ECLI:NL:GHAMS:2025:1666

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
23/459
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak in Amsterdam

Op 24 juni 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. De belanghebbende, een erfpachter van de woning, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn beroep tegen de WOZ-waarde van de woning voor het kalenderjaar 2015 ongegrond was verklaard. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de waarde van de woning vastgesteld op € 540.000. Tijdens de zitting op 8 april 2025 was de belanghebbende niet aanwezig, maar had hij wel gereageerd op een verklaring van de heffingsambtenaar over de verstrekking van gegevens in de bezwaarfase. Het Hof oordeelde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, mede gezien de aankoopprijs van de woning enkele maanden voor de peildatum. De grieven van de belanghebbende werden verworpen, en het Hof concludeerde dat er geen schending was van de informatieverplichting door de heffingsambtenaar. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen kostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 23/459
24 juni 2025
uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A. Bakker)
tegen de uitspraak van 12 april 2023 in de zaak met kenmerk AMS 22/6270 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Het beroep van belanghebbende richtte zich tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar over de WOZ-waarde van de onroerende zaak [straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2015.
1.2.
Belanghebbende heeft met een beroepschrift hoger beroep ingesteld en de heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2025. Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
1.4.
Bij bericht van 9 april 2025 is belanghebbende in de gelegenheid gesteld om op een verklaring ter zitting van de heffingsambtenaar over de verstrekking van gegevens in de bezwaarfase te reageren. Van die mogelijkheid heeft hij gebruik gemaakt.
1.5.
Desgevraagd heeft geen van beide partijen de wens kenbaar gemaakt te worden gehoord op een nadere zitting. Daarop heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is erfpachter van de woning. Het gaat om een bovenwoning van 115 m² met een berging.
2.2.
Belanghebbende heeft de woning op 29 juli 2014 gekocht voor € 550.000, waarna het is geleverd op 15 september 2014. In de leveringsakte is vermeld dat de canon voor de woning € 1.293,50 bedraagt.
2.3.
In het kader van de regeling van de gemeente [Z] voor overstap naar eeuwigdurend erfpacht heeft belanghebbende om een nieuwe WOZ-beschikking verzocht voor het kalenderjaar 2015. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 29 november 2021 de waarde van de woning vastgesteld op € 540.000. Op 16 november 2020, 13 januari 2021 en 6 december 2021 hebben hoorgesprekken met de gemachtigde van belanghebbende plaatsgevonden en op 25 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar het bezwaar deels gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 540.000.

3.Geschil in hoger beroep

In geschil of de waarde van de woning in de zin van artikel 17 van de Wet WOZ op de peildatum 1 januari 2014 minder was dan € 540.000 en of formele/procedurele tekortkomingen bij de vaststelling van die waarde of althans de behandeling van het bezwaar aan de orde zijn.

4.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

WOZ-waarde van de woning
4.1.
Het Hof acht het aannemelijk dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, in het bijzonder in aanmerking genomen de prijs waarvoor belanghebbende de woning enkele maanden voor de peildatum heeft gekocht (zie 2.2). Belanghebbende heeft over die waarde in de kern slechts standaardgrieven geformuleerd die het Hof steeds heeft verworpen in zaken waarin zijn gemachtigde rechtsbijstand heeft verleend. Die grieven falen ook in deze zaak, om de redenen als vermeld in de uitspraak van 31 oktober 2023, ECLI:GHAMS:2023:2594.
Formele/procedurele grieven
4.2.
Onnavolgbaar is verder het standpunt van belanghebbende dat geen “sprake is van een deugdelijke motivering”, omdat de heffingsambtenaar “op grond van artikel 40 lid 2 Wet WOZ op diens verzoek de gegevens [moet] verstrekken die ten grondslag aan de WOZ-waarde liggen”. Het een (een ondeugdelijke motivering) volgt namelijk niet zonder meer uit het ander (het schenden van een informatieverplichting).
4.3.
Het in 4.2 weergegeven standpunt faalt ook als het welwillend wordt opgevat, in de zin dat de heffingsambtenaar in strijd met artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ bepaalde gegevens niet of niet tijdig heeft verstrekt, ondanks een specifiek verzoek tot het verstrekken daarvan. Belanghebbende heeft in hoger beroep namelijk niet gesteld, laat staan gesubstantieerd, dat (en wanneer) zij in de bezwaarfase specifiek heeft verzocht om bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn vermeld en welke gegevens vervolgens niet (of niet tijdig) aan haar zijn verstrekt. De heffingsambtenaar heeft bovendien ter zitting bij het Hof geloofwaardig verklaard dat hij (i) in het algemeen hem ter beschikking staande gegevens verstrekt die de gemachtigde van belanghebbende in door hem gevoerde bezwaarprocedures specifiek opvraagt, (ii) daar uiteindelijk zelden tot nooit geschillen over bestaan en (iii) dat hij ook in dit geval, waarin de gemachtigde het bezwaarschrift heeft ingediend, eventueel specifiek opgevraagde gegevens zal hebben verstrekt. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft belanghebbende die verklaring niet betwist en evenmin alsnog gespecificeerd welke gegevens niet of niet tijdig zouden zijn verstrekt.
4.4.
Het Hof wijst verder het verzoek van belanghebbende af om de heffingsambtenaar op te dragen gegevens over alle verkopen in de stad omstreeks de peildatum in het geding te laten brengen (vgl. de uitspraak van 31 oktober 2023, ECLI:GHAMS:2023:2594). Een dergelijk verzoek kan overigens ook niet worden aangemerkt als een specifiek verzoek om bepaalde gegevens, zou het in de bezwaarfase zijn gedaan op voet van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ.
4.5.
Al hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, leidt ten slotte evenmin tot een gegrond hoger beroep. In het bijzonder geven de stukken van het geding geen blijk van een schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, algemene rechtsbeginselen dan wel mensenrechten die zijn vastgelegd in internationale verdragen.
Slotsom
4.6.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.

5.Kosten

Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Blokland, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.M. Nijland als griffier. De beslissing is op 24 juni 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: