Uitspraak
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing
4.De beslissing
24 juni 2025in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De man, tijdelijk verblijvend te [plaats A], had op 22 februari 2025 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2024. Het hof constateerde dat het beroepschrift zonder tussenkomst van een advocaat was ingediend, wat in strijd is met de vereisten van artikel 359 in verbinding met artikel 278 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man was door het hof in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft deze mogelijkheid niet benut. In zijn correspondentie met het hof gaf de man aan dat hij geen advocaat kon vinden, maar het hof oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om af te wijken van de wettelijke vereisten. Het hof heeft daarom de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.