maatregel aan de verdachte op te leggen. Bestaande risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid worden naar het oordeel van het hof voldoende ingeperkt met de Tbs met verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 37b, eerste lid, Sr. Het hof zal de vordering op dit punt daarom afwijzen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering volledig toe te wijzen.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding te matigen tot een bedrag van
€ 3.500,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde en in zaak B bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van lichamelijk letsel in de zin van artikel 6:106 onder b BW. De benadeelde partij heeft meerdere littekens op haar hoofd, gezicht en andere plekken op haar lichaam. Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan en mede gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden toegekend, acht het hof in dit geval een bedrag van € 3.500,00 billijk. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Nu, gelet op de bewezenverklaarde feiten, op verschillende momenten immateriële schade zal zijn ingetreden, kiest het hof er voor om de wettelijke rente over het totaal van de immateriële schade te laten aanvangen op de meest recente datum in de bewezenverklaring die ziet op de benadeelde partij, te weten 15 september 2022.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 55, 57, 63, 285, 300, 302 en 304 Sr.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2022 opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 594 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk. De meervoudige strafkamer heeft bevolen dat het strafgedeelte van 180 dagen niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Daarnaast is verdachte in de zaak met parketnummer 23-001901-20 op 31 maart 2022 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk. Het gerechtshof heeft bevolen dat het strafgedeelte van 43 dagen niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft, gelet op de vordering om de Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, verzocht om beide vorderingen af te wijzen. De raadsman heeft verzocht beide vorderingen net als de rechtbank af te wijzen.
Ten aanzien van beide voorwaardelijke veroordelingen stelt het hof vast dat verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 jaren opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd, zoals naar voren komt uit de inhoud van dit arrest. Gelet hierop kunnen beide vorderingen worden toegewezen. Het hof ziet echter termen aanwezig om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen omdat aan de verdachte een Tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd en het hof toewijzing van de vorderingen in dat licht niet opportuun acht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in zaak B en in zaak C onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en in zaak B bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 en zaak B bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 45 (vijfenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 september 2022.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OvJ Amsterdam van 11 november 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2022, parketnummer 13-010631-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OvJ Amsterdam van 11 november 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2022, parketnummer 23-001901-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. E.J Hofstee en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van
mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 mei 2025.