ECLI:NL:GHAMS:2025:1371

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
200.328.283
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en Actio Pauliana met matiging van aansprakelijkheid

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2025, gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurders van GT4U B.V. in het kader van een faillissement. De appellanten, bestaande uit twee natuurlijke personen en de vennootschap GT4U, zijn in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De curator van het faillissement van GT HEALTHCARE4U B.V. heeft betalingen van managementfee aan GT4U betwist en deze als onverplicht aangemerkt, wat leidt tot de vraag of deze betalingen kunnen worden teruggevorderd op basis van de Actio Pauliana. Het hof heeft vastgesteld dat GT4U niet heeft voldaan aan een eerder bevel om bewijsstukken te overleggen, waardoor de authenticiteit van het managementcontract niet kon worden vastgesteld. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen rechtsgrond was voor de betalingen, die als onverplicht zijn aangemerkt. De curator heeft terecht de betalingen vernietigd, omdat deze hebben geleid tot benadeling van schuldeisers. Het hof heeft de aansprakelijkheid van de appellanten gematigd tot € 30.000,00, en hen veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de boedel van GTHC4U. De proceskosten zijn eveneens aan de appellanten opgelegd, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.328.283/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/697694/HA ZA 21-90
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 mei 2025
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

wonend te [plaats 1] ,
2.
[appellant 2] ,
wonend te [plaats 1] ,
3.
GT4U B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
advocaat: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp,
tegen
[geïntimeerde] , in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van GT HEALTHCARE4U B.V.,
wonend te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D. Hazenberg te Amsterdam.
Appellanten onder 1 en 2 worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd en ieder afzonderlijk [appellant 1] en [appellant 2] . Appellante onder 3 wordt hierna GT4U genoemd en geïntimeerde wordt hierna de curator genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Op 14 januari 2025 is een tussenarrest gewezen waarin het procesverloop tot aan dat arrest vermeld is. In het tussenarrest heeft het hof GT4U bevolen uiterlijk op 11 februari 2025 de originele getekende versie van het managementcontract tussen GTHC4U en GT4U van 1 februari 2016 ter griffie van het hof te deponeren, bij akte te reageren op de stellingen van de curator ten aanzien van (de authenticiteit van) het managementcontract en een toelichting te geven op de totstandkoming van het managementcontract.
1.2.
GT4U heeft niet voldaan aan dit bevel, waarna aan haar verval van instantie is verleend voor het nemen van de in het tussenarrest genoemde akte.
1.3.
De curator heeft vervolgens nog een akte genomen en arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling van het geschil in hoger beroep

2.1.
Het gaat thans nog slechts om de vraag of vijf betalingen van managementfee aan GT4U tot een totaalbedrag van € 25.000,00 (
nrs. 1 tot en met 5in het onder 3.4 in het tussenarrest opgenomen overzicht) verplicht verrichte betalingen waren.
2.2.
Omdat GT4U niet heeft voldaan aan het hiervoor vermelde bevel van het hof, kan het hof niet uitgaan van de – door de curator betwiste – authenticiteit van het managementcontract. Dit betekent dat het hof er ook niet van kan uitgaan dat het vermeende managementcontract ten grondslag lag aan voornoemde betalingen. Daarmee moet het er voor worden gehouden dat geen rechtsgrond voor deze betalingen aanwezig was en dat dus sprake is van onverplicht verrichte rechtshandelingen als bedoeld in art. 42 Fw.
2.3.
Ten aanzien van de onder
nrs. 6, 7 en 8in het overzicht vermelde betalingen van in totaal € 16.000,00 heeft het hof in rov. 5.24 van het tussenarrest geoordeeld dat GT4U geen concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld of stukken in het geding gebracht waaruit dat volgt dat deze betalingen voorgeschoten huur betreffen. GT4U heeft daarmee haar verweer tegen de stellingen van curator onvoldoende onderbouwd, zodat het hof dit verweer verwerpt. Daarmee geldt ook voor deze betalingen dat hiervoor geen rechtsgrond aanwezig was en dat dus sprake is van onverplicht verrichte rechtshandelingen als bedoeld in art. 42 Fw.
2.4.
In het tussenarrest is (in rov. 5.23) vastgesteld dat de onder 2.1 en 2.3 bedoelde betalingen hebben geleid tot benadeling van schuldeisers van GTHC4U en dat ten tijde van de betalingen zowel bij GTHC4U als GT4U wetenschap van deze benadeling bestond. Daarmee is voldaan aan alle voorwaarden voor het succesvol inroepen van de Actio pauliana en heeft de curator deze betalingen dus terecht vernietigd. Ten aanzien van de onder
nr. 9van het overzicht vermelde betaling van € 2.000,00 heeft GT4U erkend dit bedrag (vermeerderd met rente) aan de curator te moeten terugbetalen.
2.5.
De vordering van de curator tot betaling van een bedrag van € 43.000,00 (vermeerderd met rente) jegens GT4U is dus terecht door de rechtbank toegewezen. Grief 5 faalt.
Slotsom
2.6.
Grief 1, 2, 3 en 5 falen. Grief 4 slaagt gedeeltelijk, namelijk voor zover [appellanten] zijn veroordeeld tot betaling van het tekort in het faillissement van GTHC4U en tot betaling van een voorschot op dit tekort. Het hof heeft in het tussenarrest in rov. 5.18 immers geoordeeld dat de aansprakelijkheid van [appellanten] gezamenlijk op grond van art. 2:248 lid 1 BW moet worden gematigd tot een bedrag van € 30.000,00 (inclusief rente).
2.7.
Nu de aansprakelijkheid van [appellanten] op voornoemd bedrag is vastgesteld en tot een toewijsbare vordering van de curator tot dit bedrag leidt, zullen de vorderingen tot veroordeling van [appellanten] tot betaling van het tekort in het faillissement van GTHC4U en tot betaling van een voorschot op dit tekort worden afgewezen. Het bestreden vonnis zal dus in zoverre worden vernietigd en voor het overige worden bekrachtigd.
2.8.
[appellanten] en GT4U zijn in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat
€ 2.356,50 +(tarief III, anderhalf punt)
totaal € 3.139,50

3.Beslissing

Het hof:
3.1.
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover [appellant 1] en [appellant 2] zijn veroordeeld om aan de boedel van GTHC4U te betalen het tekort in het faillissement van GTHC4U, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en tot betaling van een voorschot van
€ 10.000,00 op dit tekort;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
3.2.
veroordeelt [appellant 2] en [appellant 1] hoofdelijk om aan de boedel van GTHC4U een bedrag van € 30.000,00 (inclusief rente) te betalen;
3.3.
veroordeelt [appellant 1] , [appellant 2] en GT4U hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de curator vastgesteld op € 3.139,50 en op € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
3.4.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
3.5.
verklaart de veroordelingen onder 3.2 en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, L. Alwin en J.L.M. Groenewegen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.