ECLI:NL:GHAMS:2025:1739

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
200.336.148
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van aannemingsovereenkomst wegens tekortkoming aannemer en vordering tot betaling van lening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een lening verstrekt via een crowdfundingsconstructie door Kapitaal op Maat aan Vlaarkom Beheer B.V., waarbij [appellant] als hoofdelijk medeschuldenaar is verbonden. Na het faillissement van Vlaarkom heeft Kapitaal op Maat [appellant] aangesproken voor het restant van de lening. De rechtbank heeft de vordering toegewezen, maar [appellant] betwist dat Kapitaal op Maat de partij is die de vordering kan innen. Het hof vernietigt het oordeel van de rechtbank over de toegewezen rente, maar bekrachtigt de rest van de uitspraak. Het hof oordeelt dat Kapitaal op Maat gerechtigd is om de vordering te innen, omdat de overeenkomst dat recht geeft. Het hof wijst erop dat de rol van de Stichting Derdengelden niet expliciet in het contract is benoemd, maar dat deze enkel fungeert als doorgeefluik voor de betalingen. Het hof concludeert dat [appellant] aansprakelijk is voor de lening en dat de vordering van Kapitaal op Maat toewijsbaar is, met uitzondering van de toegewezen rente die het hof gedeeltelijk vernietigt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.336.148/01
zaaknummer rechtbank: C/13/732648 / HA ZA 23-388
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 juli 2025
in de zaak van
[appellant]
wonende te [plaats] , gemeente Medemblik,
appellant,
advocaat: mr. M.P. Harten te Rotterdam,
tegen
STICHTING SECURITY TRUSTEE KOM GROUP,
voorheen Stichting Zekerheden Kapitaal op Maat,
gevestigd te Delft,
geïntimeerde,
advocaat: mr. N.S. Tussenbroek te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en Kapitaal op Maat genoemd.

1.De zaak in het kort

Met een crowdfundingsconstructie via Kapitaal op Maat is een lening verstrekt aan Vlaarkom Beheer B.V. (hierna: Vlaarkom). [appellant] is bestuurder van die vennootschap en heeft zich als hoofdelijk medeschuldenaar verbonden voor de terugbetaling van de lening. Na het faillissement van de (opvolgend) vennootschap spreekt Kapitaal op Maat [appellant] aan tot betaling van het restant van de lening. [appellant] betwist dat Kapitaal op Maat de partij is die de vordering bij hem kan innen. De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Het hof vernietigt het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de toegewezen rente en bekrachtigt dat voor het overige.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 23 november 2023 in hoger beroep gekomen van een mondeling vonnis van 20 september 2023 van de rechtbank Amsterdam, vastgelegd in een proces-verbaal van diezelfde datum, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Kapitaal op Maat als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 18 april 2025 laten toelichten, [appellant] door mr. Harten voornoemd en Kapitaal op Maat door mr. Vranac-Kasumovic, advocaat te Rotterdam, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

In hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten.
3.1.
Kapitaal op Maat exploiteert een online platform voor crowdfunding dat investeerders en ondernemers bij elkaar brengt. Ondernemers kunnen via het platform een projectaanbod plaatsen met als doel financiering van investeerders te verkrijgen in de vorm van een geldlening. Het geldleningsbedrag wordt gevormd door alle investeringsbedragen van de investeerders gezamenlijk.
3.2.
Elke investeerder heeft een raamovereenkomst gesloten met Kapitaal op Maat en de vennootschap Kapitaal op Maat B.V. Daarin staat onder meer dat de investeerder zich heeft geregistreerd op het platform als belegger met het oog op het doen van een of meer beleggingen en daarbij gebruik maakt van (onder andere) de diensten van Kapitaal op Maat.
3.3.
[appellant] is sinds 1997 ondernemer en heeft ervaring in de handel in Zuid-Afrikaanse producten. Hij was directeur grootaandeelhouder van Vlaarkom. [appellant] en Vlaarkom hebben bij Kapitaal op Maat een projectvoorstel ingediend voor het verkrijgen van een financiering voor het opzetten in Nederland van een handel in biltong, een Zuid-Afrikaans vleesproduct.
3.4.
In totaal hebben 136 investeerders zich bij Kapitaal op Maat geregistreerd om deel te nemen aan het projectvoorstel van [appellant] en Vlaarkom. Op 7 april 2016 is een overeenkomst van geldlening gesloten tussen die investeerders, Vlaarkom en Kapitaal op Maat (hierna: de overeenkomst) van € 74.300.
3.5.
In het daartoe opgemaakte contract staat voor zover van belang het volgende.

