ECLI:NL:GHAMS:2025:1410

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
200.347.159/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging voor schenking door bewindvoerder afgewezen

In deze zaak gaat het om een verzoek tot verlening van een machtiging aan de bewindvoerder, [bewindvoerder], om een schenking te doen ten laste van het vermogen van de rechthebbenden, [de vader] en [de moeder]. De kantonrechter in Haarlem heeft op 22 juli 2024 het verzoek afgewezen, waarop [bewindvoerder] in hoger beroep is gegaan. De rechthebbenden zijn de ouders van [bewindvoerder] en [naam], die beiden onder bewind staan vanwege hun geestelijke en lichamelijke toestand. Het hof heeft op 3 juni 2025 de bestreden beslissing van de kantonrechter vernietigd, maar het verzoek van [bewindvoerder] tot het verlenen van een machtiging voor een schenking van € 150.415,- per dochter afgewezen. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor een schenkingstraditie en dat de omvang van de verzochte schenking te groot is in verhouding tot het beschikbare vermogen van de rechthebbenden. Wel verleent het hof een machtiging voor een schenking ter hoogte van het belastingvrije bedrag van € 6.633,- per dochter. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. J.M. van Baardewijk, in aanwezigheid van de griffier, mr. B.F. Beijderwellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.347.159/01
zaaknummer rechtbank: BM66718
beschikking van de meervoudige kamer van 3 juni 2025 in de zaak van
[bewindvoerder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: [bewindvoerder] of de bewindvoerder,
advocaat: mr. M. Bootsma te Haarlem,
in het bewind van:

1.[de vader] ,

en

2. [de moeder] ,

beiden wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,
hierna afzonderlijk aan te duiden als onderscheidenlijk de vader en de moeder, en gezamenlijk als de rechthebbenden.
Het hof merkt verder als belanghebbende aan:
- [naam] (hierna: [naam] ).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het verzoek tot verlening van een machtiging aan de bewindvoerder tot het doen van een schenking ten laste van het vermogen van de rechthebbenden.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) heeft in een beslissing van 22 juli 2024 (hierna: de bestreden beslissing) het verzoek tot verlening van een machtiging aan [bewindvoerder] – de bewindvoerder van de rechthebbenden – om aan haar en [naam] een schenking te doen van € 150.415,- per persoon afgewezen. [bewindvoerder] is het daarmee niet eens en wil dat wel een machtiging wordt verleend voor de verzochte schenkingen. [naam] is het eens met [bewindvoerder] .

2.De procedure in hoger beroep

2.1
[bewindvoerder] is op 18 oktober 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beslissing.
2.2
Verder is binnengekomen een brief van [naam] van 27 december 2024.
2.3
De zitting heeft op 26 februari 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [bewindvoerder] , bijgestaan door haar advocaat;
- [naam] .

