ECLI:NL:GHAMS:2025:1604

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
200.347.674/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot onprofessioneel gedrag en reactietermijnen

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder vanwege onprofessioneel gedrag en het niet adequaat reageren op een interne klacht. De gerechtsdeurwaarder had in 2019 een e-mail gestuurd waarin zij klager verzocht om betaling van een openstaande vordering. Klager betwistte deze vordering en diende in 2021 een interne klacht in. De kamer voor gerechtsdeurwaarders verklaarde de klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Klager ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde de beslissing van de kamer. Het hof oordeelde dat de klacht niet-ontvankelijk was omdat deze te laat was ingediend, meer dan drie jaar na de kennisname van het handelen van de gerechtsdeurwaarder. Klager had weliswaar op 21 mei 2021 om excuses gevraagd, maar dit verlengde de vervaltermijn niet. Het hof oordeelde ook dat de gerechtsdeurwaarder binnen een acceptabele termijn had gereageerd op de interne klacht, ondanks dat dit niet binnen de veertien dagen van het klachtenreglement was gebeurd. De beslissing van de kamer werd bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.347.674/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/748298/ DW RK/24/132
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 juni 2025
inzake
[appellant] ,
wonend te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats 3] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.J. Diks, advocaat te Nijmegen.
Partijen worden hierna klager en de gerechtsdeurwaarder genoemd.

1.De zaak in het kort

De gerechtsdeurwaarder heeft in 2019 aan klager een e-mailbericht gestuurd waarin zij namens haar opdrachtgever klager heeft verzocht om tot betaling van een openstaande vordering over te gaan. Klager heeft deze (vermeende) vordering betwist. In 2021 heeft klager bij de gerechtsdeurwaarder een interne klacht ingediend. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat zij a) ongefundeerde uitlatingen heeft gedaan en b) niet adequaat heeft gereageerd op de interne klacht. De kamer heeft de klacht van klager deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard. Het hof bevestigt deze beslissing.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 4 november 2024 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 11 oktober 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TGDKG:2024:114).
2.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 27 december 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 april 2025. Klager en de gerechtsdeurwaarder, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder en klager aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Op 19 november 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder, op verzoek van haar opdrachtgever, aan klager een e-mailbericht verzonden. Voor zover relevant is hierin het volgende vermeld: “
Tot mij wendde zich[naam en vestigingsplaats opdrachtgever]
met het verzoek zijn belangen te behartigen ter zake de openstaande factuur, die bij deze brief is gevoegd. Ondanks dat client herhaaldelijk aan u heeft verzocht om tot betaling over te gaan, is dat op heden niet gebeurd.
Omdat de betalingstermijn inmiddels ruimschoots is overschreden stel ik u hierbij nog eenmaal in de gelegenheid om het openstaande bedrag, dat per vandaag[hoogte bedrag]
bedraagt binnen veertien dagen nadat de brief redelijkerwijs bij u is bezorgd, dan weluiterlijk 5 december 2019kosteloos aan mij te voldoen (…).
3.2.
Bij e-mailbericht van 2 december 2019 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder voor zover relevant het navolgende bericht:

M.b.t. tot uw schrijven in opgemelde kwestie d.d. 19 november 2019, hetgeen me anders dan aangegeven niet per gewone post is aangeboden, bericht ik u als volgt:
  • Uw client[naam]
    heeft mij de betreffende factuur nimmer doen toekomen;
  • Uw client[naam]
    heeft mij nimmer verzocht om tot betaling over te gaan;
  • Uw client[naam]
    heeft mij “niet herhaaldelijk verzocht om tot betaling over te gaan”.
Ergo: uw client heeft u klaarblijkelijk onjuist geïnformeerd(…).”
3.3.
Naar aanleiding van het antwoord van de gerechtsdeurwaarder van 2 december 2019 heeft klager bij e-mail van 5 december 2019 de vordering wederom betwist.
3.4.
Op 21 mei 2021 heeft klager aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder een e-mail gestuurd waarin staat, voor zover relevant:

U heeft niet willen reageren op mijn e-mailbericht aan u d.d. 05 december 2019. Hoewel het zóu kunnen zijn dat u zich de onzinnigheid van uw eerdere onbehoorlijke berichten aan mij uiteindelijk heeft gerealiseerd, zou het van fatsoen getuigd hebben wanneer u mij dat zou hebben gemeld (…).
Ik verwacht van u schriftelijke excuses voor de door u gedemonstreerde attitude c.q. uw handelen. U bent immers, zonder te beschikken over énige onderbouwing, vól in de, met dreigementen gelardeerde, aanval gegaan, waarbij u daarenboven de meest elementaire fatsoensnormen heeft overschreden.
Op voorhand verzoek ik u voorts mij omgaand uw Kantoorklachtenregeling te doen toekomen(…).”
3.5.
De gerechtsdeurwaarder heeft per e-mailbericht van 21 mei 2021 als volgt gereageerd:

Ik heb het dossier er nog even op nagekeken, maar het ontgaat mij volledig waar u op doelt. De berichten die u heeft ontvangen zijn keurig geformuleerd, zonder enige dreigementen. Indien u anders heeft ervaren, dan laat ik dit volledig bij u. Van client heb ik vooralsnog geen update mogen ontvangen, behalve het verzoek van geruime tijd geleden om de zaak aan te houden. Dat u nu bijna anderhalf jaar later deze reactie verstuurt, verbaast mij zeer.
Het klachtenreglement kunt u vinden op mijn website.
3.6.
Klager heeft op 24 mei 2021 een interne klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend.
Bij e-mail van 28 mei 2021 heeft hij de gerechtsdeurwaarder gerappelleerd.
3.7.
Bij brief, met dagtekening 14 juni 2021 heeft een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder op de klacht van klager gereageerd. Klager heeft daarop per e-mail van 23 juni 2021 gereageerd.
3.8.
Op 7 juli 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder per e-mail aan klager bericht dat hij de onder 3.7. genoemde brief van haar medewerker moet beschouwen als een officiële reactie op zijn ingediende klacht.

4.De klacht

Klager beklaagt zich over het volgende.
De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is in een tuchtrechtprocedure voor de advocatuur door de Raad van Discipline als maatregel een waarschuwing opgelegd (bevestigd door het Hof van Discipline). Voornoemde waarschuwing had een directe relatie met de brutale, ongefundeerde, niet professionele en onterechte stellingname van de gerechtsdeurwaarder in haar dreigementen richting klager.
De gerechtsdeurwaarder heeft niet (tijdig) gereageerd op de klacht van klager van 24 mei 2021. Op 28 mei 2021 heeft klager gerappelleerd dat hij geen ontvangstbevestiging had gekregen. Klager heeft een badinerende reactie ontvangen van ene […], van wie klager niet weet wie dit is. Op 23 juni 2021 heeft klager gereageerd, waarop de gerechtsdeurwaarder pas op 7 juli 2021 heeft gereageerd.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klachtonderdeel a niet-ontvankelijk verklaard en klachtonderdeel b ongegrond.
Klachtonderdeel a
5.2.
De kamer heeft overwogen dat op grond van artikel 37 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) deze klacht niet-ontvankelijk is. Dat artikel bepaalt dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarop de klacht betrekking heeft. De kamer stelt vast dat klager meer dan drie jaar later heeft geklaagd over de door de gerechtsdeurwaarder verstuurde brief van 19 november 2019. Dat de Raad van Discipline op 21 mei 2021, bevestigd door het Hof van Discipline op 25 september 2023, een maatregel heeft opgelegd aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, maakt dit niet anders.
5.3.
Het hof sluit zich bij deze overwegingen van de kamer aan en maakt die tot de zijne. In hoger beroep brengt klager naar voren dat hij zijn klacht wél op tijd (24 maart 2024) heeft ingediend omdat hij dit binnen drie jaar na zijn verzoek van 21 mei 2021 (zie 3.4. hiervoor) heeft gedaan. Het hof verwerpt dit betoog. Klager heeft op 19 november 2019 kennis genomen van het handelen van de gerechtsdeurwaarder, zoals blijkt uit zijn reactie van 5 december 2019. Vanaf die datum is de vervaltermijn van drie jaar van artikel 37 lid 2 Gdw gaan lopen. De klacht is op 24 maart 2024 bij de kamer ingediend en daarmee dus te laat. Klachtonderdeel a is niet-ontvankelijk. Klager heeft weliswaar op 21 mei 2021 de gerechtsdeurwaarder verzocht hem schriftelijk excuses voor de inhoud van de brief van 19 november 2019 aan te bieden, maar het is niet mogelijk om op deze manier de vervaltermijn om te klagen over de (on)betamelijkheid van die brief op te rekken.
Klachtonderdeel b
5.4.
Over klachtonderdeel b heeft klager ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij de gerechtsdeurwaarder verwijt dat zij de veertiendagentermijn van haar eigen klachtenreglement niet in acht heeft genomen en niet, zoals de kamer in de bestreden beslissing heeft aangenomen, dat zij de algemene reactietermijn van veertien dagen zoals neergelegd in de tuchtrechtjurisprudentie heeft overschreden. Met betrekking tot die klacht geldt het volgende.
Klager heeft op 24 mei 2021 (tweede pinksterdag) een interne klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder. Deze zal de volgende dag op het kantoor zijn gelezen. Bij brief met dagtekening 14 juni 2021 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder op zijn klacht gereageerd. Dat is niet binnen de veertien dagen die is genoemd in het eigen klachtenreglement van de gerechtsdeurwaarder. Naar het oordeel van het hof moet die termijn echter als een streeftermijn worden beschouwd en is de enkele overschrijding daarvan niet reeds tuchtrechtelijk laakbaar. Het gaat erom of op de klacht, mede tegen de achtergrond van het interne klachtenreglement, binnen een fatsoenlijke termijn is gereageerd. Een reactie op 14 juni 2021 acht het hof nog acceptabel. Het ging immers om een zaak die al enige tijd was afgesloten. Dat de brief een poststempel van 21 juni 2021 draagt, maakt dit niet anders. De gerechtsdeurwaarder heeft betwist dat dit haar (of haar kantoor) kan worden aangerekend en het tegendeel is niet komen vast te staan. Met de kamer is het hof van oordeel dat klachtonderdeel b ongegrond is.
Conclusie
5.5.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat klachtonderdeel a niet-ontvankelijk is en klachtonderdeel b ongegrond. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025 door de rolraadsheer.