IN AANMERKING NEMENDE DAT:
(…)
  • (…) De Stichting[Kapitaal op Maat, toevoeging hof]
    onder meer als doelstelling heeft om de belangen te ondersteunen van Investeerders bij de nakoming door de Ondernemer[Vlaarkom, toevoeging hof]
    van de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst (…);
  • De Stichting met het oog op haar doelstelling in het belang van de Investeerders een zelfstandige vordering wenst te verkrijgen op Ondernemer die naar omvang gelijk is aan de totale vordering van Investeerders op Ondernemer voortspruitend uit de Overeenkomst en voor haar zelfstandige vordering op Ondernemer zekerheidsrechten wenst te verkrijgen van Ondernemer;
  • Partijen in de Overeenkomst de voorwaarden wensen vast te leggen die zij zijn overeengekomen ten aanzien van de (deelname aan de) Geldlening en de vordering van de Stichting op de Ondernemer;
(…)

2.Verklaring Investeerders

2.1 (…)
Investeerders zullen geen zekerheden, in welke vorm dan ook, van Ondernemer eisen en erkennen dat louter de Stichting zekerheden kan eisen van Ondernemer in verband met de Overeenkomst.
(…)

4.Geldlening en Opschortende Voorwaarden

4.1.
Investeerders verstrekken hierbij ieder een Investering aan Ondernemer. Investeerders zullen hun Investeringen overmaken op de bankrekening van de Stichting Derdengelden[Stichting Derdengelden Kapitaal op Maat, toevoeging hof]
(…) Alle investeringen gezamenlijk zullen de Geldlening vormen en Ondernemer aanvaardt deze Geldlening met hoofdsom € 74.300 (…)
4.2.
Deze Overeenkomst wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarden dat i) uiterlijk op 25 maart 2016 ii) een bedrag ter hoogte van minimaal 90% van het Projectbedrag[€ 74.300, toevoeging hof]
is bijgeschreven op de bankrekening van de Stichting Derdengelden ten behoeve van het Projectvoorstel iii) door minimaal drie verschillende Investeerders die ieder niet meer dan 49% van het Projectbedrag als geldlening verstrekken.
(…)
4.5.
Indien de Opschortende Voorwaarden zijn vervuld en aan alle overige eventuele andere voorwaarden in deze Overeenkomst is voldaan, zal de Stichting Derdengelden binnen vijf dagen na de datum genoemd in artikel 4.2 (…) de Geldlening aan Ondernemer overmaken, zijnde de Aanvangsdatum.

5.Looptijd, aflossing en rente

5.1
De looptijd van de Geldlening bedraagt 60 maanden vanaf de Aanvangsdatum.
(…)
5.3.
De Geldlening zal annuïtair iedere maand door Ondernemer worden afgelost in 60 gelijke delen van € 1.524,30. Ondernemer zal de verschuldigde aflossing iedere 1ste dag na afloop van een maand aan de Stichting Derdengelden overmaken.
5.4.
Over het nog openstaande deel van de Geldlening is Ondernemer een rente verschuldigd aan Investeerders van 8,5% (…) op jaarbasis. De rente begint te lopen vanaf de Aanvangsdatum en zal iedere maand verschuldigd zijn. Ondernemer dient de maandelijks verschuldigde rente tegelijkertijd met de maandelijks verschuldigde aflossing steeds in één bedrag te betalen door overmaking aan de Stichting Derdengelden. (…)
5.5.
De Stichting Derdengelden stort de door de Ondernemer betaalde aflossing en rente binnen drie werkdagen na bijschrijving op haar rekening door naar de Investeerders. Iedere Investeerder ontvangt het deel van de aflossing en rente dat de Stichting heeft ontvangen naar rato van het aandeel van zijn Investering in de Geldlening.
(…)

