ECLI:NL:GHAMS:2025:1313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
200.339.766/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medische repatriëring en opzegging van overeenkomst in civiel recht

In deze zaak heeft [geïntimeerde] EMS Ambulance B.V. opdracht gegeven voor het repatriëren van zijn zieke moeder van [plaats 2] naar [plaats 3]. Na betaling van € 149.000,- door [geïntimeerde] heeft hij de overeenkomst opgezegd en vordert hij terugbetaling van het bedrag. EMS betwist de opzegging en stelt dat zij recht heeft op loon en vergoeding van gemaakte onkosten. De rechtbank heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, waarop EMS in hoger beroep is gegaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de overeenkomst een gemengde overeenkomst is van personenvervoer en opdracht. De opzegging moet worden beoordeeld aan de hand van de regels voor de overeenkomst van opdracht, waarbij [geïntimeerde] geen schadevergoeding verschuldigd is. Het hof oordeelt dat EMS geen recht heeft op vergoeding van onkosten of loon, omdat niet is komen vast te staan dat zij werkzaamheden heeft verricht ter uitvoering van de opdracht. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt EMS in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.339.766/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/729305/HA ZA 23-125
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 mei 2025
in de zaak van
EMS AMBULANCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. S.V.M. Stevens te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [plaats 1] , Duitsland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.F.T.A. van den Eijnden te Rotterdam.
Partijen worden hierna EMS en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde] heeft EMS opdracht gegeven voor het repatriëren van zijn zieke moeder van [plaats 2] naar [plaats 3] . De door EMS gestuurde factuur van € 149.000,- heeft [geïntimeerde] voldaan. [geïntimeerde] stelt dat hij de overeenkomst heeft opgezegd en vordert terugbetaling van het bedrag van € 149.000,-. EMS betwist dat [geïntimeerde] de overeenkomst heeft opgezegd. EMS meent verder onder meer op grond van haar algemene voorwaarden niet gehouden te zijn tot terugbetaling, althans recht te hebben op loon en/of vergoeding van gemaakte onkosten. De rechtbank heeft de vordering in hoofdzaak toegewezen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

EMS is bij dagvaarding van 6 december 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 6 september 2023 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en EMS als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging o.g.v. art. 351 Rv althans het alsnog aan uitvoerbaarheid bij voorraad verbinden van de voorwaarde van zekerheidsstelling o.g.v. art. 235 Rv, met producties;
- memorie van antwoord, met één productie.
EMS heeft haar incidentele vorderingen ingetrokken.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in 2.1 – 2.25 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
EMS houdt zich bezig met het repatriëren van zieken en gewonden door middel van internationaal ambulancevervoer.
3.2.
[geïntimeerde] heeft op 19 augustus 2022 via een contactformulier op de website van EMS een offerte opgevraagd voor het repatriëren van zijn moeder van [plaats 4] ( [plaats 2] ) naar [plaats 5] ( [plaats 3] ). Hierna hebben [geïntimeerde] en zijn familieleden, en EMS met elkaar gecommuniceerd via, onder meer, een Whatsapp-groep en per e-mail. Berichten van familieleden van [geïntimeerde] worden hierna weergegeven als berichten van [geïntimeerde] .
3.3.
Op 24 augustus 2022 heeft EMS per e-mail een offerte aan [geïntimeerde] gestuurd. De offerte betreft
Air Ambulance — Intensive Carevoor een bedrag van € 152.800,-. In de offerte staat in vetgedrukte kopjes dat EMS zal zorgdragen voor
Bed-to-bed-service,
24/7 doctor-on-call,
EMS medical team,
EMS ambulancesen
Exemplary aftercare. De offerte bevat een kopje
Terms of paymentwaarin onder meer staat:

(…) the full amount must be paid immediately upon conclusion of this agreement. (…) The actual carriage of passengers will only take place after full and irrevocable payment has been received.
3.4.
