Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Tot mij wendde zich[naam en vestigingsplaats opdrachtgever]
met het verzoek zijn belangen te behartigen ter zake de openstaande factuur, die bij deze brief is gevoegd. Ondanks dat client herhaaldelijk aan u heeft verzocht om tot betaling over te gaan, is dat op heden niet gebeurd.
bedraagt binnen veertien dagen nadat de brief redelijkerwijs bij u is bezorgd, dan weluiterlijk 5 december 2019kosteloos aan mij te voldoen (…).”
M.b.t. tot uw schrijven in opgemelde kwestie d.d. 19 november 2019, hetgeen me anders dan aangegeven niet per gewone post is aangeboden, bericht ik u als volgt:
- Uw client[naam]
heeft mij de betreffende factuur nimmer doen toekomen; - Uw client[naam]
heeft mij nimmer verzocht om tot betaling over te gaan; - Uw client[naam]
heeft mij “niet herhaaldelijk verzocht om tot betaling over te gaan”.
U heeft niet willen reageren op mijn e-mailbericht aan u d.d. 05 december 2019. Hoewel het zóu kunnen zijn dat u zich de onzinnigheid van uw eerdere onbehoorlijke berichten aan mij uiteindelijk heeft gerealiseerd, zou het van fatsoen getuigd hebben wanneer u mij dat zou hebben gemeld (…).
Ik heb het dossier er nog even op nagekeken, maar het ontgaat mij volledig waar u op doelt. De berichten die u heeft ontvangen zijn keurig geformuleerd, zonder enige dreigementen. Indien u anders heeft ervaren, dan laat ik dit volledig bij u. Van client heb ik vooralsnog geen update mogen ontvangen, behalve het verzoek van geruime tijd geleden om de zaak aan te houden. Dat u nu bijna anderhalf jaar later deze reactie verstuurt, verbaast mij zeer.