7.Onmiddellijke opeisbaarheid Geldlening

7.1.
De Geldlening en de door Ondernemer verschuldigde rente zijn onmiddellijk en geheel opeisbaar zonder dat gerechtelijke tussenkomst en een voorafgaande ingebrekestelling nodig is indien:
1)
Ondernemer (…) in staat van faillissement wordt verklaard (…)
(…)
8.
Vordering Stichting Zekerheden[bedoeld is: Kapitaal op Maat, toevoeging hof]
8.1.
Ondernemer verbindt zich hierbij onherroepelijk en onvoorwaardelijk (…) om aan de Stichting bedragen te betalen die gelijk zijn aan het bedrag van iedere afzonderlijke betalingsverplichting van Ondernemer aan Investeerders, zoals die van tijd verschuldigd zijn of zullen worden in overeenstemming met de voorwaarden en bedingen als bepaald in de Overeenkomst.
(…)
8.5.
De gelden die de Stichting ontvangt van Ondernemer ter inlossing van de opeisbare schuld aan de Stichting (…) zal de Stichting aan de Investeerders doorstorten naar rato van het aandeel van hun Investering in de Geldlening.
(…)

9.Zekerheden

9.1.
Tot meerdere zekerheid voor al hetgeen de Stichting op enig moment te vorderen heeft van Ondernemer uit hoofde van zijn schuld aan de Stichting, inclusief kosten en rente (…), zal Ondernemer een eerste pandakte ten gunste van de Stichting vestigen op de door de Stichting daartoe aan te wijzen goederen waarover Ondernemer vrijelijk bevoegd is te beschikken. Het pandrecht zal in een separate pandakte worden gevestigd.
(…)
9.3. (…)
[appellant] verbindt zich hierbij onherroepelijk en onvoorwaardelijke als hoofdelijk medeschuldenaar als bedoeld in artikel 6:7 BW jegens de Stichting ter zake van al hetgeen zij (…) op grond van deze Overeenkomst te vorderen mocht hebben van Ondernemer; deze Overeenkomst wordt daartoe mede door (…) [appellant] ondertekend. (…)
9.4.
De rechtsverhouding van Ondernemer jegens de Stichting, zoals neergelegd in deze Overeenkomst, is één op één van toepassing op (…) [appellant] , in die zin dat waar in deze Overeenkomst de Ondernemer is vermeld ook (…) [appellant] gelezen moet worden. (…)

11.Bevrijdende betaling en bevoegdheid tot incasso

11.1.
Ondernemer kan ter zake van zijn betalingsverplichtingen op grond van deze Overeenkomst jegens de Investeerders uitsluitend bevrijdend betalen aan de Stichting Derdengelden. Rechtstreekse betalingen door of namens Ondernemer aan Investeerders werken niet bevrijdend jegens de Investeerders en leiden niet tot vermindering van de vordering van de Stichting op Ondernemer.
11.2.
Ondernemer zal aan de Stichting Derdengelden een doorlopende machtiging tot automatische incasso verstrekken voor de (maandelijkse) incasso van al hetgeen Investeerders op grond van de Overeenkomst van Ondernemer hebben te vorderen.
(…)
11.4.
Investeerders doen afstand van hun recht om jegens Ondernemer nakoming te vorderen van hun vorderingen op Ondernemer uit hoofde van deze Overeenkomst en verklaren dat zij geen incassomaatregelen van welke aard ook (…) zullen treffen ten laste van Ondernemer. Investeerders aanvaarden dat louter de Stichting bevoegd is om in het belang van de Investeerders incassomaatregelen te treffen jegens Ondernemer ter zake van haar eigen vordering op Ondernemer.
(…)
Bijlage 1 bij het contract bevat een lijst met klantnummers van de afzonderlijke Investeerders en daarachter het bedrag van hun afzonderlijke investeringen.
Bijlage 2 bevat een overzicht van de aflossingen met betaaldata.
3.6.
De Investeerders hebben elk hun bijdrage gestort op de bankrekening van de Stichting Derdengelden Kapitaal op Maat (hierna: de Stichting Derdengelden), in totaal een bedrag van € 74.300. De Stichting Derdengelden heeft op 8 april 2016 € 74.300 aan Vlaarkom overgemaakt.
In de periode 29 april 2016 tot 31 augustus 2016 heeft Vlaarkom de op grond van de overeenkomst verschuldigde termijnen overgemaakt aan de Stichting Derdengelden. Daarna is Vlaarkom overgegaan in [naam] Nederland B.V. (hierna: [naam] ) en vanaf 30 september 2016 zijn de verschuldigde termijnen door [naam] aan de Stichting Derdengelden betaald. In totaal is € 57.923 aan de Stichting Derdengelden overgemaakt, € 43.344 aan hoofdsom en € 14.579 aan rente, voor het laatst op 3 juni 2019.
3.7.
Op 30 juli 2019 is [naam] in staat van faillissement verklaard.
3.8.
In een e-mail van 8 augustus 2019 heeft Kapitaal op Maat aan [appellant] onder meer geschreven:
“(…)
Heden heb ik onze vordering ingediend bij de curator tot een bedrag ad€ 33.534,82
, te verhogen met lopende rente en kosten van uitwinning.
Blijkens de overeenkomst van geldlening bent u in privé hoofdelijk aansprakelijk voor deze vordering. Hierbij spreek ik u dan ook aan op de voldoening van deze vordering. Ik verzoek u dan ook het voornoemde bedrag over te maken op onze bankrekening(…).”
3.9.
In reactie daarop heeft [appellant] op 19 augustus 2019 geschreven:

