ECLI:NL:GHAMS:2025:1379

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
23-001773-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van 332 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte ook vernieling, maar de verdachte werd hiervan vrijgesproken. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de vernielingen had gepleegd. De advocaat-generaal had gevorderd tot bewezenverklaring van de hennepteelt en diefstal, waarbij werd aangevoerd dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij in de woning, aangezien het huur- en energiecontract op haar naam stonden. De verdachte had echter betoogd dat haar rol in de hennepkwekerij beperkt was en dat zij niet wist dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk 332 hennepplanten aanwezig had en dat zij zich schuldig had gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Het hof hield rekening met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten, waaronder de diefstal van elektriciteit en de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van gebruikers van hennep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001773-24 (straf)
datum uitspraak: 7 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-072465-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 april 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en haar raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 31 augustus 2021 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 332 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 31 augustus 2021 te Amsterdam een hoeveelheid van 4395 kWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
zij op of omstreeks 31 augustus 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere tegels en/of muren en/of kozijnen en/of deuren en/of sloten en/of een keukenblok en/of een meterkast, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde

Het hof is evenals de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, doordat niet bewezen kan worden dat de vernielingen zijn verricht op de tenlastegelegde datum. Daarom moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde

Standpunt van partijen
De advocaat-generaal heeft – kort gezegd – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het telen van hennep en diefstal met verbreking van elektriciteit en heeft daartoe aangevoerd dat zowel het huur- als elektriciteitscontract op naam van de verdachte stonden, terwijl zij wist dat er een hennepkwekerij gevestigd was in de woning. Daarbij was de verdachte degene die gedurende bijna een jaar de huur- en elektriciteitsrekeningen betaalde en heeft zij pas per eind oktober 2021 de huur opgezegd. De verdachte is dus gedurende een langere periode bewust betrokken geweest bij de hennepkwekerij.
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde diefstal heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verdachte de energierekeningen betaalde en dat de hoogte van die rekeningen niet in lijn waren met de hoeveelheid hennepplanten in de woning, terwijl de verdachte in het verleden eerder hennep heeft geteeld en dus kennis heeft over hoe dat in zijn werk gaat.
Dat uit de verklaring van de verdachte en het dossier blijkt dat ook twee andere personen betrokken waren bij de hennepkwekerij, maakt volgens de advocaat-generaal niet dat de verdachte niet als pleger kan worden veroordeeld.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep, omdat de bijdrage van de verdachte, bestaande uit het ondertekenen van het huurcontract en het betalen van de huur- en energierekeningen, hiertoe onvoldoende is. Daarbij heeft de raadsman gesteld dat het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte als ‘stroman’ werd gebruikt aangezien de huur telkens op de rekening van de verdachte werd teruggestort.
Ten aanzien van het impliciet subsidiair tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van hennep, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Wat betreft de onder 2 tenlastegelegde diefstal heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de rol van de verdachte gering en ondergeschikt was en het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt, omdat zij heeft verklaard niet te hebben geweten dat de stroom illegaal werd afgenomen.
Overwegingen van het hof ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat op 31 augustus 2021 in de woning aan de [adres 2] een in werking zijnde hennepkwekerij met 332 hennepplanten is aangetroffen. Het huurcontract heeft van 1 november 2020 tot en met