In de offerte staat een verwijzing naar de algemene voorwaarden van EMS, die bij de offerte zijn gevoegd. In artikel 7 daarvan staat een bepaling over
Cancellation fees, die kort gezegd op het volgende neerkomt. Indien de klant na aanvaarding van de offerte de opdracht annuleert, is hij (een percentage van) de overeengekomen prijs verschuldigd, afhankelijk van de mate waarin EMS uitvoering heeft gegeven aan de (voorbereiding van) de opdracht. Artikel 11 van deze algemene voorwaarden bepaalt dat de rechtbanken in Nederland bevoegd zijn en dat uitsluitend Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst.
3.5.
[geïntimeerde] heeft de offerte op 24 augustus 2022 geaccepteerd. Daarop ontving hij een opdrachtbevestiging, een e-mail met aangehecht een factuur voor een totaalbedrag van € 149.000,- en een brief. In de opdrachtbevestiging staat dat de geschatte datum en tijd van de vlucht 27 augustus 2022 om 14:00 uur is, met de opmerking dat EMS afhankelijk is van het weer en verkeer, waardoor het tijdstip kan wijzigen. Op de factuur staat dat EMS direct zal starten met de voorbereiding van het transport nadat de offerte is geaccepteerd en ondertekend. De factuur bevat dezelfde vetgedrukte kopjes als de offerte. De brief bevat een verzoek om het bedrag zo spoedig mogelijk over te maken en de mededeling dat het vervoer zal worden gefinaliseerd als de financiële afdeling de ontvangst van de betaling heeft bevestigd. De brief bevat verder het verzoek om zodra de betaling is overgemaakt, een betalingsbewijs van de bank aan EMS te sturen, zodat EMS de betaling kan controleren. Als dat niet lukt, zo staat in de brief, kan een screenshot van de betaling worden gestuurd.
3.6.
Na verzending van de factuur aan [geïntimeerde] , heeft EMS [geïntimeerde] in een Whatsappbericht van 24 augustus 2022 laten weten dat zij start met de planning en organisatie van de opdracht zodra zij een bewijs van betaling van [geïntimeerde] heeft ontvangen.
3.7.
Op 25 augustus 2022 heeft [geïntimeerde] EMS via Whatsapp bericht dat de betaling is verricht, onder toezending van een schermafdruk van de overschrijving, en een overzicht waarin staat dat een bedrag van € 149.000,- is overgemaakt aan EMS. EMS heeft hierop geantwoord dat zij de informatie zal doorsturen aan haar financiële afdeling.
3.8.
Op 26 augustus 2022 hebben EMS en [geïntimeerde] onder meer als volgt met elkaar gecommuniceerd via Whatsapp:
- EMS heeft [geïntimeerde] bericht dat zij van de financiële afdeling heeft gehoord dat het bedrag nog niet is ontvangen. EMS heeft [geïntimeerde] verzocht contact op te nemen met zijn bank om te vragen of het bedrag is overgemaakt.
- Hierop heeft [geïntimeerde] een brief van Varengold bank van 26 augustus 2022 gestuurd, met als titel “
confirmation of payment”. In die brief staat dat de bank bevestigt dat een betaling van € 149.000,- is uitgevoerd op 25 augustus 2022 om 12:30 uur aan de begunstigde EMS Ambulance B.V.
- EMS heeft daarop [geïntimeerde] bericht dat de betaling nog niet is ontvangen. EMS heeft [geïntimeerde] verder laten weten dat de toegestuurde documenten niet afdoende zijn, en dat er geen vervoer zal plaatsvinden als het bedrag niet op haar rekening staat. EMS heeft [geïntimeerde] aangeraden om bij de bank te controleren of die het bedrag niet achterhoudt. EMS heeft gemeld dat zij geen verdere actie zal ondernemen totdat het bedrag ontvangen is.
- Hierop volgt verdere communicatie tussen [geïntimeerde] en EMS over de vraag of nu wel of niet is betaald.