Tot mijn spijt hebben wij een faillissement niet meer af kunnen wenden en is het inderdaad uitgesproken op 30 juli 2019. Uiteraard zijn we op de hoogte van de consequenties en moet ik u helaas mededelen dat ik niet in staat ben om de vordering over te kunnen maken op de door u vermelde bankrekening. Graag kom ik hierover met u in gesprek (…)
3.10.
Op 25 oktober 2019 heeft Kapitaal op Maat in een e-mail vervolgens aan [appellant] onder meer geschreven:

Onze vordering bedraagt per datum van het faillissement € 33.534,82, welke vordering ook is ingediend bij de curator van dit faillissement. Wij gaan er vooralsnog vanuit dat de uitwinning van ons pandrecht niet tot enige opbrengst zal leiden, zodat de vordering op u gelijk is aan voornoemde vordering groot € 33.534,82.(…)”
3.11.
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft de advocaat van Kapitaal op Maat [appellant] gesommeerd om de hoofdsom met rente, in totaal € 37.820,69, te betalen binnen veertien dagen na ontvangst van die brief, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke incassokosten moeten worden betaald. De brief is op voornoemde datum per e-mail gestuurd aan [appellant] op het mailadres
a. [appellant] @rooibos.nl.
3.12.
In reactie daarop heeft [appellant] vanaf datzelfde e-mailadres op 9 november 2022 onder meer teruggeschreven:

Met verwijzing naar uw schrijven van 27-10-2022 wil ik u mededelen dat ik op dit moment niet in staat ben om te voldoen aan uw verzoek om het totaalbedrag aan u te voldoen. (…) Van harte hoop ik dat u deze situatie begrijpt en mij voorlopig vrij kan waren van enige betaling totdat wij begonnen zijn met onze activiteit die ervoor zal zorgen dat wij een redelijke betalingsregeling af kunnen spreken”.

