ECLI:NL:GHAMS:2025:1690

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
200.349.351/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep na afwijzing door kinderrechter

In deze zaak gaat het om de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (10 jaar). De vader heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 30 september 2024 aangevochten, waarin zijn verzoek om wijziging van de zorgregeling werd afgewezen. De kinderrechter had geoordeeld dat de GI (Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers) de regie voert over het contact tussen de kinderen en hun vader, en dat de huidige zorgregeling in het belang van de kinderen is. De vader is het hier niet mee eens en verzoekt om een duidelijke zorgregeling vast te stellen. De moeder en de GI steunen de beslissing van de kinderrechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 april 2025 zijn de standpunten van de betrokken partijen besproken. De vader stelt dat de kinderrechter zijn verzoek niet correct heeft weergegeven en dat de GI nalatig is geweest in het monitoren van de omgang. De moeder en de GI wijzen op de noodzaak van een zorgvuldige aanpak en het belang van de kinderen. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat er op dit moment geen concrete zorgregeling kan worden vastgesteld. Het hof benadrukt dat de GI als regievoerder moet toezien op de voortgang van het stappenplan dat is opgesteld door NiCare, om zo de kans op een duurzame omgang te vergroten. De vader's verzoeken worden afgewezen, en het hof besluit dat de huidige situatie in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.349.351/01
zaaknummer rechtbank: C/15/355454 / JU RK 24-1137
beschikking van de meervoudige kamer van 1 juli 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. C.A. Bouw te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. M. van der Weide te Heerhugowaard.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] ;
- de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers, hierna: de GI.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de zorgregeling voor [minderjarige 1] (12 jaar) en [minderjarige 2] (10 jaar) (hierna: de kinderen).
1.2
De kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, (hierna: de kinderrechter) heeft in een beschikking van 30 september 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen afgewezen.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat een duidelijke zorgregeling wordt vastgesteld. De GI en de moeder zijn het wel eens met de bestreden beschikking.
Het hof zal de bestreden beschikking in stand laten en legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 27 december 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De GI heeft op 14 februari 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een e-mailbericht van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 16 januari 2025 met het proces-verbaal van de zitting bij de kinderrechter;
- een brief van de zijde van de moeder van 20 februari 2025;
- een bericht van de zijde van de vader van 9 april 2025 met bijlagen.
2.4
Het hof heeft de kinderen de gelegenheid gegeven om te laten weten wat zij van de zaak vinden. Zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
2.5
De zitting heeft op 24 april 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd;
- de raad, vertegenwoordigd door F. Dekkers.
De advocaat van de vader heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2013;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2015.
De ouders hebben tot 2019 een relatie met elkaar gehad. Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 4 december 2020 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 4 september 2025.
3.3
Dit hof heeft bij beschikking van 17 januari 2023, met wijziging van de beschikking van 9 december 2020, als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld dat de GI regie voert op het vormgeven van het contact tussen de kinderen en hun vader en zo nodig kan de GI de omgang uitbreiden of beperken.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van de vader om met wijziging van de door dit hof op 17 januari 2023 vastgestelde zorgregeling,
primairte bepalen dat de vader de kinderen éénmaal per twee weken ophaalt op vrijdag uit school en maandagochtend weer terugbrengt naar school,
subsidiaireen zorgregeling te bepalen waarbij de vader de kinderen om de week op zaterdag en zondag zal ophalen om 10.00 uur en beide dagen zal terugbrengen na het avondeten,
dan weleen regeling te bepalen die de rechtbank redelijk en billijk acht,
afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking:
primair:een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen (gedurende de ondertoezichtstelling) conform het ouderschapsplan, inhoudende dat de vader de kinderen éénmaal per twee weken ophaalt op vrijdag uit school en maandagochtend weer terugbrengt naar school;
subsidiair:een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen (gedurende de ondertoezichtstelling) eruit bestaande dat de vader de kinderen om de week op zaterdag en zondag zal ophalen om 10.00 uur en beide dagen terug zal brengen na het avondeten;
meer subsidiair:te bepalen dat het verzoek om de zorgregeling te wijzigen zal worden toegewezen, in die zin dat in een opbouwende fase contactherstel zal worden gerealiseerd en zal worden toegewerkt naar een zorgregeling zoals het ouderschapsplan van april 2024 weergeeft onder begeleiding van de GI, waarbij de opbouwfase zolang als de GI nodig acht onder begeleiding kan plaatsvinden;
dan weldat een regeling wordt vastgesteld die het hof redelijk en billijk acht.
