ECLI:NL:GHAMS:2025:1574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
200.337.762/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis tussen NSG Management & Technical Services Ltd. en [geïntimeerde]

In deze zaak heeft NSG Management & Technical Services Ltd. (hierna: NSG) verzocht om erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis dat op 2 februari 2021 is gewezen. Dit vonnis is verbeterd op 18 februari 2021. NSG heeft dit verzoek ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam, ondanks het ontbreken van een origineel of behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 september 2024, waarbij NSG werd vertegenwoordigd door haar advocaten, mr. J.Ph. de Korte en mr. G.J. Wilts. Het hof heeft de behandeling aangehouden om NSG in de gelegenheid te stellen de benodigde documenten te overleggen. Uiteindelijk heeft NSG een gewaarmerkt afschrift van het arbitraal vonnis overgelegd, maar geen origineel of gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst. Het hof heeft geoordeeld dat, ondanks het ontbreken van de originele documenten, het verzoek van NSG toewijsbaar is. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd. De beslissing van het hof houdt in dat het arbitraal vonnis wordt erkend en dat verlof tot tenuitvoerlegging wordt verleend. Tevens is [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.337.762/01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 juni 2025
inzake
NSG MANAGEMENT & TECHNICAL SERVICES LTD.,
gevestigd te Barbados,
te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam ten kantore van haar advocaat,
verzoekster,
advocaat: mr. J.Ph. de Korte te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [plaats 1] ,
verweerster,
niet verschenen.
Partijen worden hierna NSG en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Tussen NSG en [geïntimeerde] is een buitenlands arbitraal vonnis gewezen. NSG heeft verzocht om erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging daarvan in Nederland. Ondanks dat NSG geen origineel of behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst heeft overgelegd, wijst het hof het verzoek toe.

2.Het verloop van het geding

NSG heeft bij verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie van het hof op 16 februari 2024, verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, erkenning en verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van het tussen partijen te [plaats 2] (Zwitserland) gewezen arbitraal vonnis van 2 februari 2021 dat nadien - op verzoek van NSG - is verbeterd op 18 februari 2021 (hierna: het arbitraal vonnis), met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
[geïntimeerde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De mondelinge behandeling in deze zaak heeft plaatsgevonden op 20 september 2024. Bij die gelegenheid hebben mr. De Korte voornoemd en mr. G.J. Wilts, advocaat te Amsterdam, het standpunt van NSG nader toegelicht.
De behandeling van de zaak is in overleg met voornoemde advocaten aangehouden teneinde NSG in staat te stellen originele exemplaren dan wel behoorlijk gewaarmerkte afschriften over te leggen van het arbitraal vonnis en de overeenkomst tot arbitrage.
NSG heeft bij brief van 8 november 2024 een behoorlijk gewaarmerkt afschrift van het arbitraal vonnis overgelegd. Een origineel exemplaar van de overeenkomst tot arbitrage is niet overgelegd. Bij brieven van 11 oktober 2024 en 28 november 2024, met bijlagen, heeft (de advocaat van) NSG uiteengezet dat zij door toezending van een behoorlijk gewaarmerkt afschrift van het arbitraal vonnis tevens een behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst heeft overgelegd, althans toegelicht waarom geen origineel exemplaar of gewaarmerkt afschrift voorhanden is en waarom het ontbreken daarvan niet aan toewijzing van het verzoek in de weg staat.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

3.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde bewijsstukken, staat het volgende vast.
3.1
Partijen hebben op 8 juni 2015 en 18 november 2015 een zogenoemde Service Provider Agreement (SPA) met betrekking tot de Bahama’s respectievelijk Trinidad en Tobago gesloten. Beide overeenkomsten bevatten een arbitragebeding.
3.2
Op 18 september 2017 hebben partijen een zogenoemde Standstill Agreement gesloten. Ter uitvoering daarvan heeft [geïntimeerde] in totaal € 6.152.352,- en USD 20.669.730 op een escrowrekening bij ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO Bank) gestort als gedeeltelijke zekerheid voor de nakoming van de uitkomst van een arbitrageprocedure.
3.3
Op 5 oktober 2018 zijn partijen een wijziging van de arbitrageovereenkomst overeengekomen. De nieuwe arbitrageovereenkomst (hierna: de arbitrageovereenkomst) is namens NSG ondertekend en bij e-mail van 6 oktober 2018 door de Engelse advocaat van NSG aan de (toenmalige) advocaat van [geïntimeerde] ,
mr. R. de Bree, advocaat te Den Haag, toegezonden. Nadat de arbitrageovereenkomst door [geïntimeerde] was ondertekend, heeft mr. De Bree voornoemd bij e-mail van 29 oktober 2018 een scankopie aan (de Engelse advocaat van) NSG gezonden.
3.4
NSG heeft op 31 oktober 2018 een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt en vorderingen jegens [geïntimeerde] ingesteld. [geïntimeerde] is in de arbitrage verschenen en heeft een tegenvordering ingesteld.
3.5
Na uitwisseling van schriftelijke conclusies, het horen van getuigen en deskundigen en een mondelinge behandeling gedurende meerdere dagen, heeft een scheidsgerecht te [plaats 2] (Zwitserland), bestaande uit drie arbiters, op 2 februari 2021 het arbitraal vonnis gewezen, welk vonnis op verzoek van NSG op 18 februari 2021 is verbeterd. Bij het arbitraal vonnis is [geïntimeerde] - naar zeggen van NSG - veroordeeld tot betaling aan NSG van (in hoofdsom) USD 28.990.221,90, € 11.263.385,50 en GBP 32.028,62, te vermeerderen met 8% rente vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag van voldoening. Tevens is [geïntimeerde] daarbij veroordeeld het ertoe te leiden dat het volledige saldo van de escrowrekening ter vrije beschikking van NSG komt.
3.6
Bij brief van 5 februari 2021 heeft mr. De Bree voornoemd aan het Openbaar Ministerie onder meer het volgende geschreven:
“(…) NSG is in 2018 een arbitrage gestart tegen [geïntimeerde] ter vergoeding van de niet betaalde bedragen onder de service provider agreements. (…) [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen en een tegenvordering ingediend (…). Het scheidsgerecht heeft bij beslissing van 2 februari 2021 uitspraak gedaan. Het scheidsgerecht heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de vorderingen. (…)”
3.7
Bij brief van 16 februari 2021 heeft [geïntimeerde] , bij monde van haar advocaten, aan de advocaten van NSG geschreven dat zij bereid was te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van het arbitraal vonnis maar dat zij geen betaling kan verrichten als gevolg van de door het Openbaar Ministerie gelegde beslagen.

