ECLI:NL:GHAMS:2025:1466

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
23-000909-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van strafoplegging in hoger beroep tegen verkeersdelict

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarbij hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor het rijden zonder geldig rijbewijs. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 mei 2025 heeft de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis gevorderd, terwijl de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een taakstraf van 30 uren op te leggen. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling na een periode van dakloosheid, in overweging genomen. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk zou zijn, omdat dit de positieve ontwikkeling van de verdachte zou doorkruisen. Het hof heeft de strafoplegging aangepast en een taakstraf van 30 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Tevens heeft het hof vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, maar verbond hieraan geen gevolgen. De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te vernietigen ten aanzien van de strafoplegging en opnieuw recht te doen, met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf als gevolg.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000909-22
datum uitspraak: 3 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 96-271387-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
(verblijf)adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit om die reden bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een taakstraf op te leggen voor de duur van 30 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een auto bestuurd terwijl zijn rijbewijs op dat moment was ingevorderd. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor maatregelen die van overheidswege worden getroffen door daartoe bevoegde instanties, bedoeld om de verkeersveiligheid te waarborgen. Voor een dergelijk feit wordt doorgaans overeenkomstig de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opgelegd.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door hemzelf en de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep zijn toegelicht, aanleiding om hiervan af te wijken. De verdachte heeft een positieve wending gegeven aan zijn leven. Hij is na een lange tijd dakloos te zijn geweest woonachtig bij een woonvoorziening van [organisatie 1] , heeft een baan en krijgt hulp van [organisatie 2] bij het stabiliseren van zijn financiën. Uit het reclasseringsadvies van 8 mei 2025 volgt dat hij meewerkt aan het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden die hem in het kader van een schorsing zijn opgelegd en dat er meer stabiliteit lijkt te zijn ontstaan in zijn leefsituatie.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze positieve ontwikkelingen zal kunnen doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het is mede in het belang van de maatschappij dat de verdachte doorgaat op deze ingeslagen weg, omdat daarmee het gevaar op herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven wordt beperkt.
Het hof houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en voorts met de omstandigheid dat het hof op dezelfde dag in twee andere strafzaken tegen de verdachte ook arrest wijst, waarbij het aan de verdachte straffen oplegt.
Het hof stelt voorts vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden met ruim 14 maanden. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf en de omstandigheid dat de berechting in eerste aanleg én in hoger beroep binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijn is afgerond, volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.
Het hof acht alles afwegende een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Enerzijds wordt hiermee de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht en anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te stimuleren om op het goede pad te blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.T.C. de Vries, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2025.
=========================================================================
[…]