4.3
De moeder verzoekt het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De GI verzoekt het hoger beroep van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel l:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de kinderrechter op verzoek van (onder andere) een met het gezag belaste ouder de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De standpunten
5.2
De vader is allereerst van mening dat de bestreden beschikking nietig is omdat de kinderrechter zijn subsidiaire verzoek niet juist heeft weergegeven in de bestreden beschikking en uit die beschikking niet blijkt dat zijn subsidiaire verzoek in overweging is genomen.
Inhoudelijk vindt de vader dat de kinderrechter ten onrechte de zorgregeling niet heeft gewijzigd. De kinderrechter is in zijn oordeel ten onrechte ervan uitgegaan dat de GI toewerkt naar omgang tussen de vader en de kinderen. Het tegendeel is echter waar, de GI blijft wijzen naar een onderzoek van NiCare dat ziet op de ouders maar niet leidt tot omgang en contactherstel tussen de vader en de kinderen. De vader heeft van november 2023 tot mei 2024 zonder problemen tweewekelijks omgang gehad met de kinderen. Dit heeft de GI echter amper gemonitord. Ook heeft de GI nooit regie gevoerd op de omgangsmomenten waardoor de loyaliteitsproblematiek van de kinderen richting de moeder te groot is geworden. De vader heeft meermaals gevraagd om parallel solo ouderschap (PSO) in te zetten gelet op de complexe verhouding tussen partijen en om te voorkomen dat de overdracht plaatsvindt in het bijzijn van de moeder. In plaats daarvan is de GI blijven inzetten op verbetering van de communicatie tussen de ouders. Door de regie over de omgang in handen van de GI te leggen terwijl die daarin nalatig is, is er nu geen duidelijk kader waarbinnen de ouders en de kinderen de omgang kunnen uitvoeren waardoor deze sinds juli 2024 volledig stilligt, aldus de vader.
5.3
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verteld het eens te zijn met de regie die de GI voert. De GI volgt het duidelijke plan van NiCare dat aansluit bij de wensen en de ontwikkeling van de kinderen. De omgang is stopgezet omdat de kinderen daarvoor niet meer openstaan nadat de vader opnieuw teveel druk op hen heeft gelegd. Hij heeft moeite om echt te luisteren naar wat de kinderen aangeven. Wanneer de vader heeft geleerd om vanuit het perspectief van de kinderen naar zijn eigen handelen te kijken, zoals NiCare heeft geadviseerd, en het in het belang van de kinderen is, staat de moeder open voor hervatting van de omgang. Op die manier zal de hervatte omgang duurzaam zijn, in plaats van dat het na enkele maanden weer wordt stopgezet, zoals de afgelopen jaren is gebeurd. De moeder begrijpt dat contact belangrijk is voor de vader en de kinderen is en gunt hen een fijne omgang. Voor overnachtingen blijft de moeder echter huiverig, in verband het verleden van de vader waarbij de politie meermaals zijn huis is binnengevallen, aldus de moeder.
5.4
De GI vindt dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
De GI is sinds 2020 betrokken bij dit gezin en ziet dat de verhoudingen zijn verslechterd. Bij aanvang van de ondertoezichtstelling konden de ouders redelijk met elkaar communiceren. Zij vervielen echter steeds in een strijd wanneer het over de zorgregeling ging. Hierdoor ontstond er spanning en kon de moeder geen emotionele toestemming geven aan de kinderen voor een onbelast contact met de vader. Daarnaast lukte het de vader niet om te begrijpen dat eerst gedegen onderzoek nodig was naar de weerstand van de kinderen tegen het contact met de vader. Hiervoor is veel hulpverlening ingezet waarbij is geprobeerd om de ouders beter te laten communiceren zodat zij tot een goede stabiele zorgregeling zouden komen.
In april 2024 hebben de ouders een ouderschapsplan ondertekend waarin omgangsafspraken zijn gemaakt. Daaraan zou de GI graag uitvoering geven. Toen de kinderen echter opnieuw aangaven geen contact met de vader te willen, heeft de GI zich genoodzaakt gezien om de omgang stop te zetten. De GI heeft ingezet op twee onderzoeken, één naar de ouders en één naar de kinderen, om zo tot een gedegen plan te komen.
