ECLI:NL:GHAMS:2025:1377

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
23-001723-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 180 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 15 maart 2022 in Amstelveen hebben voorgedaan. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 april 2025 heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de raadsman vrijspraak heeft bepleit voor het telen van hennep, stellende dat de verdachte slechts zijn woning ter beschikking had gesteld aan anderen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 maart 2022 wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplanten in zijn woning en dat hij zich tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij Liander niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze betrekking had op een langere periode dan de bewezen diefstal.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001723-24 (straf)
datum uitspraak: 7 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-158250-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 180 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Amstelveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Standpunt van partijen
De advocaat-generaal heeft – kort gezegd – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het telen van hennep en diefstal met verbreking van elektriciteit. Daarbij heeft de advocaat-generaal vrijspraak gevorderd voor het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde medeplegen nu er onvoldoende aanwijzingen zijn om vast te stellen dat andere personen in de woning van de verdachte zijn geweest.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit voor het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde telen van hennep. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte in ruil voor een vergoeding van de huurkosten slechts zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan anderen die de hennepkwekerij hebben opgezet en geëxploiteerd. Dit levert volgens de verdediging hooguit medeplichtigheid aan het telen op, maar nu dat niet ten laste is gelegd, dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben en de diefstal van elektriciteit op 15 maart 2022, heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Overwegingen van het hof ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat op 15 maart 2022 in de woning van de verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij met 180 hennepplanten is aangetroffen. De elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. Zowel het huur- als energiecontract stonden op naam van de verdachte en de maandelijkse huurkosten werden via het rekeningnummer van de verdachte voldaan. De verdachte heeft verklaard dat hij als enige in de woning woonde en dat hij zijn woning (slechts) ter beschikking heeft gesteld aan anderen die de hennepkwekerij hebben opgezet en geëxploiteerd. Dit alles zou de verdachte hebben gedaan in ruil voor een maandelijkse vergoeding ter hoogte van de huurkosten, zodat hij een deel van zijn schulden kon aflossen. Op vragen van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij wel eens heeft gekeken bij de planten. Tevens heeft de verdachte in eerste aanleg verklaard: “Ik was er vier keer zelf bij toen het
(het hof begrijpt: de hennepplanten)geknipt werd”.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat anderen de hennepplantage hebben opgezet en geëxploiteerd niet onaannemelijk, mede gelet op de professionaliteit hiervan en de verklaring van buren dat er twee personen regelmatig in de woning aanwezig waren. Met de verdediging is het hof van oordeel dat gelet op het voorgaande en bij gebreke van wettig en overtuigend bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking met die (onbekend gebleven) andere persoon of personen aangaande het telen van hennep, niet kan worden bewezen dat de verdachte op 15 maart 2022 handelingen heeft verricht die kunnen leiden tot een bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde (mede)plegen van het telen, bereiden, bewerken of verwerken van hennep, zodat hij van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof kan wel wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte op
15 maart 2022 opzettelijk 180 hennepplanten aanwezig heeft gehad, hetgeen onder 1 impliciet subsidiair ten laste is gelegd. Uit zijn eigen verklaring volgt immers dat hij op 15 maart 2022 wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplanten, die zich in de woning bevonden waar hij leefde, waardoor die hennepplanten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden. Overeenkomstig de verklaring van de verdachte is het hof van oordeel dat hij dit tezamen en in vereniging met één of meer anderen heeft gedaan.
Overwegingen van het hof ten aanzien van feit 2
Tevens is het hof, evenals de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 15 maart 2022 zich tezamen en in vereniging met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met verbreking van elektriciteit. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij niet heeft geweten hoe de elektriciteit werd afgenomen, acht het hof niet geloofwaardig gelet op de wijze waarop de meterkast - die zich in de woning van de verdachte bevond - is aangetroffen. Duidelijk zichtbaar was dat een grote hoeveelheid (energie)kabels was aangesloten, die buiten de elektriciteitsmeter om naar de kweekruimtes liepen en deze voorzagen van elektriciteit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 maart 2022 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) 180 hennepplanten;
2.
hij op 15 maart 2022 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg door de politierechter is opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat de verdachte een
first offenderis, dat hij sinds de onderhavige feiten niet opnieuw met justitie in aanraking is geweest, dat het oude feiten betreft, dat hij heeft gehandeld uit financiële nood en dat zijn schuldenlast alleen maar groter is geworden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een of meer anderen aanwezig hebben van hennepplanten in zijn woning. Gezien de hoeveelheid van de aangetroffen planten kan het niet anders dan dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers. De handel in hennep kan daarnaast leiden tot verschillende vormen van criminaliteit. De hennepteelt in de woning van de verdachte is gepaard gegaan met diefstal van elektriciteit, hetgeen schade en overlast heeft bezorgd aan de leverancier. Ook kan het illegaal aftappen van elektriciteit brandgevaar opleveren voor de omgeving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 april 2025 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof tevens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde en door de politierechter opgelegde straf niet passend, omdat het van belang wordt geacht een voorwaardelijk strafdeel op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden (al dan niet uit financiële nood) wederom over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij Liander

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 33.937,33 ter vergoeding van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 32.833,99. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Gelet op het feit dat de tenlastegelegde en bewezenverklaarde diefstal van de elektriciteit slechts betrekking heeft op één dag, terwijl de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op een (aanzienlijk) langere periode, is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het is immers niet duidelijk hoeveel schade de benadeelde partij heeft gelegen ten gevolge van de diefstal van elektriciteit voor zover deze is gepleegd op
15 maart 2022. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 impliciet subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij Liander
Verklaart de benadeelde partij Liander niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. L.F. Roseval en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 mei 2025.
mr. A.J. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]