ECLI:NL:GHAMS:2025:1633

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
200.341.751/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van informatieplichten bij overeenkomst op afstand tussen handelaar en consument

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [X] B.V. en [geïntimeerde] betreffende een huurovereenkomst voor een camera. [X] B.V. had een vordering ingesteld tot betaling van achterstallige huurpenningen en een gebruiksvergoeding, maar het hof oordeelde dat [X] niet had voldaan aan de stelplicht met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW. Hierdoor waren de vorderingen tot betaling van de huurpenningen en gebruiksvergoeding niet toewijsbaar. Echter, de vordering tot afgifte van de camera werd wel toegewezen, omdat [X] had aangetoond dat [geïntimeerde] de camera onrechtmatig onder zich hield na beëindiging van de huurovereenkomst. Het hof oordeelde dat [X] voldoende had aangetoond dat de camera moest worden teruggegeven, en legde een dwangsom op voor het geval [geïntimeerde] hier niet aan voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat [X] gedeeltelijk in het gelijk was gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.341.751/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10971717 CV EXPL 24-2368
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 juni 2025
in de zaak van
[X] B.V.,
gevestigd te [plaats A] ,
appellante,
advocaat: mr. G.B. de Jong te Groningen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats A] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [X] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak moet worden beoordeeld of een handelaar bij het aangaan van een overeenkomst op afstand met een consument met betrekking tot de huur van een camera voldaan heeft aan zijn (pre)contractuele informatieplichten. Het hof is van oordeel dat de handelaar op dit punt niet voldaan heeft aan zijn stelplicht. Daarom zijn de vorderingen tot betaling van achterstallige huurpenningen en een gebruiksvergoeding niet toewijsbaar. Het hof wijst de vordering tot afgifte van de camera wel toe.

2.Het geding in hoger beroep

[X] is bij dagvaarding van 7 mei 2024 in hoger beroep gekomen van een verstekvonnis van 4 april 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [X] als eiseres en [geïntimeerde] als (niet verschenen) gedaagde.
[geïntimeerde] is ook in hoger beroep niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
[X] heeft een memorie van grieven met producties ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[X] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft geen feiten vastgesteld. Het hof gaat in hoger beroep – samengevat – uit van de volgende feiten.
3.1
[X] verhuurt elektronica aan consumenten. [geïntimeerde] heeft via de website van [X] een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een camera. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van [X] van toepassing.
3.2
De camera is op 15 juni 2021 aan [geïntimeerde] geleverd. Die datum is, conform de algemene voorwaarden, de ingangsdatum van de overeenkomst.
3.3
Bij e-mail van 20 september 2022 heeft [X] aan [geïntimeerde] bericht:

We hebben nog steeds geen betalingen met een bedrag van 289,70 € ontvangen. Helaas zijn we nu genoodzaakt de bestaande huurovereenkomst te beëindigen en verzoeken je de producten terug te sturen vóór 23.09.2022 (…).
Maak ook het openstaande bedrag van 289,70 € tot 23.09.2022 over op de volgende rekening: (…)”
3.4
[geïntimeerde] heeft het openstaande bedrag niet betaald en de camera niet geretourneerd.

4.Eerste aanleg

4.1.
[X] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 269,70 aan vervallen huurtermijnen voor de camera, € 1.348,50 aan gebruiksvergoeding en € 2.395,80 aan boete dan wel schadevergoeding, alles te vermeerderen met rente, en € 215,76 aan kosten, en tot inleveren van de camera op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten met rente.
4.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Hij heeft overwogen dat het gaat om een op afstand gesloten overeenkomst tussen een handelaar en een consument en dat [X] als handelaar bij het sluiten daarvan aan bepaalde informatieplichten moest voldoen. De kantonrechter is van oordeel dat [X] niet voldoende heeft toegelicht of aannemelijk gemaakt dat de in dat kader overgelegde schermafdrukken van het online bestelproces betrekking hebben op het door [geïntimeerde] doorlopen bestelproces ten tijde van de
totstandkoming van de overeenkomst. Nu er niet vanuit kan worden gegaan dat [geïntimeerde] het bestelproces zoals weergegeven in de overgelegde schermafdrukken destijds heeft doorlopen, kan niet worden getoetst of [X] jegens [geïntimeerde] aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [X] niet heeft voldaan aan haar stelplicht en de vorderingen daarom afgewezen.

