ECLI:NL:GHAMS:2025:1312

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
200.339.057/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst tussen particulieren met betrekking tot een speedboot en de gevolgen van non-conformiteit

In deze zaak gaat het om een koopovereenkomst tussen twee particulieren met betrekking tot een speedboot van meer dan 40 jaar oud. De koper, [appellant], had de verwachting dat hij met de speedboot kon varen. Echter, na de aankoop bleek er sprake te zijn van non-conformiteit door scheuren in het motorblok. De koper heeft de verkoper, [geïntimeerde], in gebreke gesteld en een ontbindingsbrief verzonden. Deze brief werd geacht de verkoper te hebben bereikt, ondanks dat deze naar een geheim adres was verzonden. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de koopovereenkomst ontbonden en de verkoper veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding. In hoger beroep heeft het hof de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de koper inderdaad mocht verwachten dat de boot aan de overeenkomst voldeed. Het hof heeft geoordeeld dat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig was en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, met uitzondering van de kostenveroordeling. De verkoper is veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de koper, inclusief wettelijke rente, en de kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van de verkoper. Het hof heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.339.057/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10573553 / CV EXPL 23-3924
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 mei 2025
inzake
[appellant],
wonende op een geheim adres te [plaats A ] ,
appellant,
incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. A.B.J. Gemke te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [plaats B ] ,
geïntimeerde,
incidenteel appellant,
advocaat: mr. A.J. Meijer te Doetinchem.

1.De zaak in het kort

Koopovereenkomst tussen twee particulieren met betrekking tot ruim 40 jaar oude speedboot; koper mocht verwachten dat hij met de boot kon varen; non-conformiteit wegens scheur(en) in het motorblok; ontbindingsbrief wordt geacht verkoper met geheimadres te hebben bereikt op het adres van het bedrijf van de vader van verkoper waar koper de boot heeft bezichtigd en de koop is gesloten in samenhang met elektronische verzending van de brief via whatsapp naar het bij koper bekende telefoonnummer van verkoper.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 8 maart 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2023, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis, met producties,
- memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel, met producties,
- memorie van antwoord in incidenteel appel,
- akte uitlaten tevens akte overleggen nadere productie, met een productie,
- akte uitlaten,
- nadere productie D van [appellant] , ingediend op 11 april 2025.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 23 april 2025 laten toelichten, [appellant] door mr. Gemke en [geïntimeerde] door mr. Meijer, mr. Gemke aan de hand van pleitaantekeningen die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft in het principaal appel geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en gevorderd zoals in de conclusie van zijn memorie weergegeven.
[geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel gevorderd zoals in de conclusie van zijn memorie weergegeven en in principaal en incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het vonnis voor het overige zal bekrachtigen.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

3.Feiten

3.1.
De kantonrechter heeft in het vonnis onder 2.1. tot en met 2.13. een aantal feiten opgesomd die zij bij de beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover niet in geschil dienen die feiten ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en met enige aanvullingen die ook op basis van de stellingen van partijen als vaststaand kunnen worden aangenomen, gaat het daarbij om het volgende.
3.2.
Eind 2021 heeft [appellant] op Marktplaats een speedboot inclusief trailer te koop aangeboden voor een prijs van € 4.495,-. De Marktplaatsadvertentie houdt onder meer in:
“Glastron SV-173 Speedboot met 120 Pk binnenboordmotor. Zowel van binnen als van buiten ziet deze boot er schitterend uit. De motor loopt perfect, starten en lopen. De trim van het staartstuk gaat goed naar boven en naar beneden. Het interieur is in goede staat. Al met al een mooie boot waar u nog vele zomers plezier van kunt beleven.”.
3.3.
Op 22 december 2021 heeft [geïntimeerde] via het chatprogramma van Marktplaats contact opgenomen met [appellant] . [appellant] heeft vervolgens via Whatsapp vragen van [geïntimeerde] over de boot beantwoord.
3.4.
Op 3 januari 2022 heeft [geïntimeerde] de boot en trailer bezichtigd op het adres van het garagebedrijf van de vader van [appellant] te [plaats A ] . [geïntimeerde] heeft toen de boot inclusief de trailer gekocht voor € 3.950,- met de afspraken dat [appellant] de accu en benzineslangen zou vervangen en een zeil zou meeleveren, en dat de boot nog enige tijd bij [appellant] in de winterstalling zou blijven staan. Van de koop is een akte opgemaakt die door beide partijen is ondertekend. De koopprijs van € 3.950,- is op 4 januari 2022 door [geïntimeerde] betaald aan [appellant] .
3.5.
Op 26 maart 2022 heeft [geïntimeerde] de boot met trailer bij [appellant] opgehaald en nadien op de plaats van bestemming (de [plaats C] ) te water gelaten. De boot is toen meteen volgelopen met water. Eenmaal op de kant bleek dat de lensplug ontbrak.
3.6.
Op 27 maart 2022 is de boot met lensplug opnieuw te water gelaten. Vervolgens is gebleken dat de motor van de boot steeds afsloeg als er gas werd gegeven, waardoor [geïntimeerde] niet met de boot kon varen.
3.7.
Op 9 april 2022 heeft [geïntimeerde] de boot bij [bedrijf] in [plaats D] gebracht voor een inspectie. De inspectie heeft op 19 april 2022 plaatsgehad.
3.8.
Bij aangetekend verzonden brieven van 21 april 2022 en 3 mei 2022 aan het adres van het bedrijf van de vader van [appellant] is [appellant] in gebreke gesteld.
3.9.
Bij aangetekende brief aan [appellant] van 30 mei 2022, verzonden naar datzelfde adres, heeft [geïntimeerde] een beroep gedaan op ontbinding van de koop en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding. De brief is ongelezen retour gekomen.
3.10.
Op 2 juni 2022 heeft [geïntimeerde] de brief van 30 mei 2022 per Whatsapp naar het mobiele nummer van [appellant] gestuurd en naar het e-mailadres van het bedrijf van diens vader.
3.11.
[appellant] heeft de brieven van [geïntimeerde] onbeantwoord gelaten.

