Op 24 juni 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De zaak betreft de WOZ-waarde van een geschakelde bungalow voor het belastingjaar 2015, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 607.000. De rechtbank had geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar waren met de woning van de belanghebbende.
Tijdens de zitting op 8 april 2025 heeft de belanghebbende zijn standpunten herhaald, maar het Hof kwam tot de conclusie dat de rechtbank in haar oordeel niet was afgeweken van de feiten en dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning correct had vastgesteld. De belanghebbende had geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. Het Hof heeft de gronden van het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling.