ECLI:NL:GHAMS:2025:1503
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder over minderjarige na strafrechtelijke veroordeling vader
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, [minderjarige 1]. De rechtbank Amsterdam had eerder op 15 april 2024 het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de moeder belast met het eenhoofdig gezag. De vader, die ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd was, was het niet eens met deze beslissing en verzocht om het gezamenlijk gezag te herstellen. De moeder steunde de beslissing van de rechtbank, maar vroeg ook om afgifte van bepaalde stukken door de vader. Het hof oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de strafrechtelijke veroordeling van de vader voor ernstige misdrijven, een onaanvaardbaar risico voor het kind met zich meebrachten. Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om het gezamenlijk gezag uit te oefenen zonder dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vader had geen recht op omgang met het kind en de communicatie tussen de ouders was ernstig verstoord. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.