- Om 21:13 uur heeft [geïntimeerde] aan EMS de volgende vier opeenvolgende berichten gestuurd:

if the flight is not taken place”“we would like to cancel and a refund”“thank you”“(…) i will wait another 30 minutes from you for an answer, if I dont get it. i would like you to cancel the order and make life easier for both of us, thus not waste eachothers time.
- EMS heeft gereageerd dat de financiële afdeling ernaar kijkt, waarop [geïntimeerde] heeft geantwoord:

As i said if we dont get an answer by 10.15 pm, we will cancel. End of the story”.
3.9.
Op 27 augustus 2022 om 13:12 uur heeft EMS [geïntimeerde] via Whatsapp geïnformeerd dat er met de Chief Financial Officer en de bank is besproken dat het betalingsbewijs van [geïntimeerde] onvoldoende en onbetrouwbaar is. EMS heeft gemeld dat het team klaarstaat om de opdracht uit te voeren, maar dat ze wachten op een akkoord van de financiële afdeling. EMS heeft geschreven dat annuleren niet mogelijk is omdat het team en het vliegtuig klaar staan voor vertrek, en dat [geïntimeerde] dan een 100%
cancellation feezou moeten betalen.
3.10.
[geïntimeerde] heeft in reactie op dit bericht gevraagd om een brief van de bank van EMS waarin staat dat het geld niet ontvangen is. EMS heeft gereageerd dat de bank dicht is, omdat het weekend is, en dat zij dat pas op maandag kan regelen. [geïntimeerde] heeft hierop aangeboden met creditcard te betalen, wat EMS niet heeft geaccepteerd.
3.11.
Om 16:02 uur diezelfde dag heeft [geïntimeerde] aan EMS onder meer het volgende geschreven:

Please note that the price that you gave us was for the immediate action and flying on 27th August. When we were discussing the price I told your sales team that i have lower quotations for the same aircraft type on an air ambulance company for 80,000 euro but your colleague convinced me that the service is different and we will fly on 27th sooner than what the other company promised. We accepted the higher price to reach destination quicker but now we are going to wait until the Monday until you find solution within banks and so one Our patient has critic situation and we want to take her to home destination hospital as soon as possible. i understand your term and condition but who will be responsible if something happens to our patient and she will die. Please confirm that you can return the amount to us so that we can use other services to get her out of [plaats 4] today”.
Op dit bericht is geen reactie van EMS gekomen.
3.12.
Op 29 augustus 2022 om 04:45 uur heeft [geïntimeerde] EMS via Whatsapp gemeld dat zijn moeder is overleden. [geïntimeerde] heeft daarna gevraagd of EMS het lichaam wil vervoeren. Afgezien van een bericht met een condoleance, is daarop door EMS niet gereageerd.
3.13.
Bij e-mail van 29 augustus 2022 heeft [geïntimeerde] het volgende aan EMS geschreven:

Based on the contract we had for transferring [naam 1] you suppose to arrange a flight on 27th August 2 pm to transfer our critic patient from [plaats 4] to [plaats 5] but you didn't reply us back and you told us to wait until Monday because you don't have access to your financial department and banks are closed. My mother passed away on Monday 29th of August at 1:40 am. Since you didn't arrange this flight on time we lost our patient and we are going to sue your company.
On the other hand , you didn't even give us the confirmation of receiving the money even though we send you the bank confirmation. you need to transfer our money back immediately and this contract is not valid since there is no alive patient and you are responsible for her death.
I'm waiting for your immediate action and reply, you didn't even reply us up to this moment that I'm sending this email. Monday working hours are finished already and still no reply
3.14.
Bij brief van 31 augustus 2022 heeft de advocaat van [geïntimeerde] EMS gesommeerd tot terugbetaling van het bedrag van € 149.000,-. Bij brief van 10 oktober 2022 heeft de advocaat van EMS gereageerd dat zij aan haar contractuele verplichtingen heeft voldaan en niet tot terugbetaling zal overgaan.
