Uitspraak
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht tegen een voormalige kandidaat-gerechtsdeurwaarder, ingediend door twee klagers. De klacht betreft het niet tijdig maken van een herberekening van de beslagvrije voet en het niet adequaat reageren op correspondentie. De feiten zijn als volgt: in september 2018 heeft het deurwaarderskantoor waar de appellant werkzaam was loonbeslag gelegd onder de werkgever van klaagster sub 1. In oktober 2022 hebben klagers een verzoek ingediend om de beslagvrije voet opnieuw te berekenen en om de teveel geïnde bedragen te restitueren. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht in eerste aanleg gegrond verklaard en aan appellant een berisping opgelegd. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat appellant gedurende de relevante periode niet als gerechtsdeurwaarder werkzaam was, waardoor hij niet onder het tuchtrecht viel voor de verweten gedragingen. Het hof heeft de bestreden beslissing vernietigd, klachtonderdeel a niet-ontvankelijk verklaard en klachtonderdeel b ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.