ECLI:NL:GHAMS:2025:1459

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
200.218.242/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van een aanvullende schadeloosstelling en vaststellen kosten deskundigenonderzoek in het kader van de vennootschap Conservatrix Groep S.A.R.L.

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, Ondernemingskamer, wordt het verzoek van Conservatrix Groep S.A.R.L. behandeld, dat betrekking heeft op de vaststelling van een aanvullende schadeloosstelling en de kosten van een deskundigenonderzoek. De zaak betreft de vennootschap Conservatrix Groep, gevestigd in Luxemburg, die in een juridische strijd verwikkeld is met de Staat der Nederlanden. De Ondernemingskamer heeft eerder beschikkingen gedaan op 24 augustus 2021 en 20 december 2024, waarin de noodzaak van deskundigenonderzoek werd vastgesteld. De Ondernemingskamer heeft in deze beschikking de deskundigen benoemd en de kosten van het onderzoek vastgesteld op € 1.176.610, te delen door beide partijen. De Ondernemingskamer heeft ook de procedure voortgezet, ondanks een verzoek van Conservatrix Groep om aanhouding van de procedure in verband met een herroepingsverzoek. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn om het verzoek om aanhouding in te willigen, en dat het deskundigenonderzoek kan beginnen. De deskundigen zijn gevraagd om uiterlijk op 1 december 2025 hun rapport in te dienen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.218.242/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 4 juni 2025
inzake
de vennootschap naar het recht van Luxemburg
CONSERVATRIX GROEP S.A.R.L.,
gevestigd te Luxemburg,
VERZOEKSTER,
advocaten: aanvankelijk mrs. J.G. Molenaar, R. Budik, S.M. Bartman, en mr. S.C. Krekel, thans
mrs. W.A. Westenbroek,
C.M. Reijnenen
H.W.M. Hompeschkantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te Den Haag,
VERWEERSTER,
advocaten:
mrs. R.G.J. de Haan,
S.R.F. Aartsen
D.H. Tilanus, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Partijen worden hierna Conservatrix Groep en de Staat genoemd. Verder worden de volgende aanduidingen gebruikt:
Conservatrix N.V. Nederlandsche Algemeene Maatschappij van Levensverzekering ‘Conservatrix’ N.V.;
DNB De Nederlandsche Bank N.V.;
Trier Trier Holding B.V.;
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 24 augustus 2021 en 20 december 2024.
1.3 Bij de beschikking van 24 augustus 2021 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – het volgende overwogen.
 Op de peildatum resteerden twee mogelijke toekomstscenario’s:
a. discontinuïteit van Conservatrix N.V. als gevolg van toepassing van de noodregeling of het faillissement op verzoek van DNB (hierna: het liquidatiescenario);
b. een overname van Conservatrix N.V. door een derde die het liquidatiescenario voorkomt door de solvabiliteit van Conservatrix N.V. op het door DNB vereiste niveau te brengen en te houden door de door DNB geconstateerde operationele problemen (zoals de risicobeheersing) op te lossen (hierna: het overnamescenario). In het overnamescenario treft de koper zodanige maatregelen dat DNB afziet van haar voornemen tot intrekking van de vergunning.
  • Uitgaande van het liquidatiescenario zal een redelijk handelend koper niet bereid zijn een hogere prijs voor de aandelen te betalen dan € 1. In het liquidatiescenario als toekomstperspectief is het verzoek van Conservatrix Groep tot vaststelling van een aanvullende schadeloosstelling dus niet toewijsbaar.
  • Wat betreft het overnamescenario heeft Conservatrix Groep gemotiveerd gesteld dat de door Trier betaalde prijs van € 1 de werkelijke waarde van de aandelen niet weerspiegelt. De Staat heeft dat weersproken.
  • De Ondernemingskamer zal een deskundigenonderzoek gelasten ter beantwoording van de vraag naar de waarde van de aandelen in Conservatrix N.V. per 15 mei 2017 in het overnamescenario.
1.4 Voorts heeft de Ondernemingskamer in deze beschikking overwogen voornemens te zijn een tweetal vragen aan de deskundigen te stellen en partijen in de gelegenheid te stellen zich over deze vragen uit te laten evenals over de vraag wie als deskundigen zullen worden benoemd (als bedoeld in artikel 194 lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, hierna ook: Rv).