3.15.
[geïntimeerde] heeft, na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, ten laste van EMS conservatoir beslag laten leggen onder Rabobank, ABN Amro Bank en ING Bank.

4.Eerste aanleg

4.1.
Voor zover van belang voor het hoger beroep heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg gevorderd dat EMS, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van primair € 149.000,- subsidiair € 74.500,- met rente en met veroordeling in de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten, met eveneens met rente.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de primaire vordering toegewezen, en EMS veroordeeld in de beslag- en proceskosten van [geïntimeerde] , met nakosten en rente.
4.2.
De rechtbank heeft hieraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag gelegd. De overeenkomst tussen partijen is, anders dan EMS heeft betoogd, geen zuivere persoonsvervoerovereenkomst maar een gemengde overeenkomst in de zin van artikel 6:215 BW. De overeenkomst heeft kenmerken van een overeenkomst van opdracht en van een overeenkomst van personenvervoer. Met het Whatsappbericht van 27 augustus 2022 16:02 uur heeft [geïntimeerde] de overeenkomst opgezegd. De opzegging moet beoordeeld worden aan de hand van de regels van opdracht (artikel 7:408 BW) en niet die van personenvervoer. Volgens artikel 7:408 lid 3 BW is de opdrachtgever die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf bij de opzegging geen schadevergoeding verschuldigd. Dit artikel is van dwingend recht (artikel 7:413 BW). Artikel 7.1 van de algemene voorwaarden van EMS bepaalt dat EMS bij voortijdige beëindiging van de overeenkomst aanspraak kan maken op een vast bedrag, te weten een percentage van de overeengekomen prijs, afhankelijk van de mate waarin EMS uitvoering had gegeven aan de opdracht. Deze vaste bedragen zijn niet gebaseerd op daadwerkelijk gemaakte kosten en kwalificeren als schadevergoeding. Artikel 7.1 is daarom in strijd met artikel 7:408 lid 3 BW en om die reden vernietigt de rechtbank dit artikel. EMS komt geen beroep op het artikel toe. Niet is komen vast te staan dat EMS voor de uitvoering van de opdracht onkosten heeft gemaakt (artikel 7:408 lid 3 jo 7:406 BW) of daarvoor werkzaamheden heeft verricht (artikel 7:411 BW). [geïntimeerde] is daarom niets aan EMS verschuldigd en kan het bedrag van € 149.000,- op grond van ongerechtvaardigde verrijking van EMS terugvorderen.

5.Beoordeling

5.1.
EMS komt met drie grieven op tegen het bestreden vonnis. Zij concludeert in hoger beroep tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] .
5.2.
[geïntimeerde] concludeert in hoger beroep tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van EMS in de proceskosten, met nakosten en rente.
5.3.
Dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt staat tussen partijen terecht niet ter discussie. Partijen zijn het er verder over eens dat op deze zaak Nederlands recht van toepassing is uit hoofde van de rechtskeuze in de algemene voorwaarden. Het hof gaat daarvan uit.
Grief I – kwalificatie overeenkomst
5.4.
Met grief I keert EMS zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de overeenkomst tussen haar en [geïntimeerde] als een gemengde overeenkomst in de zin van artikel 6:215 BW kwalificeert. EMS klaagt verder dat de rechtbank heeft geoordeeld dat de opzegging van de overeenkomst beoordeeld moet worden aan de hand van artikel 7:408 BW en dat artikel 7.1 van de algemene voorwaarden van EMS vernietigbaar is wegens strijd met artikel 7:408 lid 3 BW. EMS betoogt primair dat de overeenkomst een zuivere overeenkomst van personenvervoer is. EMS voert subsidiair aan dat als de overeenkomst een gemengde overeenkomst is, voor de opzegging daarvan artikel 8:90 BW en niet artikel 7:408 BW geldt.
5.5.
