ECLI:NL:GHAMS:2025:1468

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
23-000702-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van straf in hoger beroep wegens witwassen en phishing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor witwassen, waarbij hij zijn bankrekening ter beschikking had gesteld voor criminele activiteiten, specifiek phishing. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van twee weken gevorderd, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De raadsman pleitte voor een taakstraf van 30 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof oordeelde dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk zou zijn, gezien de positieve ontwikkeling in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een woning gevonden, heeft een baan en ontvangt hulp van een organisatie bij het stabiliseren van zijn financiën. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering, om de verdachte te ondersteunen in zijn positieve ontwikkeling.

Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar verbindt hieraan geen gevolgen. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de zaak met zorg behandeld, rekening houdend met de ernst van het feit, de recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000702-23
datum uitspraak: 3 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-300540-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
(verblijf)adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit om die reden bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof van oordeel is dat het in het hoger beroep gevoerde bewijsverweer wordt weerlegd door de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt indien beroep in cassatie word ingesteld.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft verzocht om in het geval van strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een taakstraf op te leggen voor de duur van 30 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door zijn bankrekening aan een ander ter beschikking te stellen, waarmee hij criminele activiteiten met die rekening mogelijk heeft gemaakt. De verdachte heeft een bedrag van € 4.460,00 – verkregen uit phishing – voorhanden gehad, welk bedrag vervolgens in twee delen is opgenomen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarnaast werkt het faciliterend voor ander strafbaar handelen, zoals
phishing, waarvan slachtoffers met forse financiële schade en een deuk in hun vertrouwen in de medemens kunnen worden opgescheept.
Het hof heeft rekening gehouden met de uitgangspunten zoals deze zijn neergelegd in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor fraude tot € 10.000, waaronder volgens de toelichting bij het oriëntatiepunt ook witwassen wordt geschaard, is dat een gevangenisstraf van 1 week tot 2 maanden of een taakstraf. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 mei 2025 waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede in het licht van de recidive, in beginsel oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door hemzelf en de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep zijn toegelicht, aanleiding om hiervan af te wijken. De verdachte heeft een positieve wending gegeven aan zijn leven. Hij is na een lange tijd dakloos te zijn geweest woonachtig bij een woonvoorziening van [organisatie 1] , heeft een baan en krijgt hulp van [organisatie 2] bij het stabiliseren van zijn financiën. Deze prille positieve veranderingen worden door de reclassering in het advies van 8 mei 2025 bevestigd. Uit het reclasseringsrapport volgt dat de verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden die hem in het kader van een schorsing zijn opgelegd en dat er meer stabiliteit lijkt te zijn ontstaan in zijn leefsituatie.
Het hof is van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke straf deze positieve ontwikkelingen zal kunnen doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het is mede in het belang van de maatschappij dat de verdachte doorgaat op deze ingeslagen weg, omdat daarmee het gevaar op herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven wordt beperkt. Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte hulp geboden moet worden om deze positieve ontwikkelingen te stimuleren en te bestendigen. Het hof zal daarom bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd, waarbij de reclassering de verdachte zal begeleiden.
Het hof houdt rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met de omstandigheid dat het hof op dezelfde dag in twee andere strafzaken tegen de verdachte ook arrest wijst, waarbij het aan de verdachte straffen oplegt.
Het hof stelt voorts vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden met 3 maanden. Gelet op de op te leggen straf en de omstandigheid dat de berechting in eerste aanleg én in hoger beroep binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijn is afgerond, volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van voor de duur van 2 maanden, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. Enerzijds wordt hiermee de ernst van het feit en de recidive tot uitdrukking gebracht en anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te stimuleren om op het goede pad te blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende die proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 2] . Hij meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd en zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
- gedurende de volledige proeftijd actief zal deelnemen aan een gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de uitvoerende instelling aan de verdachte zullen worden gegeven;
- gedurende de volledige proeftijd, zal verblijven bij [organisatie 1] of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- openheid toont ten aanzien van zijn sociaal netwerk van vrienden, kennissen en contacten.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.T.C. de Vries, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2025.
=========================================================================
[…]