ECLI:NL:GHAMS:2025:1487

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
200.348.760/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 6 september 2024 haar verzoek om wijziging van de hoofdverblijfplaats had afgewezen. De moeder wilde dat [minderjarige 1] bij haar zou wonen, zodat zij hem op haar adres kon inschrijven. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft geen verweerschrift ingediend en verzet zich niet tegen de wijziging van de hoofdverblijfplaats. Het hof heeft de belangen van [minderjarige 1] in overweging genomen en vastgesteld dat de huidige zorgregeling, waarbij [minderjarige 1] om de week bij de vader en de moeder verblijft, goed functioneert. De moeder is volledig beschikbaar voor [minderjarige 1] en kan praktische zaken voor hem regelen. Het hof oordeelt dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats in het belang van [minderjarige 1] is en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, waarbij de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] per 3 juni 2025 bij de moeder is bepaald.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.348.760/01
zaaknummer rechtbank: C/15/339967 / FA RK 23-2336
beschikking van de meervoudige kamer van 3 juni 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. M.A.Th. Klaver te Hoorn (NH),
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna: de vader.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt de minderjarige:
- [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] .
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Amsterdam, hierna: de GI.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat, na wijziging van het verzoek van de moeder in hoger beroep, nog over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] .
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 6 september 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de verzoeken van de moeder met betrekking tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van en de zorgregeling voor [minderjarige 1] , afgewezen. De moeder is het daarmee gedeeltelijk niet eens en wil, naar het hof begrijpt, dat de hoofverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar wordt bepaald zodat zij hem op haar adres kan inschrijven.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 december 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3
De zitting heeft op 27 maart 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- de raad, vertegenwoordigd door M. Eijpe.
- een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn [in] 2010 in [plaats C] een geregistreerd partnerschap met elkaar
aangegaan, welk geregistreerd partnerschap op 3 september 2021 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de ontbindingsbeschikking van de
rechtbank van 22 juni 2021.
3.2
De minderjarige kinderen van de ouders zijn:
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2009 in de gemeente [gemeente 3] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2012 in de gemeente [gemeente 3] ;
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2018 in de gemeente [gemeente 3] .
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 1] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 29 april 2022 is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn.
3.4
Bij beschikking van 15 december 2021 van de kinderrechter in de rechtbank zijn de kinderen onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien steeds is verlengd en thans nog voortduurt tot 15 september 2025.
3.5
[minderjarige 1] verblijft sinds januari 2023 de ene week bij de vader en de andere week bij de
moeder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, de verzoeken van de moeder tot wijziging van de hoofverblijfplaats van [minderjarige 1] en wijziging van de zorgregeling met betrekking tot [minderjarige 1] , afgewezen. De moeder had verzocht de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar te bepalen en de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige 1] eenmaal in de 14 dagen in het weekend bij de vader verblijft.
4.2
De moeder heeft in haar beroepschrift verzocht, met vernietiging van de bestreden beschikking, haar inleidende verzoeken alsnog toe te wijzen en
1. te bepalen dat de woonplaats van [minderjarige 1] wordt gewijzigd in die van de moeder en hij op haar adres wordt ingeschreven, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist zal achten;
2. de huidige zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige 1] eenmaal in de 14 dagen in
het weekend bij de vader verblijft, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist zal achten;
3. één en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder heeft ter zitting haar verzoek ten aanzien van de zorgregeling ingetrokken, zodat hierop niet meer hoeft te worden beslist.
Het wettelijk kader
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter kan, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag omvattend de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Standpunten
5.3
De moeder heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het de meeste rust voor [minderjarige 1] geeft om zijn hoofdverblijfplaats ongewijzigd te laten. Als [minderjarige 1] op het adres van de moeder staat ingeschreven, kan zij veel meer praktische zaken voor hem regelen, zoals doktersafspraken bij de huisartsenpraktijk achter het huis van de moeder en vervoer naar en van school. De moeder werkt niet en is volledig beschikbaar voor [minderjarige 1] . Daarentegen werkt de vader veel, ook in het weekend, en heeft hij ook nog de zorg voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hierdoor heeft de vader niet de mogelijkheden die de moeder wel heeft om al die zorg en aandacht te geven aan [minderjarige 1] . Daarnaast zijn er financiële voordelen. De moeder kan een vergoeding krijgen van de gemeente voor zwemlessen voor [minderjarige 1] en kinderbijslag en een kindgebonden budget (KGB) voor hem aanvragen dat, gezien haar geringe inkomen (Wajong-uitkering), hoger zal zijn dan de vader nu ontvangt. Indien de moeder de verbijfsoverstijgende kosten voor haar rekening kan nemen en de praktische zaken voor [minderjarige 1] kan regelen, zal dat niet alleen in het belang van [minderjarige 1] zijn, maar ook de vader ontlasten, aldus de moeder.
