ECLI:NL:GHAMS:2025:1364
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- B.E. Dijkers
- A.M. Koolen - Zwijnenburg
- H.A. Stalenhoef
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in ontnemingszaak na hoger beroep inzake diefstal door middel van verbreking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 juni 2021. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor diefstal door middel van verbreking. De betrokkene had in de strafzaak een geldbedrag van € 21.536,09 aan de Staat moeten betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de diefstal van sieraden, portefeuilles en horloges ter waarde van € 57.736,70. De advocaat-generaal had gevorderd dat de betrokkene de verplichting tot betaling aan de Staat zou krijgen, en het hof heeft deze vordering bevestigd. De verdediging had verzocht om niet-ontvankelijkheid van de vordering en had gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn, maar het hof heeft hier geen aanleiding in gezien om de vordering af te wijzen. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 21.536,09, zonder de maximale duur van de gijzeling te beperken, zoals door de verdediging was verzocht. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.