De grief faalt. De overeenkomst – uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf – voldoet naar het oordeel van het hof aan de omschrijvingen van de overeenkomst van personenvervoer en van de overeenkomst van opdracht en is daarmee een gemengde overeenkomst in de zin van artikel 6:215 BW. EMS heeft zich verbonden de moeder van [geïntimeerde] te vervoeren van [plaats 4] naar [plaats 5] . Partijen zijn overeengekomen dat het vervoer zal plaatsvinden per vliegtuig, en dat het vervoer naar en van het vliegveld per ambulance zal worden uitgevoerd. In zoverre gaat het om een overeenkomst van personenvervoer. Meer specifiek gaat het – uitgaande van de toepasselijkheid van Nederlands recht – om personenvervoer door de lucht (artikel 8:1390 BW) en over de weg (artikel 8:1140 BW). De overeenkomst is echter hiertoe niet beperkt. EMS heeft zich in de overeenkomst ook verbonden om in opdracht van [geïntimeerde] een aantal werkzaamheden te verrichten, zoals de begeleiding door een medisch team, de permanente (‘24/7’) bereikbaarheid van een dokter en het verlenen van nazorg. In dat opzicht gaat het om een overeenkomst van opdracht. Het hof verwerpt het betoog van EMS dat deze werkzaamheden onderdeel zijn van de vervoer-overeenkomst omdat zij verband houden met het vervoer van een persoon, die om medische redenen niet met een regulier transport mee kan, op medisch stabiele wijze. De strekking van de werkzaamheden gaat verder dan alleen dat doel. Zij zien op een algehele medische begeleiding van de te vervoeren persoon. Van nazorg (
examplary aftercare) valt bovendien, zonder toelichting die ontbreekt, niet in te zien hoe dat bijdraagt aan vervoer op medisch stabiele wijze. Van deze werkzaamheden kan, anders dan EMS betoogt, voorts niet gezegd worden dat zij zo ondergeschikt zijn aan het transport, dat zij geen zelfstandige betekenis hebben.
5.6.
Uit artikel 6:215 BW volgt dat op de overeenkomst de bepalingen van zowel personenvervoer als van opdracht van toepassing zijn, behalve voor zover die niet met elkaar te verenigen zijn. Is dat het geval dan dient door uitleg van de overeenkomst te worden beoordeeld welke bepaling(en) in het concrete geval dien(t)(en) te prevaleren. In voorkomend geval kan dit ertoe leiden dat bepalingen van dwingend recht buiten toepassing moeten worden gelaten (HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:405).
5.7.
De opzeggingsbepaling van de overeenkomst van personenvervoer en van de overeenkomst van opdracht zijn niet met elkaar te verenigen. Bij personenvervoer is de wederpartij van de vervoerder bij opzegging verplicht de vervoerder de schade te vergoeden, die deze ten gevolge van de opzegging lijdt (zie artikel 8:1410 BW voor luchtvervoer en artikel 8:1165 BW voor vervoer over de weg). Het door EMS genoemde artikel 8:90 BW geeft een zelfde regel maar is niet van toepassing (artikel 8:92 BW). Voor de overeenkomst van opdracht geldt daarentegen dat ingevolge artikel 7:408 lid 3 BW een natuurlijk persoon die een opdracht heeft verstrekt anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, bij opzegging geen schadevergoeding verschuldigd is. Uitleg van de overeenkomst tussen EMS en [geïntimeerde] (aan de hand van de Haviltex-maatstaf) leidt naar het oordeel van het hof ertoe dat de bepalingen van de overeenkomst van opdracht in dit geval prevaleren. Het gaat niet om regulier personenvervoer maar om een zeer specifieke overeenkomst waarbij de medische begeleiding en zorg voor de te vervoeren persoon centraal staan. Het zijn juist de overeengekomen medische werkzaamheden waarmee de door EMS aangeboden dienst zich onderscheidt van regulier personenvervoer. De prijs voor het vervoer is ook vele malen hoger dan die van regulier personenvervoer.
5.8.