1.5 Tot slot heeft de Ondernemingskamer bepaald dat tussentijds cassatieberoep tegen de tussenbeschikking van 24 augustus 2021 kon worden ingesteld.
1.6 Vervolgens is door Conservatrix Groep tussentijds cassatieberoep ingesteld, wat heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:839). Daarin is het cassatieberoep verworpen.
1.7 Conservatrix Groep heeft, als reactie op het verzoek van de Staat aan de Ondernemingskamer om analoog aan artikel 251 Rv een datum te bepalen waarop de Staat verval van instantie kan verzoeken, op 24 juni 2024 laten weten de schadeloosstellingsprocedure bij de Ondernemingskamer voort te willen zetten.
1.8 Nadat partijen zich hadden uitgelaten over de te benoemen deskundigen en de aan de deskundigen te stellen vragen heeft de Ondernemingskamer bij beschikking van 20 december 2024 – voor zover thans van belang:
- conform haar beschikking van 24 augustus 2021 een deskundigenbericht gelast ter beantwoording van de vraag naar de waarde van de aandelen in Conservatrix N.V. op de peildatum in het genoemde overnamescenario en daartoe de volgende vragen aan de deskundigen gesteld:
1.
Hadden de aandelen in Conservatrix N.V. op 15 mei 2017, met inachtneming van de in de in de beschikking van 24 augustus 2021 genoemde uitgangspunten, een zodanige waarde dat in het overnamescenario (zie 3.10 sub B) tussen Conservatrix Groep als redelijk handelend verkoper en een redelijk handelend koper een prijs zou zijn overeengekomen die hoger is dan € 1?
Indien naar het oordeel van de deskundigen zonder een volledig onderzoek kan worden vastgesteld dat de waarde van de aandelen niet zou hebben geleid tot een transactie tegen een prijs van meer dan € 1, dan kunnen de deskundigen volstaan met een beperkt onderzoek indien dat toereikend is om gemotiveerd tot deze conclusie te komen.
2.
Indien de waarde van de aandelen in het overnamescenario een prijs van meer dan € 1 rechtvaardigt: wat was op 15 mei 2017 de werkelijke waarde in de zin van artikel 6:8 lid 2 Wft van alle aandelen in Conservatrix N.V. met inachtneming van de in 3.29 tot en met 3.47 van de beschikking van 24 augustus 2021 genoemde uitgangspunten en met inachtneming van hetgeen overigens in deze beschikking is overwogen?
- de volgende deskundigen benoemd om dit onderzoek te verrichten:
a. KPMG Advisory N.V., vertegenwoordigd door de heer F. Mulders;
b. Sprenkels & Verschuren B.V. (hierna: Sprenkels), vertegenwoordigd door de heer J. Bogers; en
c. Hart Advocaten N.V., vertegenwoordigd door de heer F.M.A. ’t Hart.
- bepaald dat Conservatrix Groep en de Staat ieder voor de helft het voorschot op de kosten van de deskundigen zullen dragen.
1.9 De deskundigen hebben op 27 maart 2025 een plan van aanpak inclusief begroting met een bijhorend protocol deskundigenbericht aan de Ondernemingskamer gezonden. De secretaris van de Ondernemingskamer heeft dit bij e-mail van 31 maart 2025 doorgezonden naar (de advocaten van) partijen en hen in de gelegenheid gesteld te reageren op dit plan van aanpak, inclusief begroting.
1.10 Op 14 april 2025 heeft de Ondernemingskamer de reacties van partijen ontvangen. Naar aanleiding van deze reacties heeft de Ondernemingskamer de deskundigen per e-mail van 16 april 2025 verzocht:
  • om een reactie dan wel aanpassing van het onderzoeksprotocol naar aanleiding van de door de Staat geformuleerde opmerkingen bij het onderzoeksprotocol;
  • om een (ruwe) inschatting van de kosten van een beperkt/verkort onderzoek naar de waarde van de aandelen Conservatrix N.V. op de peildatum, zodat een eventueel kostbaar ‘volledig’ onderzoek achterwege kan blijven op het moment dat uit het beperkte onderzoek blijkt dat de waarde van de aandelen op de peildatum minder dan € 1 is;
  • of vervolgens volstaan zou kunnen worden met een voorschot op basis van de inschatting van de kosten een dergelijk beperkt/verkort onderzoek.