3.De feiten

3.1
De rechthebbenden zijn de ouders van [bewindvoerder] en [naam] (hierna gezamenlijk: de dochters).
3.2
Bij beschikking van 9 februari 2023 heeft de kantonrechter de goederen van de rechthebbenden onder bewind gesteld wegens hun lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van 9 februari 2023 heeft de kantonrechter ten behoeve van de rechthebbenden een mentorschap ingesteld, met benoeming van [naam] tot mentor.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beslissing het verzoek van de dochters tot verlening van een machtiging tot het doen van een schenking aan hen van € 150.000,- per persoon uit het vermogen van de rechthebbenden afgewezen. De kantonrechter heeft toestemming gegeven voor een schenking aan de dochters ter hoogte van het belastingvrije bedrag van
€ 6.633,- per persoon.
4.2
[bewindvoerder] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beslissing, een machtiging aan haar als bewindvoerder te verlenen om uit het vermogen van de rechthebbenden een schenking te doen aan de dochters van € 150.415,- per persoon.
4.3
[naam] is het eens met het verzoek van [bewindvoerder] en de door haar daarover ingenomen standpunten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Uit de stukken, waaronder de medische verklaring en de brief van [naam] van
27 december 2024, en het verhandelde ter zitting maakt het hof op dat het als gevolg van hun geestelijke en lichamelijke toestand geen zin heeft om de rechthebbenden te horen, zodat het hof daarvan heeft afgezien.
De standpunten
5.2
Volgens [bewindvoerder] heeft de kantonrechter ten onrechte geen toestemming voor de schenking verleend. Niet zonder meer kan worden gezegd dat geen sprake is van een schenkingstraditie. De rechthebbenden hebben in de afgelopen jaren twee schenkingen aan de dochters gedaan. Zij beschikten eerder echter niet over voldoende liquide vermogen om langdurig hogere bedragen te schenken. Door de verkoop van hun huis zijn de rechthebbenden nu wel in staat om meer te schenken. Verder blijkt uit de jurisprudentie dat ook bij het ontbreken van een schenkingstraditie alsnog toestemming kan worden verleend voor een schenking, onder meer als deze in lijn is met de wens of intentie van de rechthebbende. De rechthebbenden hebben altijd de wens gehad om te schenken aan de dochters. Zij zullen het geld zelf niet meer gebruiken en willen daarom dat de dochters er profijt van hebben. Weliswaar kan de vader nu niet meer uiten dat hij dat wil, maar in het verleden heeft hij deze wens wel duidelijk te kennen gegeven. De moeder is nog steeds stellig in haar wens om te schenken, zoals ook blijkt uit de verschillende verklaringen die daarover zijn overgelegd. Verder zullen de rechthebbenden geen nadeel ondervinden van de schenking. Zij zouden na de schenking voldoende vermogen overhouden om aan hun financiële verplichtingen te voldoen en een prettig leven te kunnen leiden, aldus [bewindvoerder] .
5.3
[naam] sluit zich aan bij het standpunt van [bewindvoerder] . Ter zitting in hoger beroep heeft zij de verklaringen van [bewindvoerder] onderschreven.
Het wettelijk kader
5.4
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek behoeft de bewindvoerder, tenzij het een gewone beheersdaad betreft, voor het beschikken over een onder bewind staand goed de toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat is of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter. Schenken is een beschikkingsdaad waarvoor de bewindvoerder toestemming behoeft.
5.5
Verder worden de “Aanbevelingen meerderjarigenbewind” (hierna: de aanbevelingen) gebruikt bij de beoordeling van een verzoek als dit. Op grond van de aanbevelingen is het uitgangspunt dat een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, als hoofdregel wordt afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond. Wel kan van de hoofdregel worden afgeweken in bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden. Dit indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert. Verder wordt een schenking in beginsel, ook als sprake is van een schenkingstraditie, niet toegestaan als het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder wordt dan € 30.000,-.
De beoordeling door het hof
5.6
Ter zitting in hoger beroep is de rechtsgeldigheid van de beslissing van de kantonrechter aan de orde gekomen. De kantonrechter heeft zijn beslissing niet in een beschikking vervat. Mr. Bootsma heeft de beslissing geraadpleegd via het digitale systeem van de kantonrechter en daarvan een uitdraai bij het hof overgelegd. Het hof oordeelt als volgt. Weliswaar heeft de bestreden beslissing niet de vorm van een beschikking , en heeft de kantonrechter de beslissing niet ondertekend, maar voldoende duidelijk is geworden dat het hier gaat om een rechterlijke beslissing, waarvan op grond van de wet hoger beroep open staat (vg. HR 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1667). Het hof zal het verzoek van [bewindvoerder] hierna inhoudelijk beoordelen.
5.7
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat de rechthebbenden in januari 2022 een schenking van € 5.500,- aan ieder van de dochters hebben gedaan. Naar het oordeel van het hof is dat echter niet een zodanige schenkingstraditie dat een schenking als thans verzocht gerechtvaardigd is. Dat het grootste deel van het vermogen van de rechthebbenden niet liquide was omdat het in de (waarde van) de woning zat, waardoor geen schenkingstraditie tot stand heeft kunnen komen, maakt niet dat dit anders moet worden beoordeeld. Van bijzondere omstandigheden als hiervoor onder 5.5 bedoeld, is verder onvoldoende gebleken.
5.8
Op 9 februari 2023 zijn de goederen van de rechthebbenden onder bewind gesteld en is ten behoeve van hen een mentorschap ingesteld, nadat door een arts op 2 december 2022 is vastgesteld dat zij beiden niet meer wilsbekwaam zijn. Sinds 16 februari 2023 wonen de rechthebbenden in verpleeginstelling [X] . De vader heeft een progressieve vorm van dementie en zijn toestand verslechtert. Ook de fysieke en mentale gezondheid van de moeder neemt af. Weliswaar hebben de dochters ter zitting verklaard dat de rechthebbenden in het verleden de intentie hadden om te schenken en heeft [bewindvoerder] verklaringen overgelegd waaruit volgt dat dat op dit moment nog steeds de wens van de moeder is, maar deze gestelde wens is op zichzelf niet voldoende om af te wijken van de hoofdregel. Het hof kan uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet afleiden dat de rechthebbenden, voorafgaand aan de instelling van het bewind, een langdurige, kenbare en consistente wens hadden om te schenken aan de dochters, in elk geval niet met een omvang als thans verzocht. Het hof ziet daarvoor in de stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende objectieve aanknopingspunten. Bovendien is het belang van de rechthebbenden bij de schenking naar het oordeel van het hof onvoldoende naar voren gekomen. Daarbij komt dat de verzochte schenking van € 150.415,- per dochter een substantieel deel van het vermogen van de rechthebbenden vormt. Het hof acht de omvang ervan te groot ten opzichte van het beschikbare vermogen van de rechthebbenden. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het verzoek van [bewindvoerder] moet worden afgewezen.
5.9
Aangezien de beslissing van de kantonrechter, waar het de vorm betreft, niet voldoet aan één of meer wettelijke vereisten, zal het hof de beslissing zekerheidshalve op formele gronden vernietigen en een nieuwe beslissing geven als na te melden.
5.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beslissing, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het verzoek van [bewindvoerder] tot het verlenen van een machtiging tot het doen van een schenking ten laste van het vermogen van de rechthebbenden van € 150.415,- per dochter;
verleent de bewindvoerder een machtiging tot het doen van een schenking ten laste van het vermogen van de rechthebbenden ter hoogte van het belastingvrije bedrag van € 6.633,- per dochter;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. A.N. van de Beek en
mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op
3 juni 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.