Dit leidt tot de conclusie dat de opzegging van de overeenkomst beoordeeld moet worden aan de hand van artikel 7:408 lid 3 BW. EMS heeft niet betwist dat artikel 7.1 van haar algemene voorwaarden daarmee in strijd is. Dit betekent dat de rechtbank die bepaling terecht heeft vernietigd, gezien artikel 7:413 lid 1 BW, en dat EMS daarop geen beroep kan doen.
Grief II – opzegging?
5.9.
Onder grief II bestrijdt EMS het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] de overeenkomst heeft opgezegd met het Whatsappbericht van 27 augustus 2022 16:02 uur. Zij voert hierover het volgende aan. Het bericht is onvoldoende duidelijk om als opzeggingsverklaring te worden gezien. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat [geïntimeerde] tegenstrijdige berichten heeft gestuurd. Op het ene moment uitte hij frustratie en stuurde hij aan op beëindiging van de overeenkomst, terwijl hij vervolgens toch weer aanstuurde op de uitvoering daarvan. [geïntimeerde] heeft bovendien na het overlijden van zijn moeder gevraagd of EMS het stoffelijk overschot kon vervoeren, wat strijdig is met de uitleg dat het bericht een opzeggingsverklaring inhoudt.
5.10.
Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde] kon de overeenkomst vormvrij opzeggen. Beoordeeld moet worden of het bericht van 27 augustus 2022 als opzegverklaring heeft te gelden. Dit bericht moet worden gezien in de context van de afspraken die partijen hadden gemaakt en van de correspondentie tussen partijen die aan het bericht vooraf ging. Daaruit blijkt het volgende. Partijen waren overeengekomen dat de moeder van [geïntimeerde] zou worden vervoerd met een vlucht die in beginsel op 27 augustus 2022 uit [plaats 4] zou vertrekken. De correspondentie ging aanvankelijk over de vraag of [geïntimeerde] de factuur van EMS al dan niet had betaald. Uit de berichten van [geïntimeerde] van 26 augustus 2022 21:13 uur moest EMS begrijpen dat het voor [geïntimeerde] van zeer groot belang was dat zijn moeder op 27 augustus 2022 zou worden vervoerd. EMS heeft op zich terecht betoogd dat die berichten niet als opzeggingsverklaring kunnen worden beschouwd omdat [geïntimeerde] daarna op 27 augustus 2022 heeft aangeboden met creditcard te betalen. Dit moet echter worden gezien in het licht van de daaraan voorafgaande mededeling van EMS dat het team en het vliegtuig klaarstonden voor vertrek. Toen EMS betaling per creditcard niet accepteerde, heeft [geïntimeerde] het bewuste bericht van 27 augustus 2022 aan EMS gestuurd. EMS heeft uit dat bericht redelijkerwijs moeten begrijpen dat het [geïntimeerde] duidelijk was geworden dat vervoer op 27 augustus 2022 niet meer zou plaatsvinden en dat hij niet meer wilde dat EMS de opdracht zou uitvoeren. Het bericht kwalificeert derhalve als een – voor EMS voldoende kenbare – opzegverklaring. De omstandigheid dat [geïntimeerde] later aan EMS heeft gevraagd of zij het stoffelijk overschot kon vervoeren, maakt dit niet anders. [geïntimeerde] heeft EMS hiermee gevraagd of zij een nieuwe opdracht wilde aanvaarden die betrekking had op een andere situatie waarin medische begeleiding en tijdsdruk geen respectievelijk een minder belangrijke rol speelden.
5.11.
Het hof onderschrijft daarnaast het oordeel van de rechtbank dat ook de e-mail van [geïntimeerde] van 29 augustus 2022 als opzegverklaring kan worden beschouwd. EMS heeft tegen dat oordeel geen grief gericht.
5.12.
Dit alles betekent dat grief II faalt.
Grief III – vergoeding van onkosten en loon?
5.13.
