Op 21 mei 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 10 januari 2024 werd gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van de diefstal van drie broodjes en het voorhanden hebben van een busje pepperspray. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarbij hij was veroordeeld voor deze feiten. Tijdens de zitting op 7 mei 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van de eerdere straf.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met aanvulling van gronden. De bewijsoverwegingen zijn uitgebreid, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte drie broodjes had weggenomen zonder deze af te rekenen. De verdachte had verklaard dat hij was gebeld en daardoor was vergeten te betalen, maar het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor deze verklaring, aangezien er geen zichtbare telefoon was waargenomen. Het hof concludeerde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de winkeldiefstal had gepleegd zoals tenlastegelegd.
Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer, met uitzondering van mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg, die buiten staat was om te ondertekenen.