5.4De GI vindt dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
De GI is sinds 2020 betrokken bij dit gezin en ziet dat de verhoudingen zijn verslechterd. Bij aanvang van de ondertoezichtstelling konden de ouders redelijk met elkaar communiceren. Zij vervielen echter steeds in een strijd wanneer het over de zorgregeling ging. Hierdoor ontstond er spanning en kon de moeder geen emotionele toestemming geven aan de kinderen voor een onbelast contact met de vader. Daarnaast lukte het de vader niet om te begrijpen dat eerst gedegen onderzoek nodig was naar de weerstand van de kinderen tegen het contact met de vader. Hiervoor is veel hulpverlening ingezet waarbij is geprobeerd om de ouders beter te laten communiceren zodat zij tot een goede stabiele zorgregeling zouden komen.
In april 2024 hebben de ouders een ouderschapsplan ondertekend waarin omgangsafspraken zijn gemaakt. Daaraan zou de GI graag uitvoering geven. Toen de kinderen echter opnieuw aangaven geen contact met de vader te willen, heeft de GI zich genoodzaakt gezien om de omgang stop te zetten. De GI heeft ingezet op twee onderzoeken, één naar de ouders en één naar de kinderen, om zo tot een gedegen plan te komen.
In september 2024 is NiCare gestart met een onderzoek om zicht te krijgen op het waarom achter de weerstand van de kinderen. Daarnaast heeft de GI gedurende het najaar van 2024 mevrouw [naam] van JijenCO ingezet in de hoop dat zij een vertrouwensband kon opbouwen met de kinderen om zo meer zicht te krijgen op hun weerstand tegenover de vader. Dat is niet gelukt, waardoor het voornemen van de GI om een gedegen plan op te stellen vanuit zowel de ouders als de kinderen, niet is uitgevoerd. Dit doet echter niet af aan het afgeronde onderzoek van NiCare. De conclusie van NiCare is dat [minderjarige 1] wel hechtingsgedrag naar de vader laat zien maar dat ook sprake is van een gehechtheidsbreuk tussen hen. Voor [minderjarige 2] is de vader geen hechtingsfiguur, zij ziet de vader niet als haar vader. Daarbij komt dat beide kinderen zich zorgen maken om hun kwetsbare moeder, wat hun loyaliteit richting haar vergroot. Dat maakt het nog moeilijker voor de kinderen om contact met de vader op te bouwen. NiCare heeft een advies opgesteld waarbij in deze volgorde dient te worden gewerkt aan de volgende doelen:
Behandeling individueel van de moeder (GGZ);
Behandeling individueel van de vader (GGZ in de vorm van Mentalisation Based Treatment (MBT));
Contactmoment(en) vader met [minderjarige 1] , samen met een systeemtherapeut;
Ouderbegeleiding door middel van Parallel Solo Ouderschap (PSO) voor beide ouders, gericht op het opstarten van de omgang met [minderjarige 1] ;
Begeleiding van de omgang door een professional;
NIKA voor de vader en [minderjarige 1] ;
NIKA voor de moeder en [minderjarige 1] ;
Als dit allemaal goed doorlopen is, sluit [minderjarige 2] misschien ook weer aan en kan ook zij hopelijk weer contact met haar vader opbouwen.
De GI is van mening dat kinderen van deze leeftijd niet kunnen worden gedwongen tot contact met iemand met wie zij geen bemoeienis willen, ook wanneer dat hun vader is. Bovendien moeten de ouders eerst met zichzelf aan de slag voordat een band tussen [minderjarige 1] en de vader kan worden opgebouwd. Dat de GI geen zorgen heeft over de opvoedkundige vaardigheden van de vader doet daaraan niet af. De GI denkt dat het afdwingen van contact, zoals de vader lijkt voor te staan, de kans vergroot dat de kinderen zich nog verder van hem zullen afwenden. De behandeling van de vader zou dan ook gericht zijn op het aanleren om te kijken en denken vanuit de belevingswereld van de kinderen. Het volgen van het advies van NiCare zal uiteindelijk het meest effectief zijn in het duurzaam hervatten van het contact tussen de vader en de kinderen. De GI vindt dat zij wel degelijk regie voert op de omgang. Zij heeft onderzoek laten plaatsvinden en wil met het inzetten van de nodige hulpverlening een herhaling van zetten en daarmee de teleurstelling van een opnieuw stopgezette omgangsregeling voorkomen.