ECLI:NL:GHAMS:2025:1475

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
23-000264-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijke geweldpleging door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een minderjarige verdachte die op 30 mei 2024 te Amsterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen een zestienjarige jongen. De verdachte, geboren in 2010, heeft samen met anderen het slachtoffer gevolgd en in een steeg flink geweld aangedaan. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman geen standpunt heeft ingenomen over de op te leggen straf. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld, met inachtneming van camerabeelden en de betrouwbaarheid van de herkenning door verbalisanten. Het hof heeft vastgesteld dat de herkenningen betrouwbaar zijn en heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet correct was ingediend door de wettelijk vertegenwoordiger. Het hof heeft de straf opgelegd in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor jeugdzaken en heeft de benadeelde partij de mogelijkheid gegeven om de vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000264-25
datum uitspraak: 5 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2025 in de strafzaak onder parketnummer 13-331500-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij/zij op of omstreeks 30 mei 2024, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, aan/ op het Holendrechtplein en/of Abcouderpad, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [benadeelde] door die [benadeelde]
  • (met kracht) te duwen en/of naar de grond te gooien;
  • bij de kraag en/of ketting en/of hoofd vast te pakken;
  • en/of een of meermaals met de hand en/of vuist/ en of koptelefoon op het hoofd/gezicht en/of lichaam te slaan/stompen en/of tegen het hoofd/gezicht lichaam te trappen/schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken en heeft daartoe aangevoerd dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten onbetrouwbaar zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Alle beschikbare camerabeelden zijn op voorhand door de advocaat-generaal ter beschikking gesteld aan de raadsman en aan het hof. Op de terechtzitting in hoger beroep zijn een aantal van deze beelden afgespeeld en zo nodig stilgezet. De verdachte en de raadsman zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de getoonde beelden.
Het hof dient te beoordelen of de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten op basis van de bewegende camerabeelden en de (daarvan gemaakte) foto’s/stills voldoende betrouwbaar zijn om deze voor het bewijs te kunnen gebruiken. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen in dit type zaken spelen diverse factoren een rol: de intensiteit en de frequentie van de eerdere contacten tussen de verbalisant(en) en de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn, de vraag of bewegende
beelden dan wel foto’s/stills zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte te zien is en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen.
Het hof stelt vast dat de voor de herkenning gebruikte foto’s/stills en beelden helder en van (voldoende) goede kwaliteit zijn en daarmee in beginsel geschikt zijn om op basis daarvan tot een herkenning te komen, waarbij het hof opmerkt dat een van de verbalisanten haar bevindingen ook heeft gedaan aan de hand van de bewegende camerabeelden.
Gelet op de geschetste omstandigheden waaronder en de kenmerken op basis waarvan de verbalisanten de verdachte hebben herkend heeft het hof geen reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten zodat deze voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De ter terechtzitting in hoger beroep bekeken camerabeelden brengen het hof niet tot een ander oordeel, te meer nu de verdachten op de camerabeelden bij ‘Ernos Lunchroom’ minutenlang helder in beeld zijn. Het hof verwerpt daarmee het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 mei 2024 te Amsterdam openlijk, te weten op het Holendrechtplein en Abcouderpad, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] door die [benadeelde]
- te duwen;
- bij de kraag vast te pakken;
- en met de hand en/of vuist en koptelefoon op het hoofd te slaan/stompen en tegen het hoofd/lichaam te trappen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de kinderrechter opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen standpunt ingenomen over de eventueel op te leggen straf.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer, een zestienjarige jongen. Verdachte maakte deel uit van een groep jongens die het slachtoffer op straat heeft gevolgd en hem vervolgens een steeg in heeft geduwd/getrokken. In die steeg is door de groep flink geweld toegepast terwijl het slachtoffer door hen in het nauw was gedreven in een hoek. Zelfs toen een volwassen omstander middenin het gevecht ging staan om het slachtoffer te proberen te beschermen, ging de groep door met het plegen van geweld. Zinloos geweld, nu iedere aanleiding voor dit geweld heeft ontbroken. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij zijn gevoel van veiligheid ernstig aangetast. Het geweld heeft bovendien plaatsgevonden op klaarlichte dag op de openbare weg, waar het voor voorbijgangers en omwonenden waarneembaar was. Ook bij hen brengt dergelijk groepsgeweld gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die bij openlijke geweldpleging tegen personen wordt opgelegd in jeugdzaken, welke straffen zijn weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten Jeugd zoals opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor openlijke geweldpleging tegen personen als uitgangspunt een taakstraf van 40 uren genoemd.
Het hof heeft verder acht geslagen op de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 27 januari 2025, waaruit blijkt dat er veel goed gaat in het leven van de verdachte. Thuis en op school gaat het goed, veel beschermende factoren zijn aanwezig en de kans op herhaling is klein is. Wel moet er meer aandacht zijn voor de vrijetijdsbesteding van de verdachte maar de Raad heeft voldoende vertrouwen dat de moeder van de verdachte (eventueel met de wijkagent) hiervoor voldoende aandacht heeft zodat er geen reden is voor verplichte begeleiding van de jeugdreclassering. De verdachte is bovendien een first offender. De Raad heeft daarom geadviseerd een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 618,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het oorspronkelijk gevorderde bedrag en de vordering verhoogd met een bedrag van € 1.500, - aan immateriële schade.
Het hof overweegt dat een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij niet kan worden verhoogd in de hoger beroepsfase. Zoals bepaald is in het derde lid van artikel 421 Sv kan de benadeelde partij zich in hoger beroep voegen binnen de grenzen van haar eerste vordering, voor zover die vordering door de rechtbank niet is toegewezen. Volgens vaste jurisprudentie moet de in deze wetsbepaling opgenomen beperking zo worden uitgelegd dat de benadeelde partij in hoger beroep niet alsnog schadeposten mag opvoeren die in eerste aanleg niet zijn opgevoerd, en evenmin het bedrag van de in eerste aanleg wel opgevoerde schadeposten mag verhogen (vgl. HR 17 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0945 en HR 26 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1279).
Verder stelt het hof vast dat de oorspronkelijke vordering van de benadeelde partij niet door de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij is ingediend en ondertekend, terwijl de benadeelde partij op dat moment nog niet de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Aangezien voeging als benadeelde partij een rechtshandeling is, had de minderjarige benadeelde partij daarbij door een wettelijk vertegenwoordiger vertegenwoordigd moeten worden. Nu dat niet is gebeurd en dit gebrek ook ter terechtzitting in hoger beroep niet is hersteld en een aanhouding/heropening van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep een te grote belasting is voor het strafgeding, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter indienen.
Ten overvloede merkt het hof op dat de ingevolge artikel 51g lid 4 Wetboek van Strafvordering de schadevergoedingsmaatregel evenmin kan worden opgelegd, nu de verdachte ten tijde van het feit nog niet de leeftijd van 14 jaren had bereikt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. R. van der Heijden en mr. M.T.C. de Vries, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 juni 2025.
mr. N.R.A. Meerbeek en mr. P.E. de Wildt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]