ECLI:NL:GHAMS:2025:1603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
200.346.075/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over beslag op AOW-uitkering en aanpassing beslagvrije voet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld over een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager had een klacht ingediend omdat hij meende dat de gerechtsdeurwaarder niet de juiste beslagvrije voet had gehanteerd bij het beslag op zijn AOW-uitkering. De gerechtsdeurwaarder was belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis uit 2004, waarbij beslag was gelegd op de AOW-uitkering van de klager. Klager stelde dat hij minder overhield dan de beslagvrije voet toestaat, vooral na een verhoging van zijn AOW-uitkering per 1 juli 2023.

De procedure begon met een beroepschrift van de klager op 20 september 2024 tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. De gerechtsdeurwaarder diende een verweerschrift in, en de zaak werd behandeld op een openbare zitting op 10 april 2025. Het hof heeft de feiten die door de kamer zijn vastgesteld, overgenomen, aangezien partijen daartegen geen bezwaar hebben gemaakt.

Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder wettelijk niet verplicht was om de beslagvrije voet op eigen initiatief aan te passen bij de periodieke wijziging van de AOW-uitkering. Klager had de gerechtsdeurwaarder moeten informeren over de wijziging, maar de e-mails die hij had gestuurd, werden niet als zodanig erkend vanwege de grove taal. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.346.075/01 GDW
nummers eerste aanleg : C/13/737989 / DW RK 23/282
C/13/744590 / DW RK 24/9 (verzet)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 juni 2025
inzake
[appellant],
wonend te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
appellant,
tegen
mr. [geïntimeerde],
gerechtsdeurwaarder te [plaats 3] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [naam] .
Partijen worden hierna klager en de gerechtsdeurwaarder genoemd.

1.De zaak in het kort

De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis uit 2004. In dat kader is beslag gelegd op de AOW-uitkering van klager. In deze tuchtprocedure verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij niet de juiste beslagvrije voet heeft gehanteerd, waardoor klager minder heeft overgehouden dan de beslagvrije voet toestaat.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 20 september 2024 een beroepschrift – met bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 augustus 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd laatste nummer (ECLI:NL:TGDKG:2024:88).
2.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 12 december 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Klager heeft op 3 april 2025 aanvullende producties bij het hof ingediend.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 april 2025. Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een op voorhand aan het hof overgelegde pleitnota. De gerechtsdeurwaarder is niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een ten laste van klager gewezen vonnis van de rechtbank Dordrecht van 21 januari 2004.
3.2.
Op grond van dit vonnis is beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de AOW-uitkering van klager.
3.3.
Bij brief van 12 januari 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd over de aangepaste beslagvrije voet.
3.4.
Bij e-mail van 20 januari 2023 heeft de belastingadviseur van klager de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd dat de inhouding te hoog was, waardoor klager netto minder dan de beslagvrije voet overhield.
3.5.
Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder op 23 januari 2023 geantwoord dat de nieuwe beslagvrije voet aan de SVB was doorgegeven.
3.6.
Per 1 juli 2023 is de AOW-uitkering van klager verhoogd.
3.7.
Op 25 juli 2023 heeft klager de volgende e-mail (met als onderwerp “[naam gerechtsdeurwaarderskantoor]: Verzot op bloed!”) aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gestuurd:

Kanker dieven die alleen maar met ondernormen werken: een AOW verhoging is er ter compensatie van hogere levensomstandigheden en niet om integraal naar een bloeddorstige wen ziekelijk rancuneuze deurwaarder te laten vloeien!!!
3.8.
Op 26 juli 2023 heeft klager de volgende e-mail (met als onderwerp “Klacht naar KBvG”) aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder gestuurd:

Kanker dieven, als dit gestolen geld (verhoging AOW en alles waar je vanaf hebt te blijven) niet voor donderdagmiddag op mijn rekening staat gaat er een klacht naar KBvG. Want ik laat mijn leven niet verder kapot maken door gewetenloze schurken die zich profileren als heiligen maar met hun satanische streken Judas nog een kleur doen krijgen!

4.De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder in juli 2023 niet de juiste beslagvrije voet heeft gehanteerd, waardoor klager minder heeft overgehouden dan de beslagvrije voet toestaat.

5.Beoordeling

5.1.
De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 19 december 2023 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen deze beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld. De kamer heeft in de bestreden beslissing van 28 augustus 2024 het verzet van klager gegrond verklaard en vervolgens de klacht ongegrond verklaard.
5.2.
Onder verwijzing naar artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de kamer overwogen dat de beslagvrije voet voor de duur van twaalf maanden wordt vastgesteld en dat deze opnieuw (binnen die twaalf maanden) kan worden vastgesteld wanneer de gerechtsdeurwaarder met redenen omkleed wordt geïnformeerd over een structurele wijziging van omstandigheden die van belang is voor de vaststelling van de beslagvrije voet. Vervolgens heeft de kamer geoordeeld dat de aanpassing van de AOW-uitkering van klager in juli 2023 niet maakte dat de gerechtsdeurwaarder verplicht was de beslagvrije voet zonder verzoek hiertoe ook aan te passen, maar dat het op de weg van klager lag om hiertoe een onderbouwd verzoek bij de gerechtsdeurwaarder in te dienen. Klager heeft dit echter niet gedaan, zodat volgens de kamer de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk niets valt te verwijten.
5.3.
Het hof overweegt als volgt. De wetgever heeft bij de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (per 1 januari 2021) het volgende tot uitgangspunt genomen. Bij het bepalen van de termijn van herberekening is er een afweging gemaakt tussen een zo actueel mogelijke beslagvrije voet en het beperken van de administratieve lasten voor de uitvoering. De bijstandsnorm wordt halfjaarlijks geïndexeerd en voor de toeslagen geldt dat deze jaarlijks aan wijzigingen onderhevig zijn. Daarom is in de wet vastgelegd dat de beslagvrije voet in ieder geval één keer in de twaalf maanden moet worden herberekend.
In antwoord op kamervragen – na de invoering van de wet – over een mogelijke verplichting voor de gerechtsdeurwaarder om bij alle periodieke wijzigingen van de bijstandsnorm de beslagvrije voet te herberekenen, antwoordde de minister het volgende:

Door de halfjaarlijkse indexering van de bijstandsnorm en andere aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen kan het voorkomen dat een deurwaarder een hoger bedrag kan innen dan vóór de indexering. In bepaalde situaties kan het gaan om enkele euro’s. Naast de jaarlijkse herberekeningsplicht van de beslagleggende partij, verplicht de wet de beslagleggende partij ook om de beslagvrije voet opnieuw te berekenen als hij met redenen omkleed wordt geïnformeerd over een structurele wijziging van omstandigheden. Dit vergt een actieve handeling van de burger voordat de beslagleggende partij tot herberekening is gehouden. Indexatie leidt tot een structurele wijziging van het inkomen. Dit betekent dat als de beslagleggende partij door (of namens) de burger wordt geïnformeerd over de indexatie, hij verplicht is de beslagvrije voet opnieuw te berekenen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder wettelijk niet verplicht was om op eigen initiatief de beslagvrije voet van klager aan te passen, bij de periodieke halfjaarlijkse wijziging van zijn AOW-uitkering. Klager had hiertoe de gerechtsdeurwaarder slechts hoeven te informeren over de voor hem geldende wijziging. De emails van klager aan (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder van 25 en 26 juli 2023 kunnen, mede gezien de grove taal, niet als een dergelijke mededeling worden gezien. Het hof acht daarom, net als de kamer, de klacht ongegrond.
Conclusie
5.4.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025 door de rolraadsheer.