5.4
De vader verzet zich niet tegen een wijziging van de hoofdverblijfplaats/inschrijving op het adres van de moeder van [minderjarige 1] . De vader heeft genoeg van de rechtszaken en wil vooral rust voor het gezin. De moeder krijgt al de helft van kinderbijslag en ook de helft van het KGB. Deze bedragen worden overgemaakt naar haar bewindvoerder. De vader werkt 40 uur per week voor een bedrijf als stratenmaker en vaak ook in het weekend, behalve als [minderjarige 1] bij hem is. Het is juist dat sommige praktische zaken door zijn drukke bestaan wat langer op zich laten wachten, maar uiteindelijk regelt hij alles wel, aldus de vader.
5.5
De GI heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het van belang is dat de rechtszaken tussen de ouders ophouden, dat geeft rust, ook voor de kinderen. De GI spreekt verder haar waardering uit over de ouders. Zij zijn goed bereikbaar en hebben contact met elkaar over de kinderen. De moeder heeft geen dagbesteding en alle tijd en ruimte om zaken voor [minderjarige 1] te regelen en zo nodig met hem te ondernemen. Dat is makkelijker als hij op het adres van de moeder staat ingeschreven. Zij kan de vader op die manier helpen, aldus de GI.
Advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het voor [minderjarige 1] nauwelijks merkbaar is bij wie hij staat ingeschreven. Als de inschrijving van [minderjarige 1] op het adres van de moeder praktischer is, dan verzet zijn belang zich daar niet tegen, aldus de raad.
Beoordeling door het hof
5.7
Het hof zal beoordelen of een wijziging van de hoofdverblijfplaats in het belang van [minderjarige 1] is. Hierbij neemt het hof het volgende in aanmerking. Uit de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken is gebleken dat de zorgregeling die ten aanzien van [minderjarige 1] geldt een co-ouderschapsregeling betreft waarbij hij de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijft. Deze regeling loopt al ruim twee jaar naar tevredenheid en beide ouders zijn goed in staat zijn om voor [minderjarige 1] te zorgen. Er zijn tussen de ouders duidelijke afspraken gemaakt, de situatie is stabiel en er is sprake van een goede communicatie en overleg tussen de ouders, ook over de financiële zaken. De moeder is volledig beschikbaar voor [minderjarige 1] en wil graag de praktische zaken voor hem regelen, zoals de huisartsafspraken en de zwemlessen. Hiertoe is zij ook in staat en hiermee kan zij de vader helpen die, gelet op zijn drukke werkzaamheden en de zorg voor de kinderen, hiervoor minder tijd kan vrijmaken.. De vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard zich niet te verzetten tegen een wijziging van de hoofdverblijfplaats/inschrijving op het adres van de moeder.
Daarnaast is het de verwachting dat wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] zal leiden tot een hoger bedrag aan (gezamenlijk) te ontvangen toeslagen, hetgeen alle betrokkenen ten goede komt. Met de raad en de GI is het hof op grond van het bovenstaande van oordeel dat het belang van [minderjarige 1] zich dan ook niet verzet tegen een wijziging van zijn hoofdverblijfplaats, zodat de moeder hem op haar adres kan inschrijven. Deze wijziging is van administratieve aard en zal in de praktijk nauwelijks merkbare gevolgen hebben voor [minderjarige 1] en evenmin voor de andere twee kinderen waardoor dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de rust en stabiliteit in het gezin van de vader.
5.8
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof het hoofdverblijf van [minderjarige 1] wijzigen met ingang van 3 juni 2025, de datum van deze beschikking zodat de moeder hem op haar adres kan inschrijven. Dat betekent dat het verzoek van de moeder in hoger beroep zal worden toegewezen en de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats zal worden vernietigd.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de moeder tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] is afgewezen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder met ingang van heden;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.T. Hoogland en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 3 juni 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.