4.Eerste aanleg

4.1.
Kapitaal op Maat heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] te veroordelen tot betaling van:
a. € 37.810,51 (restschuld van de lening, de contractuele rente en vertragingsrente);
b. € 314,91 (wettelijke rente van 1 november 2022 tot en met 15 februari 2023) te vermeerderen met de wettelijke rente over het restant leningsbedrag van € 30.955,67 vanaf 16 februari 2023;
c. € 1.084,56 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
De rechtbank heeft bij mondeling vonnis van 20 september 2023, vastgelegd in een proces-verbaal, [appellant] veroordeeld:
1. tot betaling aan Kapitaal op Maat van € 37.810,51 aan hoofdsom, contractuele rente en vertragingsrente tot en met oktober 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 februari 2023 tot de dag van voldoening;
2. tot betaling aan Kapitaal op Maat van € 314,91 aan verschenen vertragingsrente tot 16 februari 2023;
3. in de proceskosten en de nakosten.
De rechtbank heeft de gevorderde rente over de verschenen rente van 1 november 2022 tot en met 15 februari 2023 afgewezen.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Kapitaal op Maat, met veroordeling van Kapitaal op Maat in de kosten van de procedure in beide instanties met nakosten en rente.
5.2.
Kapitaal op Maat heeft de grieven weersproken en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten met rente.
Kapitaal op Maat is vorderingsgerechtigd
5.3.
Met zijn eerste grief betoogt [appellant] dat de vordering moet worden afgewezen, omdat Kapitaal op Maat geen vorderingsrecht jegens hem heeft. In de eerste plaats is dit het geval omdat, zo begrijpt het hof, [naam] (destijds Vlaarkom) de lening heeft ontvangen van de Stichting Derdengelden en niet van Kapitaal op Maat en de termijnen ook steeds zijn betaald aan de Stichting Derdengelden.
5.4.
Kapitaal op Maat heeft ter zitting desgevraagd verduidelijkt dat zij vorderingsgerechtigd is. In de eerste plaats is dat omdat de overeenkomst zoals vastgelegd in het onder 3.5 bedoelde contract haar dat recht geeft. Subsidiair stelt zij vorderingsgerechtigd te zijn op basis van lastgeving door de Investeerders.
5.5.
Het hof is van oordeel dat uit de overeenkomst volgt dat Kapitaal op Maat op grond daarvan gerechtigd is om het restant van de lening te vorderen van [appellant] . Het hof licht dat als volgt toe.
5.6.
Uit de feiten zoals hiervoor weergegeven, leidt het hof af dat geld lenen via Kapitaal op Maat kort gezegd als volgt in zijn werk gaat. Investeerders kunnen besluiten om met Kapitaal op Maat een raamovereenkomst te sluiten (3.2) met als doel om te investeren in projecten die bij Kapitaal op Maat worden aangemeld. Als zij besluiten om een investering te doen in een specifiek crowdfundingaanbod en dat aanbod wordt volgetekend omdat er voldoende investeerders zijn, sluit vervolgens Kapitaal op Maat namens de betreffende investeerders een geldleningsovereenkomst met de projecteigenaar (de geldnemer, in dit geval Vlaarkom/ [naam] ). Voor de uitleg van de overeenkomst is van belang de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de in de overeenkomst gebruikte bewoordingen komt daarbij geen beslissend gewicht toe.
Bij de uitleg van de overeenkomst weegt mee dat [appellant] een ervaren ondernemer is en dat hem bekend was dat bij het product waarvoor hij had gekozen om kapitaal aan te trekken, het geld afkomstig was van de Investeerders en dat Kapitaal op Maat fungeerde als hun belangenbehartiger.
5.7.
Hoewel aan [appellant] kan worden toegegeven dat de rol van de Stichting Derdengelden niet expliciet als zodanig is benoemd in het contract, is wel duidelijk dat de Stichting Derdengelden zelf geen partij is bij de overeenkomst en alleen fungeert als doorgeefluik voor de over en weer te betalen gelden. Zo bepaalt artikel 4.1 van het contract dat de investeerders de door hen toegezegde financiële bijdrage moeten storten op de rekening van de Stichting Derdengelden en artikel 4.5 dat de Stichting Derdengelden de totale geldlening vervolgens aan Vlaarkom betaalt. Op haar beurt moet Vlaarkom de lening in termijnen ook terugbetalen op rekening van de Stichting Derdengelden (artikelen 5.3, 5.4 en 11.1), heeft zij daarvoor een incassomachtiging afgegeven aan de Stichting Derdengelden (artikel 11.2) en stort de Stichting Derdengelden de door haar ontvangen bedragen door naar de Investeerders (artikel 5.5). Uit het feit dat Vlaarkom en later [naam] ook uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst door de verschuldigde termijnen op de rekening van de Stichting Derdengelden te betalen en niet gesteld of gebleken is dat voor hen onduidelijk was aan welke partij bevrijdend kon worden betaald, volgt dat ook Vlaarkom en nadien [naam] de overeenkomst in die zin hebben begrepen dat Kapitaal op Maat de schuldeiser was en de Stichting Derdengelden een door deze aangewezen betaaladres. Gelet op artikel 9.4 van het contract en het feit dat [appellant] bestuurder was van Vlaarkom en [naam] kan deze kennis ook aan hem worden toegerekend.
5.8.
Uit de considerans en verschillende artikelen in het contract blijkt dat Kapitaal op Maat de materiële partij is bij de overeenkomst en daarmee gerechtigd tot het innen van (het restant van) de lening. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de passage uit de considerans van het contract waarin staat:

De Stichting (…) een zelfstandige vordering wenst te verkrijgen op Ondernemer (…) en voor haar zelfstandige vordering op Ondernemer zekerheidsrechten wenst te verkrijgen van Ondernemer”. De artikelen 8.1, 8.2 en 11.1 in samenhang bezien bevestigen dat de lening een schuld is van Vlaarkom/ [naam] aan Kapitaal op Maat en dat alleen aan haar (al dan niet via de Stichting Derdengelden) bevrijdend kan worden betaald. Tot slot is van belang dat [appellant] zich in artikel 9.3 als hoofdelijk medeschuldenaar heeft verbonden specifiek jegens Kapitaal op Maat ter zake van al hetgeen zij op grond van de overeenkomst te vorderen mocht hebben van Vlaarkom. Dat ook [appellant] heeft begrepen dat Kapitaal op Maat schuldeiser is, volgt uit de tussen partijen gevoerde correspondentie tussen 8 augustus 2019 en 9 november 2022 (3.8 tot en met 3.12). Daaruit blijkt dat Kapitaal op Maat zich na het faillissement van [naam] bij [appellant] heeft gemeld om het restant van de lening te innen en dat [appellant] de verschuldigdheid daarvan jegens haar ook heeft erkend en zelfs heeft getracht met Kapitaal op Maat een betalingsregeling te treffen.
Geen vorderingsrecht individuele investeerders
5.9.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof de stelling van [appellant] dat de lening is verschaft door de individuele Investeerders waardoor zij mogelijk nog vorderingsrechten hebben op [appellant] en hij niet bevrijdend zou kunnen betalen aan Kapitaal op Maat. Daarbij weegt mee dat uit artikel 11.4 van het contract volgt dat de Investeerders geen individuele vordering jegens [appellant]
kunneninstellen. In die bepaling hebben zij immers afstand gedaan van hun recht om zelfstandig nakoming te vorderen en verklaard dat zij geen incassomaatregelen zullen treffen ten laste van Vlaarkom/ [naam] .
5.10.
Naar het hof begrijpt meent [appellant] in dit verband nog dat de rechtbank zijn beroep op bevrijdende verjaring had moeten beoordelen, dat hij heeft opgeworpen voor het geval op enig moment blijkt dat de Investeerders of derden een zelfstandig vorderingsrecht op [appellant] toekomt. Ook dit betoog faalt. In r.o. 5.9 is overwogen dat de Investeerders in het contract afstand hebben gedaan van hun vorderingsrecht op [appellant] , zodat in zoverre niet is voldaan aan de voorwaarde voor dit beroep en het hof niet toekomt aan beoordeling daarvan. Voor zover [appellant] verwijst naar ‘derden’ met een zelfstandig vorderingsrecht is niet duidelijk wie hij daarbij op het oog heeft en daarmee ook niet welk belang hij heeft bij beoordeling van deze stelling. Dit betoog faalt.
Conclusie
5.11.
Kapitaal op Maat is op grond van de overeenkomst gerechtigd om de vordering te innen. Het hof komt daarmee niet meer toe aan het verweer van [appellant] tegen de subsidiair door Kapitaal op Maat aangevoerde grond dat zij vorderingsgerechtigd is op basis van lastgeving. Grief 1 faalt.
Verzuim en toewijsbaarheid vordering
5.12.
Met grief 3 bestrijdt [appellant] onder meer de toewijzing van de wettelijke rente door de rechtbank. Volgens hem is geen sprake van verzuim en heeft Kapitaal op Maat geen opeisbare vordering op hem.
5.13.
Een week na het faillissement van [naam] op 30 juli 2019, heeft Kapitaal op Maat haar vordering op [naam] , die op dat moment in hoofdsom blijkbaar € 30.955,67 bedroeg, op grond van artikel 7.1 van het contract gekapitaliseerd op € 33.534,82 en ingediend bij de curator. Vervolgens heeft zij in voornoemde e-mail van 8 augustus 2019 [appellant] aangesproken tot betaling van dat bedrag. Daarin staat echter geen (fatale) betalingstermijn, zodat geen sprake is van een ingebrekestelling. Toen [appellant] niet betaalde, heeft Kapitaal op Maat zich bij brief van 27 oktober 2022 gewend tot [appellant] en betaling verlangd van op dat moment een bedrag van € 37.820,69, te betalen binnen 14 dagen. Nadat betaling door [appellant] uitbleef, heeft zij in deze procedure in hoofdsom een bedrag van € 37.810,51 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2022.