5.Beoordeling

5.1
[X] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. De eerste grief luidt dat zij in voldoende mate aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de vorderingen alsnog kunnen worden toegewezen. Uit de in eerste aanleg overgelegde stukken blijkt volgens [X] dat [geïntimeerde] het volledige bestelproces via de website van [X] heeft doorlopen. Zij wijst daarbij op de schermafdrukken van het bestelproces, bezien in samenhang met de persoonlijke gegevens van [geïntimeerde] , de vermelde data, het bestelnummer en het bewijs van betaling.
5.2
Bij de beoordeling stelt het hof, net als de kantonrechter, het volgende voorop. De overeenkomst tussen [X] en [geïntimeerde] betreft een overeenkomst gesloten tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is gesloten via de website van [X] en dus op afstand. Dit betekent dat [X] bij het sluiten van de overeenkomst moet hebben voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de aanvullende verplichtingen van 6:230v BW.
5.3
Anders dan de kantonrechter, is het hof van oordeel dat een handelaar ter onderbouwing van zijn stelling dat hij heeft voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW in beginsel kan volstaan met een algemene beschrijving van het standaard bestelproces op zijn website ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, in combinatie met schermafdrukken daarvan. Daarbij geldt dat een partij die producties overlegt, inzichtelijk moet maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar (bepaalde pagina’s van) de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de rechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. Dat betekent dat de handelaar expliciet en op een duidelijke manier moet aangeven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren). Het is niet (zonder meer) nodig dat schermafdrukken worden overgelegd van het specifieke bestelproces dat de consument in kwestie heeft doorlopen.
5.4
[X] heeft weliswaar schermafdrukken overgelegd van haar bestelproces, maar heeft evenwel nagelaten voldoende concreet per informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW te onderbouwen dat daaraan is voldaan en waar en op welke schermafdruk dat te vinden is. Nu [X] dit heeft nagelaten kan het hof niet vaststellen dat aan [geïntimeerde] op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. Uit het voorgaande volgt dat [X] niet heeft voldaan aan haar stelplicht ten aanzien van de (pre)contractuele informatieplichten. Dit betekent dat de vorderingen die gebaseerd zijn op de huurovereenkomst, te weten de vorderingen tot betaling van € 269,70 aan vervallen huurtermijnen en van € 1.348,50 aan gebruiksvergoeding, niet toewijsbaar zijn.
5.5
Dit ligt anders voor de vordering van [X] om de camera in te leveren, waaraan zij ten grondslag heeft gelegd dat sprake is van onrechtmatige daad wegens het niet retourneren van haar eigendom. Naar het oordeel van het hof heeft [X] op dit punt wel aan haar stelplicht voldaan. In de e-mail van 20 september 2022 (3.3) heeft [X] de huurovereenkomst beëindigd en [geïntimeerde] verzocht de camera voor 23 september 2022 aan haar terug te sturen. [geïntimeerde] heeft niet aan dat verzoek voldaan. Daarmee staat vast dat [geïntimeerde] na 23 september 2022 de camera zonder rechtsgrond onder zich heeft gehouden. Dit is onrechtmatig ten opzichte van [X] . Het hof zal daarom de vordering tot afgifte van de camera en de gevorderde dwangsom toewijzen.
5.6
Wat betreft de vordering om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een boete dan wel vervangende schadevergoeding voor het geval hij niet overgaat tot afgifte van de camera, overweegt het hof als volgt. Partijen zijn geen boete overeengekomen als inlevering van het gehuurde uitblijft en daarom kan deze vordering niet worden toegewezen in de vorm van een boete. [X] kan in dat geval wel aanspraak maken op vervangende schadevergoeding. [X] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat het in dit kader gevorderde bedrag van
€ 2.395,80 de huidige waarde in het economisch verkeer van de camera betreft. Het had op de weg van [X] gelegen stukken over te leggen waaruit de door haar gestelde waarde blijkt. Nu zij dit heeft nagelaten is deze vordering ongegrond en zal het hof deze afwijzen.
Slotsom en kosten
5.7
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de eerste grief gedeeltelijk slaagt. Het bestreden vonnis zal in zoverre worden vernietigd. De tweede grief, waarmee [X] opkomt tegen de in het vonnis opgenomen proceskostenveroordeling, faalt omdat de afwijzing van de vordering van [X] door de kantonrechter grotendeels terecht was. Nu [X] in het hoger beroep op een onderdeel in het gelijk is gesteld en voor het overige in het ongelijk ziet het hof aanleiding de proceskosten in hoger beroep te compenseren.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de vordering tot afgifte van de camera is afgewezen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen 7 dagen na uitspraak van dit arrest over te gaan tot afgifte van de camera aan [X] , op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of gedeelte ervan tot
een totaal € 300,-;
bepaalt dat partijen in hoger beroep hun eigen proceskosten dragen;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. van de Poel, M.C. Bosch en M.M. Kruithof en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.