4.Het verzoek

4.1
NSG legt aan haar verzoek tot erkenning van het arbitraal vonnis en tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging daarvan ten grondslag dat [geïntimeerde] tot op heden niet, althans niet volledig, heeft voldaan aan het arbitraal vonnis, en dat [geïntimeerde] ook heeft nagelaten desverzocht te bevestigen dat zij op grond van het arbitraal vonnis aansprakelijk is voor de daarbij toegewezen hoofdsom met rente. NSG stelt om die reden belang te hebben bij het verzoek.

5.Beoordeling

5.1
Mr. T.S. Pieters die deel uitmaakte van de samenstelling van het hof ten overstaan van wie de mondelinge behandeling van 20 september 2024 heeft plaatsgevonden, is door persoonlijke omstandigheden niet betrokken geweest bij het tot stand komen van deze beschikking. Bij e-mail van 15 januari 2025 heeft het hof NSG in verband met deze omstandigheid in de gelegenheid gesteld een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken. Mr. Wilts heeft bij e-mail van 16 januari 2025, namens NSG, verklaard geen behoefte te hebben aan een nieuwe mondelinge behandeling.
Bevoegdheid
5.2
NSG wenst ter uitvoering van het arbitraal vonnis de hiervoor onder 3.2 genoemde gelden op de escrowrekening bij ABN AMRO Bank te incasseren. Nu ABN AMRO is gevestigd in Amsterdam, is dit hof op grond van artikel 1075 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. artikel 985 (derde volzin) Rv bevoegd tot kennisneming van het onderhavige verzoek.
Formele vereisten
5.3
Het verzoek van NSG tot erkenning en verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis steunt op het bepaalde in artikel 1075 Rv in samenhang met het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken van 10 juni 1958 (Trb. 1959, 58 (hierna: het Verdrag van New York). Het arbitraal vonnis is, zoals gemeld, gewezen in Zwitserland. Zowel Nederland als Zwitserland zijn partij bij het Verdrag van New York. De bepalingen van het Verdrag van New York zijn daarom van toepassing bij de beoordeling van het onderhavige verzoek.
5.4
Op grond van artikel IV van het Verdrag van New York dient de partij die verlof tot tenuitvoerlegging verzoekt, bij het verzoek over te leggen (i) het behoorlijk gelegaliseerde origineel van de uitspraak of een behoorlijk gewaarmerkt afschrift daarvan, en (ii) het origineel van de in artikel II bedoelde overeenkomst tot arbitrage of een behoorlijk gewaarmerkt afschrift daarvan. Nadat ter zitting van 20 september 2024 was gebleken dat geen originele dan wel behoorlijk gewaarmerkte afschriften van het arbitraal vonnis en de overeenkomst tot arbitrage waren overgelegd, heeft het hof de behandeling van het onderhavige verzoek aangehouden teneinde NSG in de gelegenheid te stellen alsnog de bedoelde stukken in te dienen.
5.5
NSG heeft nadien een gewaarmerkt en door een notaris geauthentiseerd afschrift van het arbitraal vonnis overgelegd. Dit afschrift bevindt zich in het dossier. Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel IV, eerste lid, aanhef en onder (a) van het Verdrag van New York.
5.6
NSG heeft tevens een afschrift overgelegd van de arbitrageovereenkomst. Dit afschrift betreft, anders dan het Verdrag van New York voorschrijft, niet het origineel en evenmin een behoorlijk gewaarmerkt afschrift daarvan. Het hof volgt NSG niet in haar betoog dat zij door het overleggen van een behoorlijk gewaarmerkt afschrift van het arbitraal vonnis ook een behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst heeft overgelegd. De omstandigheid dat een extract van de arbitrageovereenkomst is opgenomen in randnummer 12 van het arbitraal vonnis levert geen behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst op. NSG heeft bij brief van 28 november 2024 voorts toegelicht dat het niet mogelijk is een origineel of behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst over te leggen en waarom dit aan toewijzing van haar verzoek niet in de weg staat. Het hof komt op grond van hetgeen NSG heeft aangevoerd tot het oordeel dat ook aan artikel IV, eerste lid, aanhef en onder (b) van het Verdrag van New York is voldaan ondanks dat het origineel of een behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst niet is overgelegd. Daartoe is het volgende redengevend. Naar NSG terecht heeft aangevoerd, gaat het bij artikel IV, eerste lid, aanhef en onder (b) van het Verdrag van New York erom dat het bestaan en de inhoud