4.Eerste aanleg

4.1.
[geïntimeerde] heeft bij de inleidende dagvaarding - voor zover in hoger beroep nog van belang - verklaringen voor recht gevorderd dat de koop buitengerechtelijk is ontbonden en dat [appellant] gehouden is om mee te werken aan ongedaanmaking van de over en weer verrichte prestaties, waarbij hij heeft gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding, met rente vanaf 30 mei 2022.
4.2.
[appellant] heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
4.3.
[geïntimeerde] heeft bij aktes wijziging van eis zijn schadevordering eerst vermeerderd en toen verminderd en heeft bij de laatste akte nog een schaderapport en een factuur van [bedrijf] in het geding gebracht.
4.4.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de koopovereenkomst zelf ontbonden en [appellant] veroordeeld tot betaling van € 5.948,26 ter ongedaanmaking van de koop en schadevergoeding, met rente over dat bedrag vanaf 27 oktober 2022. Daartoe is samengevat en voor zover in hoger beroep van belang overwogen en bepaald:
- dat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat hij veilig met de boot kon varen;
- dat het rapport van [bedrijf] inhoudt dat het motorblok meerdere scheuren bevat en dat de boot en trailer als total loss worden beschouwd;
- dat de boot dus niet aan de overeenkomst heeft beantwoord;
- dat [appellant] met de brieven van 21 april en 3 mei 20022 in gebreke is gesteld en daarmee in verzuim is komen te verkeren;
- dat de koop niet buitengerechtelijk is ontbonden omdat de brief van 30 mei 2022 [appellant] niet heeft bereikt, reden waarom de kantonrechter de koopovereenkomst zelf zal ontbinden;
- dat [geïntimeerde] ter ongedaanmaking [appellant] in de gelegenheid moet stellen om de boot op te halen.

