Herfstvakantie: in de oneven jaren bij de vader, in de even jaren bij de moeder;
Kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, met uitzondering van eerste en tweede kerstdag;
Voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de moeder, in de even jaren bij de vader;
Meivakantie: in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
Eerste kerstdag: in de even jaren bij de vader, in de oneven jaren bij de moeder;
Tweede kerstdag: in de even jaren bij de moeder, in de oneven jaren bij de vader;
Eerste paasdag: in de oneven jaren bij de vader, in de even jaren bij de moeder;
Tweede paasdag: in de oneven jaren bij de moeder, in de even jaren bij de vader;
Koningsdag: in de even jaren bij de vader, in de oneven jaren bij de moeder;
Hemelvaart: in de even jaren bij de moeder, in de oneven jaren bij de vader;
Eerste pinksterdag: in de even jaren bij de vader, in de oneven jaren bij de moeder;
Tweede pinksterdag: in de even jaren bij de moeder, in de oneven jaren bij de vader;
Zomervakantie: in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder, in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader;
Vader- en Moederdag: op Vaderdag bij de vader en op Moederdag bij de moeder.