1.11 Bij e-mail van 7 mei 2025 heeft de Ondernemingskamer een aangepast plan van aanpak inclusief een tweetal begrotingen (voor een ‘beperkt’ en een ‘volledig’ onderzoek) met bijbehorend (aangepast) protocol van de deskundigen ontvangen.
1.12 Op 12 mei 2025 heeft de Ondernemingskamer een e-mailbericht namens Sprenkels ontvangen, waaruit volgt dat de deskundige J. Bogers per 1 juni 2025 Sprenkels zal verlaten en waarin het voorstel wordt gedaan mevrouw drs. H. Stijnen AAG, actuarieel partner van Sprenkels, als deskundige te benoemen. Zij is al betrokken geweest bij het vooronderzoek en het plan van aanpak dat door de deskundigen is opgesteld.
Partijen zijn vervolgens door de Ondernemingskamer in de gelegenheid gesteld op voornoemd bericht te reageren.
1.13 De Ondernemingskamer heeft op 20 mei 2025 een e-mailbericht namens Conservatrix Groep ontvangen met als bijlagen i) een brief waarin wordt gereageerd op het bericht van Sprenkels van 12 mei 2025 en ii) een verzoekschrift bevattende een verzoek tot herroeping ex artikel 390 Rv in verbinding met artikel 382 Rv van de beschikkingen van de Ondernemingskamer van 24 augustus 2021 en 20 december 2024, althans tot het terugkomen van bindende (eind)beslissingen in die beschikkingen. Gelet op dit verzoekschrift verzoekt Conservatrix Groep de Ondernemingskamer het deskundigenonderzoek met directe ingang aan te houden. Verder maakt Conservatrix Groep bezwaar tegen een eventuele benoeming van H. Stijnen als deskundige in deze zaak nu zij in het verleden bij DNB werkzaam is geweest en DNB een centrale rol speelt in het dossier. H. Stijnen zou volgens Conservatrix Groep om die reden haar taken als deskundige niet met de benodigde onafhankelijk en onpartijdigheid kunnen verrichten. Gelet op het feit dat H. Stijnen al betrokken is geweest bij het opstellen van het plan van aanpak voor het deskundigenonderzoek stelt Conservatrix Groep bovendien dat het huidige plan van aanpak niet meer als basis voor verder onderzoek kan dienen. Om diezelfde reden kan geen van de aan Sprenkels verbonden personen nog als deskundige fungeren aangezien een kritische aanpassing van het plan van aanpak in dat geval niet meer onafhankelijk kan geschieden, aldus steeds Conservatrix Groep.
1.14 Op 22 mei 2025 heeft de Ondernemingskamer een e-mailbericht van de Staat ontvangen. De Staat steunt het voorstel om J. Bogers te vervangen door H. Stijnen. In het feit dat zij in het verleden in dienst is geweest bij DNB ziet de Staat geen bezwaar. Wat betreft het verzoekschrift strekkende tot herroeping van de beschikkingen van 24 augustus 2021 en 20 december 2024 en het terugkomen van bindende (eind)beslissingen van Conservartix Groep meent de Staat dat de in het verzoekschrift gedane verzoeken evident ongegrond zijn en dat aanhouding van het deskundigenonderzoek daarom niet in de rede ligt.

2.De gronden van de beslissing

Het verzoek om aanhouding van de procedure
2.1
Het verzoek om aanhouding houdt verband met het namens Conservatrix Groep op 20 mei jl. ingediende verzoekschrift tot herroeping en tot het terugkomen van bindende (eind) beslissingen (zie 1.13) en steunt – kort gezegd – op de gedachte dat de genoemde verzoeken maken dat het voortzetten van het deskundigenonderzoek geen redelijk doel meer dient. De Ondernemingskamer volgt Conservatrix Groep daarin niet.