In september 2024 is NiCare gestart met een onderzoek om zicht te krijgen op het waarom achter de weerstand van de kinderen. Daarnaast heeft de GI gedurende het najaar van 2024 mevrouw [naam] van JijenCO ingezet in de hoop dat zij een vertrouwensband kon opbouwen met de kinderen om zo meer zicht te krijgen op hun weerstand tegenover de vader. Dat is niet gelukt, waardoor het voornemen van de GI om een gedegen plan op te stellen vanuit zowel de ouders als de kinderen, niet is uitgevoerd. Dit doet echter niet af aan het afgeronde onderzoek van NiCare. De conclusie van NiCare is dat [minderjarige 1] wel hechtingsgedrag naar de vader laat zien maar dat ook sprake is van een gehechtheidsbreuk tussen hen. Voor [minderjarige 2] is de vader geen hechtingsfiguur, zij ziet de vader niet als haar vader. Daarbij komt dat beide kinderen zich zorgen maken om hun kwetsbare moeder, wat hun loyaliteit richting haar vergroot. Dat maakt het nog moeilijker voor de kinderen om contact met de vader op te bouwen. NiCare heeft een advies opgesteld waarbij in deze volgorde dient te worden gewerkt aan de volgende doelen:
Behandeling individueel van de moeder (GGZ);
Behandeling individueel van de vader (GGZ in de vorm van Mentalisation Based Treatment (MBT));
Contactmoment(en) vader met [minderjarige 1] , samen met een systeemtherapeut;
Ouderbegeleiding door middel van Parallel Solo Ouderschap (PSO) voor beide ouders, gericht op het opstarten van de omgang met [minderjarige 1] ;
Begeleiding van de omgang door een professional;
NIKA voor de vader en [minderjarige 1] ;
NIKA voor de moeder en [minderjarige 1] ;
Als dit allemaal goed doorlopen is, sluit [minderjarige 2] misschien ook weer aan en kan ook zij hopelijk weer contact met haar vader opbouwen.
De GI is van mening dat kinderen van deze leeftijd niet kunnen worden gedwongen tot contact met iemand met wie zij geen bemoeienis willen, ook wanneer dat hun vader is. Bovendien moeten de ouders eerst met zichzelf aan de slag voordat een band tussen [minderjarige 1] en de vader kan worden opgebouwd. Dat de GI geen zorgen heeft over de opvoedkundige vaardigheden van de vader doet daaraan niet af. De GI denkt dat het afdwingen van contact, zoals de vader lijkt voor te staan, de kans vergroot dat de kinderen zich nog verder van hem zullen afwenden. De behandeling van de vader zou dan ook gericht zijn op het aanleren om te kijken en denken vanuit de belevingswereld van de kinderen. Het volgen van het advies van NiCare zal uiteindelijk het meest effectief zijn in het duurzaam hervatten van het contact tussen de vader en de kinderen. De GI vindt dat zij wel degelijk regie voert op de omgang. Zij heeft onderzoek laten plaatsvinden en wil met het inzetten van de nodige hulpverlening een herhaling van zetten en daarmee de teleurstelling van een opnieuw stopgezette omgangsregeling voorkomen.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het onderliggende probleem is het onderlinge wantrouwen van de ouders naar elkaar. De ouders hebben daarin allebei nog meerdere stappen te zetten. De moeder moet leren hoe haar houding weerslag heeft op de weerstand van de kinderen tegenover omgang met hun vader. De vader moet leren om een andere aanvliegroute te kiezen zodat de moeder meer vertrouwen in hem kan krijgen.
Hoewel de raad begrijpt dat de vader behoefte heeft aan een concreet plan ten aanzien van omgang, is dat voor de kinderen niet passend. Er moet worden toegewerkt naar een basis waarin het vertrouwen van de moeder, de vader en de kinderen naar elkaar toe kan groeien. Daarvoor is het stappenplan van NiCare bedoeld. Wanneer nu tegemoet zou worden gekomen aan de verzoeken van de vader, zitten de kinderen binnen de kortste keren weer in de weerstand en is de moeder in paniek, aldus de raad.