5.Beoordeling in hoger beroep

in principaal en incidenteel appel
5.1.
[appellant] klaagt met
grief 1dat de kantonrechter met de ontbinding van de koopovereenkomst buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden omdat er geen ontbinding was gevorderd. De klacht is gegrond. Het vonnis zal op dat punt worden vernietigd. [appellant] is daarmee echter uiteindelijk niet gebaat. [geïntimeerde] komt met zijn (enige)
grief Amet succes op tegen de aanname van de kantonrechter dat de brief van 30 mei 2022 [appellant] niet heeft bereikt. Ter zitting in hoger beroep is komen vast te staan dat [appellant] de brief op 2 juni 2022 alsnog per Whatsapp heeft ontvangen. Daarmee heeft de brief [appellant] in elk geval langs elektronische weg bereikt. Daarbij komt dat [appellant] de ingebrekestellingen van 21 april 2022 en 3 mei 2022 die verzonden zijn naar het garagebedrijf van zijn vader kennelijk wel heeft ontvangen. Dat was ook het enige adres van [appellant] waarmee [geïntimeerde] redelijkerwijs bekend kon zijn; [appellant] had ook toen al een geheim adres. In het licht daarvan kan [geïntimeerde] niet worden tegengeworpen dat de brief van 30 mei 2022 ongelezen retour is gekomen. Hij heeft al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om [appellant] te bereiken en dat is bovendien per Whatsapp ook gelukt. Het wordt er dan ook voor gehouden dat de brief van 30 mei 2022 [appellant] wel heeft bereikt. Het vonnis zal op het punt van de daarbij uitgesproken ontbinding van de koop worden vernietigd.
in principaal appel voorts
5.2.
De
grieven 2 t/m 6keren zich in de kern alle tegen het oordeel van de kantonrechter dat de boot niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Niet is gegriefd tegen de overweging van de kantonrechter dat [geïntimeerde] mocht verwachten dat hij met de boot kon varen. Dat dient dus ook het hof tot uitgangspunt. [geïntimeerde] heeft zijn standpunt dat de boot niet aan die verwachting voldeed, onderbouwd met een rapport van [bedrijf] . Dat rapport vermeldt diverse gebreken, waaronder dat het motorblok diverse scheuren had die waren geplamuurd, gekit en weggewerkt, alsmede dat varen met de boot om diverse redenen onveilig was, met als conclusie dat de combinatie van boot en trailer als total loss kon worden beschouwd. Daarmee is naar het oordeel van het hof op zich zelf het bewijs van de non-conformiteit van de boot geleverd. Dat geldt ook voor de trailer, althans in combinatie met de boot. Niet is in geschil dat [geïntimeerde] mocht verwachten dat de trailer geschikt was om de boot mee te vervoeren. Het rapport van [bedrijf] houdt in dat de trailer een maximaal laadgewicht had van (boot inclusief trailer) 690 kg, terwijl de boot alleen al een gewicht had van circa 1.100 kg. Dat zou betekenen dat rijden op de openbare weg met die combinatie niet is toegestaan. Reeds dat is bewijs voor non-conformiteit van de trailer, althans in combinatie met de boot, die als ‘hoofdbestanddeel’ van de koopovereenkomst zelf al non-conform was.
5.3.
Vervolgens is het de vraag of [appellant] erin is geslaagd om het met het rapport van [bedrijf] voorshands geleverde bewijs van de non-conformiteit te ontzenuwen. [appellant] heeft daartoe in januari 2024 een tegenrapport laten opstellen door jachtexpert [naam 1] . Ook dat rapport vermeldt diverse gebreken met conclusie dat de boot total loss is. [naam 1] was - evenals [naam 2] - op de zitting van het hof aanwezig. Hij heeft toen in aanvulling op zijn rapport verklaard dat hij ook een scheur in het motorblok heeft gezien en dat dit een wezenlijk gebrek is. Volgens [naam 1] kon de boot reeds daarom al als total loss worden beschouwd. Met het rapport van [naam 1] en zijn toelichting ter zitting in hoger beroep is het bewijs van [geïntimeerde] dus niet ontzenuwd; integendeel, daarmee is dat bewijs juist versterkt.
5.4.
[appellant] heeft tot verweer nog aangevoerd dat [geïntimeerde] voor de scheur(en) in het motorblok verantwoordelijk is omdat hij na de onfortuinlijke tewaterlating op 26 maart 2022 twee jaar lang water in het motorblok heeft laten zitten. Dat verweer gaat niet op omdat [naam 2] de scheuren al in april 2022 heeft geconstateerd en bovendien heeft geconstateerd dat de scheuren waren geplamuurd, gekit en weggewerkt. Dat [naam 1] geen kit en plamuur heeft gezien, doet niet af aan de betrouwbaarheid van het rapport van [bedrijf] op dat punt, omdat de boot ten tijde van de inspectie door [naam 1] al weer enige tijd terug was bij [appellant] . Daarbij komt dat [naam 1] desgevraagd ter zitting in hoger beroep niet heeft kunnen verklaren van wanneer de door hem waargenomen scheur dateert. Het hof gaat er dan ook van uit dat het motorblok al bij aflevering aan [geïntimeerde] gescheurd was en de boot dus toen al total loss en daarmee non-conform was. De ontbindingsverklaring bij brief van 30 mei 2022 was dus gegrond. De grieven falen.
5.5.
Met