31 oktober 2021 op naam van de verdachte gestaan en zij heeft zich op 1 november 2020 (als enige) ingeschreven op voornoemd adres. Daarnaast stond het energiecontract op naam van de verdachte en werden de maandelijkse huur- en energierekeningen meestal via het rekeningnummer van de verdachte betaald. Op de dag van de inval (31 augustus 2021) is de verdachte naar de woning gekomen, waarna zij door de politie is aangehouden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep (pas) voor het eerst een verklaring afgelegd, die ten dele inconsistent is en op een aantal punten in strijd is met de overige bewijsmiddelen. Hoewel het hof op grond van het dossier en overeenkomstig de verklaring van de verdachte ervan uitgaat dat anderen betrokkenheid hebben gehad bij de kwekerij, acht het hof het niet geloofwaardig dat de verdachte de huiseigenaar [slachtoffer] nooit heeft gezien en dat zij nooit in de woning is geweest. Het hof wijst daarbij op de verklaring van [slachtoffer] inhoudende dat de verdachte tezamen met een vriend de woning heeft bekeken en het huurcontract heeft ondertekend. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring. Daarnaast is de verdachte op de dag van de inval bij de woning aangetroffen. De verdachte heeft hierover verklaard dat zij op verzoek van [persoon 1] die dag voor het eerst naar de woning is gekomen en dat zij elkaar daar zouden ontmoeten. Het hof acht dit niet geloofwaardig nu de verdachte haar verklaring op geen enkele wijze heeft onderbouwd en [persoon 1] op het moment van de inval en de ontmanteling niet bij de woning is gezien.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 31 augustus 2021 handelingen heeft verricht die kunnen leiden tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 impliciet primair tenlastegelegde telen, bereiden, bewerken of verwerken van hennep. De enkele omstandigheid dat het huur- en elektriciteitscontract op naam van de verdachte stonden, is daarvoor onvoldoende bij gebrek aan andere concrete aanknopingspunten voor betrokkenheid bij het telen en gelet op de overige bevindingen waaronder in het bijzonder de uit het dossier blijkende betrokkenheid van [persoon 1] en [persoon 2] . Om die reden zal zij van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof kan wel wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte op
31 augustus 2021 opzettelijk 332 hennepplanten aanwezig heeft gehad, hetgeen onder 1 impliciet subsidiair ten laste is gelegd. Uit haar eigen verklaring ter terechtzitting volgt immers dat zij op
31 augustus 2021 wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplanten in de woning aan het [adres 2] , waarvan het huur- en energiecontract op haar naam stonden en waar de verdachte ook stond ingeschreven. De verklaring van de verdachte dat zij (toevalligerwijs) alleen op de dag van de inval bij de woning is geweest, acht het hof als gezegd niet geloofwaardig. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte meer betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij dan zij ter zitting heeft willen doen geloven en dat de hennepplanten zich in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden.
Overwegingen van het hof ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De verklaring van de verdachte dat zij niet heeft geweten dat de stroom illegaal werd afgenomen, acht het hof niet geloofwaardig gelet op het feit dat zij de energierekeningen betaalde, terwijl zij wist dat er een hennepkwekerij van aanzienlijke omvang gevestigd was in de woning. De verdachte moet dus hebben gezien dat de hoogte van de energierekeningen niet in lijn was met het feit dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond. Dit geldt temeer nu de verdachte al eerder een hennepkwekerij heeft gehad, waarbij zij (naar eigen zeggen) de energie
legaalheeft afgenomen. De verdachte moet dus ook uit eigen ervaring hebben geweten dat het energieverbruik van een hennepkwekerij in een woning hoog is. Het opzetverweer ten aanzien van de diefstal wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 31 augustus 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) 332 hennepplanten;
2.
zij op 31 augustus 2021 te Amsterdam een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektriciteit onder haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier dagen en een taakstraf voor de duur van
180 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 332 hennepplanten. Gezien de grote hoeveelheid van de aangetroffen planten kan het niet anders dan dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers. De handel in hennep kan daarnaast leiden tot verschillende vormen van criminaliteit. De hennepteelt is gepaard gegaan met diefstal van elektriciteit, hetgeen schade en overlast heeft bezorgd aan de leverancier. Ook kan het illegaal aftappen van elektriciteit brandgevaar opleveren voor de omgeving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 april 2025 is zij eerder voor een soortgelijk strafbaar feit onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de recidive van de verdachte, het feit dat er meerdere oogsten zijn geweest en het feit dat tevens sprake is van diefstal van elektriciteit, ziet het hof aanleiding om af te wijken van het relevante oriëntatiepunt voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ter zake hennepkwekerijen. Daarbij acht het hof het van belang om aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om te voorkomen dat zij zich lichtvaardig nog eens met hennepteelt zal inlaten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 120 uren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 impliciet subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
59 (negenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. B.E. Dijkers en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 mei 2025.
mr. A.J. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]