Waar [appellant] persoonlijk niet eerder dan bij brief van 27 oktober 2022 in gebreke werd gesteld, kan hij zelf niet eerder dan op 10 november 2022 in verzuim zijn geraakt. Vanwege het verzuim kan in ieder geval vanaf dat moment van [appellant] persoonlijk wettelijke rente worden gevorderd.
[appellant] wordt evenwel aangesproken voor de schuld van [naam] , die failliet is gegaan. Van belang is dat Kapitaal op Maat over die schuld van [naam] ook reeds wettelijke rente kon vorderen. Er was immers sprake van een met een pandrecht gezekerde lening (artikel 9.1 contract en hierboven 3.10), zodat Kapitaal op Maat op de voet van artikel 128 Faillissementswet bij verificatie in het faillissement van [naam] aanspraak had kunnen maken op vertragingsrente over het bedrag van € 33.534,82. Kapitaal op Maat vordert ten aanzien van [appellant] alleen over de hoofdsom van € 30.955,67 vertragingsrente (vgl. 3.2 inleidende dagvaarding) en dus niet over de contractuele rente. Aldus is de gevorderde vertragingsrente (zijnde de wettelijke rente) jegens [appellant] toewijsbaar over het bedrag van € 30.955,67 vanaf het moment van faillietverklaring. Kapitaal op Maat kan [appellant] zodoende aanspreken tot betaling van € 33.534,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 30.955,67 vanaf 30 juli 2019. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte toegewezen i) de door Kapitaal op Maat gevorderde vertragingsrente van € 2.850,46 en € 1.425,23 over de periode van mei 2021 tot oktober 2022 en ii) de wettelijke rente over de gevorderde hoofdsom vermeerderd met de contractuele en gevorderde vertragingsrente vanaf 16 februari 2023. Het vonnis zal dan ook in zoverre worden vernietigd.
Voor zover [appellant] in deze grief nogmaals betwist dat Kapitaal op Maat schuldeiser is, verwijst het hof naar hetgeen daarover is overwogen bij de bespreking van grief 1.
Gezien het voorgaande faalt grief 3 voor wat betreft de klacht over de opeisbaarheid van de vordering en slaagt deze gedeeltelijk ten aanzien van de toegewezen rente.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.14.
Tot slot bestrijdt [appellant] met grief 2 de toewijzing van de door Kapitaal op Maat gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Hij stelt dat de veertiendagenbrief hem nooit bereikt heeft, omdat deze niet per post is verstuurd en naar een niet meer bestaand e-mailadres is verzonden. Ook deze klacht wordt verworpen. De advocaat van Kapitaal op Maat heeft op 27 oktober 2022 de veertiendagenbrief naar het e-mailadres a. [appellant] @rooibos.nl gestuurd en vast staat dat [appellant] op 9 november 2022 vanaf datzelfde e-mailadres heeft gereageerd en daarin heeft verwezen naar die brief (3.11 en 3.12). Daaruit volgt dat de brief [appellant] wel bereikt heeft, zodat verder buiten beschouwing kan blijven of de brief ook per post is verstuurd. Niet in geschil is dat ook overigens is voldaan aan de voorwaarden voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft deze terecht toegewezen.
Conclusie
5.15.
Het hof verwerpt het bewijsaanbod van [appellant] . Hij heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak kunnen leiden
5.16.
Grief 3 treft gedeeltelijk doel, de rest van de grieven faalt. De enkele vernietiging van het vonnis ten aanzien van de toe te wijzen rente is onvoldoende om ook de proceskostenveroordeling te vernietigen. Daarmee faalt grief 3 ook voor zover [appellant] daarin nog klaagt over de proceskostenveroordeling in het vonnis van de rechtbank. Dat vonnis zal behoudens de toe te wijzen rente voor het overige worden bekrachtigd. [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 2.135
- salaris advocaat € 3.142tarief III, 2 punten)
Totaal € 5.277

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt onder 1.1. en 1.2. van het vonnis waarvan beroep;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Kapitaal op Maat van € 33.534,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 30.955,67 vanaf 30 juli 2019 tot de dag van voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Kapitaal op Maat vastgesteld op € 5.277 te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.M. Vaessen, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en M.M. Kruithof en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.