In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij werd vervolgd voor diefstal van levensmiddelen ter waarde van 300,94 euro. Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, waardoor hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Dit is vastgesteld op basis van een Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum, waarin deskundigen concluderen dat de verdachte zich in een gedesorganiseerd, katatoon en psychotisch toestandsbeeld bevindt. Gezien deze bevindingen heeft het hof besloten de vervolging van de verdachte te schorsen op grond van artikel 16, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de vervolging van de verdachte schorst. De beslissing is genomen in het licht van de relevante jurisprudentie, waaronder een arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2024.