2.2
Daarbij is allereerst van belang dat een verzoek tot herroeping op grond van artikel 386 Rv geen schorsende werking heeft. Conservatrix Groep heeft ook niet verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikkingen van 24 augustus 2021 en 20 december 2024. Het gestelde in het verzoekschrift geeft op dit moment ook geen aanleiding om terug te komen van enige in de beschikkingen van 24 augustus 2021 en 20 december 2024 opgenomen bindende (eind)beslissing en/of de beslissingen over de verdere voortgang van de procedure. In dat kader weegt mee dat de onderhavige procedure niet gaat over de vraag of de rechtbank op goede gronden is gekomen tot de beschikking van 15 mei 2017 waarbij is bepaald dat alle aandelen in Conservatrix N.V. worden overgedragen aan Trier tegen betaling van € 1. Deze procedure betreft in de kern alleen de vraag of de Staat daarvoor aan Conservatrix Groep een aanvullende schadeloosstelling dient te betalen. De Ondernemingskamer heeft in het kader van deze procedure vooralsnog uit te gaan van de juistheid van de beschikking van de rechtbank van 15 mei 2017; het daartegen ingestelde cassatieberoep is immers door de Hoge Raad bij beschikking van 17 mei 2019 verworpen.
2.3
Verder is van belang dat de onderhavige procedure al is aangevangen bij verzoekschrift van 26 juni 2017. Nadat het cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank van 15 mei 2017 was afgewacht is de procedure voortgezet en heeft de Ondernemingskamer bij beschikking van 24 augustus 2021 overwogen dat zij een deskundigenbericht zal gelasten ter beantwoording van de vraag naar de waarde van de aandelen in Conservatrix N.V. per 15 mei 2017. De Hoge Raad heeft bij beschikking van 2 juni 2023 het daarvan ingestelde cassatieberoep verworpen. Desgevraagd door de Ondernemingskamer heeft Conservatrix Groep op 24 juni 2024 laten weten de schadeloosstellingsprocedure bij de Ondernemingskamer voort te willen zetten. Vervolgens heeft de Ondernemingskamer bij beschikking van 20 december 2024 het deskundigenbericht gelast, de te beantwoorden vragen geformuleerd en de deskundigen benoemd. De deskundigen hebben vervolgens hun plan van aanpak opgesteld en partijen hebben zich daarover uitgelaten. Het deskundigenonderzoek kan nu, bijna acht jaar nadat het verzoekschrift is ingediend, een aanvang nemen. De Ondernemingskamer is ingevolge artikel 20 Rv gehouden te waken tegen een onredelijke vertraging van de procedure en in de gegeven omstandigheden is een verdere aanhouding inmiddels niet meer verantwoord.
2.4
De Ondernemingskamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat onvoldoende gronden bestaan om het verzoek om aanhouding in te willigen.
2.5
De Ondernemingskamer zal – los van de onderhavige procedure – een dag bepalen voor de mondelinge behandeling van voornoemd namens Conservatrix Groep ingediende verzoekschrift (zie 1.13) en partijen in de gelegenheid stellen daartoe verhinderdata op te geven.
Benoeming deskundige
2.6
Gelet op het vertrek van J. Bogers bij Sprenkels ziet de Ondernemingskamer zich genoodzaakt in zijn plaats een andere deskundige te benoemen. De Ondernemingskamer ziet geen reden waarom H. Stijnen niet als deskundige zou kunnen worden benoemd in deze zaak. Het is juist dat H. Stijnen tot 2014 werkzaam is geweest voor DNB, maar zij heeft verklaard dat zij niet betrokken is geweest bij de behandeling van zaken betreffende Conservatrix N.V. Daarbij is van belang dat DNB in 2016 de voorbereiding van een overdrachtsplan heeft aangekondigd en H. Stijnen al in 2014 bij DNB was vertrokken. Het deskundigonderzoek heeft geen betrekking op het handelen van DNB, maar betreft de waarde van de aandelen Conservatrix N.V. op de peildatum van 15 mei 2017. Dat H. Stijnen voldoende gekwalificeerd is om in dat kader als deskundige op te treden, is niet bestreden en de enkele omstandigheid dat zij tot ruim 10 jaar geleden werkzaam is geweest voor DNB is onvoldoende om aan te nemen dat zij in deze zaak haar taak als deskundige niet met de vereiste onpartijdigheid, onafhankelijkheid en naar beste weten zal kunnen volbrengen. Omdat H. Stijnen betrokken is geweest bij het vooronderzoek en het opstellen van het plan van aanpak zal de voortgang van de ingezette werkzaamheden met haar benoeming bovendien zo min mogelijk worden vertraagd, zodat die benoeming ook uit een oogpunt van proceseconomie in de rede ligt. De Ondernemingskamer zal daarom hierna in de plaats van J. Bogers, H. Stijnen benoemen als deskundige.