Grief III richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat EMS geen aanspraak kan maken op vergoeding van onkosten en dat [geïntimeerde] geen loon aan EMS verschuldigd is. Het hof begrijpt dat EMS haar vordering(en) wegens onkosten en/of loon geheel of gedeeltelijk wil verrekenen met de (door de rechtbank toegewezen) vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 149.000,- uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking.
Onkosten?
5.14.
Uit artikel 7:408 lid 3 jo 7:406 BW volgt dat de opdrachtgever, ook in het geval van opzegging, de onkosten moet vergoeden die zijn verbonden aan de uitvoering van de opdracht, voor zover zij niet in het loon zijn begrepen. Op EMS rust de stelplicht en (bij voldoende gemotiveerde betwisting) de bewijslast van de gemaakte onkosten en de omvang daarvan.
5.15.
EMS heeft zich in hoger beroep geconcentreerd op de kosten van het vliegtuig (‘air ambulance’) van [naam 2] (hierna: [naam 2] ), die volgens EMS USD 78.000,- bedragen. EMS stelt dat zij op 25 augustus 2022 een offerte van [naam 2] heeft ontvangen voor een air ambulance voor een bedrag van USD 78.000, die zij bij e-mail van 26 augustus 2022 (22:35 uur) heeft bevestigd. Zij stelt verder dat zij bij e-mail van 28 augustus 2022 aan [naam 2] heeft laten weten de kosten van de air ambulance te hebben overgemaakt. De betaling is op 29 augustus 2022 uitgevoerd, zo stelt EMS. EMS heeft kopieën van de offerte en beide e-mails, en een schermafdruk van de overboeking overgelegd. EMS stelt dat zij een onherroepelijke verplichting jegens [naam 2] is aangegaan, die niet kon worden geannuleerd.
[geïntimeerde] heeft onder meer betwist dat EMS een onherroepelijke verplichting jegens [naam 2] is aangegaan die niet annuleerbaar was. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg erop gewezen dat EMS geen factuur van [naam 2] heeft overgelegd, geen details over de vlucht heeft verschaft en dat EMS niet heeft toegelicht dat en waarom EMS de boeking niet kon annuleren.
5.16.
Het hof oordeelt als volgt. EMS heeft, ondanks dat [geïntimeerde] hierop al in eerste aanleg had gewezen, ook in hoger beroep geen factuur van [naam 2] overgelegd. Dat die factuur zou moeten bestaan is aannemelijk: EMS vraagt zelf in haar e-mail van 26 augustus 2022 om een factuur (“
(...) Please share the invoice for processing (...)”). EMS heeft in hoger beroep evenmin details verschaft van de vluchtgegevens, terwijl [geïntimeerde] ook dat punt in eerste aanleg al aan de orde had gesteld. De stellingen van EMS en de door haar overgelegde stukken geven een diffuus beeld van het moment waarop zij de vlucht definitief bevestigde en wanneer die zou worden uitgevoerd. De e-mail van 26 augustus 2022 duidt erop dat het zou gaan een bevestiging op dat moment van een vlucht op 27 augustus 2022 (“
(...) We would like to confirm this quote for tomorrow. (...)”). In punt 32 van de memorie van grieven stelt EMS echter dat zij pas op 28 augustus 2022 – en dus
nahet bericht van [geïntimeerde] van 27 augustus 2022 16:02 uur – aan [naam 2] definitief opdracht gaf voor de vlucht: “
En het spreekt evenzeer voor zich dat als het EMS duidelijk was dat [geïntimeerde] daadwerkelijk met het laatste zinsdeel van het Whatsappbericht d.d. 27 augustus 2022, 16:02 uur, (definitief) had willen opzeggen, zij de besproken air ambulance op zaterdag[bedoeld zal zijn: zondag, hof]
28 augustus 2022 niet zou hebben bevestigd.” EMS heeft ten slotte niet geconcretiseerd waarom zij de vlucht niet (meer) kon annuleren. Dit alles brengt het hof tot de conclusie dat EMS in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan haar stelplicht op het punt van de kosten van [naam 2] . Die kosten komen dus niet voor vergoeding in aanmerking.