De beoordeling door het hof
5.6
De vader heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestreden beschikking nietig is omdat de kinderrechter zijn subsidiaire verzoek niet juist heeft weergegeven in de bestreden beschikking en uit die beschikking niet blijkt dat zijn subsidiaire verzoek in overweging is genomen. Die grief kan reeds niet slagen omdat de wet aan het onvolledig weergeven of beslissen op een gedaan verzoek niet de sanctie van nietigheid van de gedane uitspraak verbindt. De grief kan bovendien niet slagen bij gebrek aan belang. Het hoger beroep dient immers mede ertoe fouten en omissies die in eerste aanleg zijn gemaakt, te herstellen. In dit hoger beroep heeft het hof de subsidiaire verzoeken van de vader in overeenstemming met zijn hoger beroepschrift weergegeven. Deze zullen ook in de overwegingen van het hof worden meegenomen.
5.7
Inhoudelijk overweegt het hof als volgt.
De afgelopen jaren heeft een aantal malen omgang tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden, maar is dat ook weer gestopt. Hoewel diverse hulpverleningstrajecten zijn gestart, heeft dit niet geleid tot een stabiel en duurzaam contact tussen de kinderen en de vader. Uit het rapport van NiCare van 25 februari 2025 blijkt hoe de kinderen tegen het contact met hun vader aankijken. Bij [minderjarige 1] is er sprake van een gehechtheidsbreuk ten aanzien van de vader. [minderjarige 1] voelt zich in de steekgelaten door de vader omdat de vader meerdere keren afwezig is geweest, door detentie en contactbreuken. Voor [minderjarige 2] is de vader helemaal geen hechtingsfiguur. Zij ziet hem niet als haar vader. Dit komt doordat hij in de periode rond haar geboorte en de periode daarna afwezig was in verband met zijn detentie. Dat is de fase waarin de gehechtheid tussen hen ontwikkeld had moeten worden. Ook daarna zijn er periodes van geen contact geweest waardoor de vader geen betrouwbare gehechtheidsfiguur voor [minderjarige 2] is gebleken.
Daarnaast maken de kinderen zich zorgen over de moeder. Zij zien de zorgen van de moeder over de omgang. Omdat de moeder een kwetsbare indruk maakt, maken de kinderen zich zorgen om haar en willen zij haar blij maken. Hierdoor neemt hun loyaliteit naar haar toe.
Dit samenspel van factoren verklaart de moeilijkheden rondom de omgang. Naar aanleiding hiervan en de problemen van de ouders, heeft NiCare een stappenplan geadviseerd zoals hiervoor bij het standpunt van de GI onder punt 5.4 is weergegeven.
5.8
Het hof is van oordeel dat gelet op het uitvoerige onderzoek dat recent door NiCare is afgerond en gelet op de bevindingen daarin, op dit moment geen concrete zorgregeling dient te worden bepaald. Het hof begrijpt dat de vader een perspectief wil hebben ten aanzien van het contact met de kinderen, maar is van oordeel dat dat perspectief al in het advies van NiCare inbegrepen zit. Het stappenplan dat dient te worden doorlopen is concreet en duidelijk. De bal ligt eerst bij de ouders en voorkomen moet worden dat er druk op de kinderen wordt gelegd.
Wel is het hof van oordeel dat de GI als regievoerder erop moet toezien dat de nodige vaart wordt gezet achter de concrete stappen in het plan. Zoals de gezinsvoogd ter zitting in hoger beroep ook heeft toegezegd, kan dit concreet betekenen dat tijdens het doorlopen van de ene stap alvast wordt “voorgesorteerd” op de volgende stap door daarvoor alvast een aanmelding te regelen. Zo hoeft niet onnodig lang te worden gewacht op de volgende stap omdat er wachtlijsten zijn. Juist het concrete stappenplan maakt dit mogelijk en moet de duur van het te doorlopen traject op die manier beperken. Hiervoor verwacht het hof de inzet van de GI om het te doorlopen traject ook daadwerkelijk zo kort mogelijk te houden.
5.9
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hof het primaire, subsidiaire en meer subsidiaire verzoek van de vader zal afwijzen. Beslist wordt als volgt.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.C. Schenkeveld en mr. G.J. Baken, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 1 juli 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.