Kosten deskundigenonderzoek
2.7
Wat de begroting van de kosten van het deskundigenonderzoek betreft, hebben de deskundigen in hun plan van aanpak van 7 mei 2025 een tweetal begrotingen opgenomen. In de begroting van een ‘volledig’ onderzoek (beantwoording van beide door de Ondernemingskamer geformuleerde vragen, vermeld in 1.8) komen de deskundigen op een totale urenbesteding van 3.470 tegen een vergoeding van in totaal € 1.114.225 (exclusief BTW)/€ 1.348.212 (inclusief BTW). In de begroting waarbij volstaan kan worden met een ‘beperkt’ onderzoek (beantwoording van de eerste vraag van de Ondernemingskamer, vermeld in 1.8) verwachten de deskundigen 425 uur minder te besteden en komen zij op een totale urenbesteding van 3.045 tegen een vergoeding van in totaal € 972.405 (exclusief BTW)/ € 1.176.610 (inclusief BTW).
2.8
Ten aanzien van de vaststelling van de kosten van het onderzoek overweegt de Ondernemingskamer als volgt. De deskundigen hebben in hun plan van aanpak van 7 mei 2025 een tweetal begrotingen weergegeven, a) voor het scenario dat aannemelijk is dat de waarde van de aandelen van Conservatrix N.V. minder dan € 1 blijkt te zijn; en b) een “volledig” onderzoek indien de waarde van de aandelen in het overname scenario een prijs van meer dan € 1 rechtvaardigt.
2.9
De Ondernemingskamer acht het van belang dat de deskundigen eerst onderzoek doen of aannemelijk is dat de waarde van de aandelen minder € 1 blijkt te zijn om onnodige verdere kosten te voorkomen. De begroting van de te besteden tijd (3.045 uren) en de daaraan verbonden kosten van een dergelijk ‘beperkt’ onderzoek komt de Ondernemingskamer op voorhand niet onredelijk voor. Tegelijk zijn er ook scenario’s denkbaar waarin minder uren nodig zullen zijn om tot deze conclusie te komen. Met die kanttekening zal de Ondernemingskamer het bedrag van het door Conservatrix Groep en de Staat – ieder voor de helft – te betalen voorschot op de kosten van de deskundigen vaststellen op € 1.176.610 (inclusief BTW).
2.1
Indien op grond van dit ‘beperkte’ onderzoek aannemelijk is dat de waarde van de aandelen van Conservatrix N.V. in het overnamescenario een mogelijke prijs van meer dan € 1 rechtvaardigt, kan zo nodig verhoging van het voorschot aan de Ondernemingskamer worden verzocht.
2.11
De Ondernemingskamer zal hierna ook een datum bepalen waarop de deskundigen uiterlijk het deskundigenbericht ter griffie moeten inleveren. Desgewenst kan dat ook eerder en zo nodig kan daarvan uitstel worden verzocht.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt de benoeming van Sprenkels & Verschuren B.V., vertegenwoordigd door de heer J. Bogers als deskundige;
benoemt tot deskundige Sprenkels & Verschuren B.V., vertegenwoordigd door mevrouw H. Stijnen;
bepaalt dat de deskundigen een voorschot op de kosten van het onderzoek toekomt van € 1.176.610 (inclusief BTW);
bepaalt dat Conservatrix Groep en de Staat ieder voor de helft, zijnde € 588.305 (inclusief BTW), het voorschot op de kosten van de deskundigen zullen dragen;
bepaalt dat Conservatrix Groep en de Staat het bedrag van voornoemd voorschot dienen te voldoen. Conservatrix Groep en de Staat zullen daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota ontvangen met betaalinstructies. Conservatrix Groep en de Staat dienen het voorschot binnen 14 dagen na ontvangst van de factuur te voldoen;
bepaalt dat de griffier onmiddellijke na betaling van het desbetreffende voorschot de deskundigen hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundigen pas dan met het onderzoek behoeven te beginnen;
bepaalt dat de deskundigen uiterlijk op 1 december 2025 een schriftelijk, ondertekend deskundigenbericht zullen inleveren ter griffie van de Ondernemingskamer;
bepaalt dat deskundigen tegelijk met het deskundigenbericht hun declaratie ter griffie van de Ondernemingskamer in zullen dienen onder vermelding van zaaknummer 200.218.242;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. C.C. Meijer en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en prof. dr. mr. S. ten Have en dr. M.J.R. Broekema RV, raden, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.