van de arbitrageovereenkomst kunnen worden vastgesteld door de rechter aan wie erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis wordt gevraagd. Dat is hier het geval. NSG heeft e-mailcorrespondentie tussen de advocaten van partijen overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat zij niet beschikt over een arbitrageovereenkomst met een ‘natte’ handtekening van [geïntimeerde] . Uit hetgeen hiervoor onder 3.3 is vermeld, blijkt dat NSG de namens [geïntimeerde] ondertekende overeenkomst uitsluitend per e-mail heeft ontvangen in de vorm van een scankopie. Het hof acht dan ook aannemelijk dat een arbitrageovereenkomst in de vorm van een document met twee ‘natte’ handtekeningen van partijen niet voorhanden is (geweest) en dat de door NSG overgelegde kopie van de arbitrageovereenkomst, gelet op de gang van zaken zoals die blijkt uit de genoemde e-mailcorrespondentie, als authentiek afschrift kan worden beschouwd. Daarbij komt dat uit het arbitraal vonnis blijkt dat [geïntimeerde] het bestaan en de inhoud van de arbitrageovereenkomst in de arbitrageprocedure niet heeft betwist. Integendeel, [geïntimeerde] heeft in de arbitrageprocedure zelfs een tegenvordering ingesteld en, nadat het arbitraal vonnis was gewezen, bovendien aan NSG te kennen gegeven weliswaar bereid te zijn om aan het arbitraal vonnis te voldoen, maar geen betaling te kunnen verrichten vanwege de beslagen. Hieruit kan worden afgeleid dat [geïntimeerde] de geldigheid van het arbitraal vonnis niet betwist (en de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst dus evenmin). Dit laatste volgt ook uit de hiervoor onder 3.6 en 3.7 aangehaalde correspondentie met het Openbaar Ministerie onderscheidenlijk NSG. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding om aan het bestaan of de inhoud van de arbitrageovereenkomst te twijfelen, zodat ondanks het ontbreken van een gelegaliseerd origineel of behoorlijk gewaarmerkt afschrift van de arbitrageovereenkomst op het verzoek kan worden beslist.
5.7
NSG heeft in het verzoekschrift gesteld dat enig recht om in Zwitserland, als zetel van de arbitrage, vernietiging van het arbitraal vonnis te vorderen, is vervallen. Aangezien [geïntimeerde] deze stelling niet heeft weersproken en blijkens de hiervoor onder 3.7 genoemde brief van 16 februari 2021 bereid was te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van het arbitraal vonnis, moet worden aangenomen dat het arbitraal vonnis onherroepelijk is en dat het - bij gebreke van indicaties van het tegendeel - uitvoerbaar is in het land waar het is gewezen (Zwitserland), zodat is voldaan aan het bepaalde in artikel V lid 1 sub e van het Verdrag van New York en van artikel 1075 lid 2 Rv jo. artikel 986 lid 2 Rv.
Weigeringsgronden
5.8
Nu het verzoekschrift aan de formele vereisten voldoet, komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. [geïntimeerde] is in de onderhavige procedure niet verschenen. Daarmee heeft zij geen verweer gevoerd en (dus) geen beroep gedaan op de weigeringsgronden in artikel V, eerste lid, van het Verdrag van New York. Op grond van artikel V, tweede lid, van het Verdrag van New York kan erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van een scheidsrechterlijke uitspraak worden geweigerd, indien de bevoegde autoriteit van het land waar erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging wordt verzocht, constateert dat het onderwerp van het geschil volgens het recht van dat land niet vatbaar is voor beslissing door arbitrage, of dat erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging van de uitspraak in strijd zou zijn met de openbare orde van dat land. Niet is gebleken dat deze gronden voor weigering van erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging zich hier voordoen.
5.9
De slotsom is dat het verzoek toewijsbaar is en dat [geïntimeerde] bij deze uitkomst in de kosten van het geding zal worden veroordeeld.

6.Beslissing

Het hof:
erkent het tussen partijen gewezen arbitraal vonnis van 2 februari 2021 dat op verzoek van NSG is verbeterd op 18 februari 2021, en verleent verlof tot tenuitvoerlegging daarvan;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van NSG begroot op € 798,- aan verschotten en € 3.035,- voor salaris;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L.D. Akkaya, R.L. de Graaff en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.