In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van smaad, omdat zij een bericht heeft verzonden naar de werkgever van de aangever, waarin zij de aangever beschuldigt van verkrachting. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die haar eerder had veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan smaad. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de aangever heeft aangetast door de beschuldiging te uiten in een bericht aan de werkgever. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gestelde schade niet in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 450,00 en 9 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. Het hof heeft ook vastgesteld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar heeft dit niet verder bestraft.