5.17.
EMS heeft in hoger beroep niet gemotiveerd gesteld welke andere onkosten zij heeft gemaakt en heeft daarmee wat eventuele andere onkosten betreft dus evenmin aan haar stelplicht voldaan. Het hof gaat daarom voorbij aan het aanbod van EMS om de specificatie van de overheadkosten te bewijzen.
Loon?
5.18.
EMS heeft verder aangevoerd dat het op de weg van [geïntimeerde] lag om aan te tonen dat de factuur van EMS tijdig was betaald, of in elk geval een deugdelijk betalingsbewijs over te leggen. EMS stelt dat de stukken die [geïntimeerde] destijds aan haar heeft gestuurd als bewijs van betaling, ondeugdelijk waren. Het hof begrijpt dat EMS hiermee wil betogen dat de opzegging aan [geïntimeerde] kan worden toegerekend en dat EMS recht heeft op betaling van het volle loon (artikel 7:411 lid 2 BW). Het hof verwerpt dit betoog. [geïntimeerde] heeft de overeenkomst opgezegd nadat EMS hem op 27 augustus 2022 te kennen had gegeven dat zij de betaling nog steeds niet had ontvangen en dat de vlucht niet zou worden uitgevoerd zolang de betaling niet was bijgeschreven. Uit de eigen stellingen van EMS (memorie van grieven, punt 30) blijkt dat EMS de betaling van [geïntimeerde] in de avond van 26 augustus 2022 heeft ontvangen. In dat licht kan het [geïntimeerde] niet worden toegerekend dat hij de opdracht heeft opgezegd. Hij verkeerde in de – naar nu blijkt: terechte – veronderstelling de factuur van EMS te hebben betaald en wenste dat zijn ernstig zieke moeder zo snel mogelijk zou worden vervoerd naar [plaats 3] . Toen hij op 27 augustus 2022 te horen kreeg dat de factuur niet was betaald en de vlucht die dag niet zou doorgaan, was er voor hem een gegronde reden de overeenkomst op te zeggen. Dat valt niet hem, maar juist EMS toe te rekenen. Aannemelijk is dat [geïntimeerde] de opdracht niet zou hebben opgezegd als EMS hem op 27 augustus 2022 juist had geïnformeerd dat de betaling was ontvangen.
5.19.
Wat betreft de vraag of EMS aanspraak heeft op betaling van een deel van het loon (artikel 7:411 lid 1 BW), geldt het volgende. De rechtbank heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat EMS werkzaamheden heeft verricht ter uitvoering van de opdracht. EMS heeft hierover in hoger beroep niet meer opgemerkt dan dat dit oordeel onjuist en onbegrijpelijk is. EMS, op wie op dit punt de stelplicht en (bij voldoende gemotiveerde betwisting) de bewijslast rust, heeft in hoger beroep niet geconcretiseerd welke werkzaamheden zij ter uitvoering van de opdracht heeft verricht (‘de gedane verrichtingen’) en wat hiervoor een redelijk loon is. Daarmee heeft zij ook op dit punt niet aan haar stelplicht voldaan. Om die reden verwerpt het hof het bewijsaanbod van EMS ter zake van ‘de gedane verrichtingen’.
Afronding
5.20.
Het hof verwerpt het bewijsaanbod van EMS. Zij heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak kunnen leiden.
5.21.
De grieven treffen geen doel. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. EMS is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten daarvan. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 1.780,-
- salaris advocaat
€ 3.572,-(tarief V, een punt)
Totaal € 5.352,-

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt EMS in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan vandaag aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 5.352,- en op € 178 voor nasalaris, te vermeerderen, als EMS niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling van dit arrest voldoet en vervolgens betekening van dit arrest plaatsvindt, met € 92 voor aanvullend nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, L. Alwin en. K.A.J. Bisschop en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.