ECLI:NL:GHAMS:2025:1464
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 augustus 2024 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar tijdens de zitting op 20 mei 2025 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met nader onderzoek van de zaak, en heeft op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, die niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.