grief 7maakt [appellant] onder verwijzing naar het rapport van [naam 1] aanspraak op vergoeding van schade aan de boot door een zorgplichtschending van [geïntimeerde] , begroot op € 4.500,-. De grief strandt op de uitkomst van de eerdere grieven. Waar de boot al bij aflevering aan [geïntimeerde] total loss was vanwege de scheur(en) in het motorblok, kan op zich zelf in het midden blijven wat er aan bijkomende schade is die aan [geïntimeerde] zou moeten worden toegerekend. Daarbij komt dat de koop al bij brief van 30 mei 2022 was ontbonden en [appellant] de gestelde schade aan de boot had kunnen en behoren te beperken door de boot zo snel mogelijk weer op te halen. Los daarvan en daarenboven heeft [geïntimeerde] gemotiveerd betwist dat hij een zorgplicht heeft geschonden. Hij stelt dat de boot op 26 en 27 maart 2022 meteen weer uit het water is gehaald en is gedroogd, en dat de boot vanaf april 2022 steeds onder een zeil bij [bedrijf] in de stalling heeft gestaan. Daartegenover zijn de door [naam 1] geconstateerde gebreken in dit verband niet redengevend. Zijn rapport houdt niet in wanneer de door hem geconstateerde gebreken zijn ontstaan en desgevraagd ter zitting in hoger beroep heeft hij op de vraag daarnaar geen antwoord kunnen geven.
5.6.
Met
grief 8vordert [appellant] vergoeding van de kosten voor het ophalen van de boot bij [geïntimeerde] . Het gaat daarbij om bedragen van € 88,- aan vergeefs gemaakte benzinekosten op 6 januari 2024 en van € 302,50 aan kosten [naam 3] Transport op 20 januari 2024. De kantonrechter heeft, onbestreden in hoger beroep, bepaald dat [geïntimeerde] aan [appellant] gelegenheid moest bieden om de boot op te halen, kennelijk op eigen kosten van [appellant] . In de grief van [appellant] ligt besloten dat hij van mening is dat de transportkosten van [plaats B ] naar [plaats A ] in beginsel voor rekening dienen te komen van de partij die verantwoordelijk is voor de teruglevering, zijnde [geïntimeerde] . Dit deel van de grief is terecht voorgesteld. Daarnaast is niet in geschil dat [appellant] op 6 januari 2024 tevergeefs op en neer is gereden. Naar het oordeel van het hof treft [geïntimeerde] daarvan een verwijt. Naar diens eigen zeggen hadden partijen die dag afgesproken, op verzoek van [appellant] vroeg in de ochtend om 7:00 uur. Ter plaatse bleek echter dat [bedrijf] , waar de boot in de stalling stond, in verband met de kerstvakantie gesloten was (volgens [geïntimeerde] ) althans dat de lichtbak van de trailer zoek was (volgens [appellant] ). Beide oorzaken komen voor risico van [geïntimeerde] . Het was aan hem om ervoor te zorgen dat de trailer met boot (en lichtbak) op het afgesproken tijdstip klaar stond. Het is begrijpelijk dat [appellant] de tweede keer een transportbedrijf heeft ingehuurd. De daarvoor opgegeven kosten van € 302,50 komen het hof niet onredelijk voor. Dat bedrag zal dan ook voor rekening van [geïntimeerde] worden gebracht. De grief heeft deels succes.
5.7.
Met
grief 9klaagt [appellant] dat de toegewezen schadeposten niet redelijk of niet onderbouwd zijn. Ook deze grief slaagt deels. De schadeposten zien op stallingskosten en de kosten van het onderzoek en rapport van [bedrijf] . Ter onderbouwing van de gevorderde stallingskosten heeft [geïntimeerde] een overeenkomst bootstalling á € 100,- p/wk van 19 april 2022 overgelegd en een overeenkomst zomer ligplaats periode 12 maart – 22 oktober 2022 á € 331,27. Daaruit blijkt echter niet dat die tarieven daadwerkelijk zijn gefactureerd, laat staan door [geïntimeerde] zijn betaald. Bij de stukken bevindt zich wel een factuur van [bedrijf] van 7 maart 2023 met een bedrag van € 1.269,97 incl btw, waarvan € 826,45 ex btw voor het schaderapport en € 223,11 voor stalling mei 2022 t/m maart 2023. In zoverre is de vordering wel voldoende onderbouwd en toewijsbaar, vermeerderd met - als verder niet in geschil - de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 oktober 2022. Hetgeen in eerste aanleg meer is toegewezen zal alsnog worden afgewezen.
5.8.
De slotsom is dat de grieven in het principaal deels en die in het incidenteel appel slagen. Het bestreden vonnis zal omwille van de duidelijkheid geheel worden vernietigd (behoudens de kostenveroordeling) en opnieuw rechtdoende zal worden beslist zoals hierna in het dictum van dit arrest bepaald. Bij die uitkomst is [appellant] de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. De kostenveroordeling in eerste aanleg blijft in stand en de kosten van het principaal appel zijn gelet op de deze afloop voor rekening van [appellant] . De door [geïntimeerde] in het incidenteel appel met succes bestreden beslissing heeft [appellant] niet uitgelokt, reden waarom de kosten in zoverre worden gecompenseerd. Bij de in incidenteel appel gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden heeft [geïntimeerde] geen belang meer.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, behoudens ten aanzien van de daarin opgenomen kostenveroordeling;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen m.b.t. de Glastron Speedboot SV-173 rechtsgeldig buitengerechtelijk door [geïntimeerde] is ontbonden;
veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van (€ 3.950,- + € 1.269,97 =)
€ 5.219,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 oktober 2022 tot de dag van betaling;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal appel tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 349,- aan vastrecht en € 2.145,- voor salaris advocaat en compenseert de kosten in incidenteel appel in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, H.T. van der Meer en W.J.J. Wetzels, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.