5.4.2Haalbaarheid van een strafzaak.
Het dossier bevat - naast de aangiftes van klaagsters - getuigenverklaringen, de verklaringen van beklaagde over welke volgens hem medisch geïndiceerde handelingen hij bij klaagsters heeft verricht en de rapportages van de deskundige over hoe hij de door klaagsters beschreven handelingen van beklaagde kwalificeert.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. De door een getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden dienen voldoende steun te vinden in ander bewijsmateriaal. Met name in zedenzaken speelt vaak de vraag of aan het bewijsminimum wordt voldaan. In de praktijk kunnen diverse categorieën van bewijsmiddelen als steunbewijs worden gebruikt, zoals bewijsmiddelen over de emotie bij het slachtoffer na het delict, bewijsmiddelen die een uitlating van de verdachte inhouden, bewijsmiddelen over een specifieke handelswijze van de verdachte en schakelbewijs. In zo’n bewijsconstructie worden verklaringen van verschillende aangevers van verschillende delicten gebruikt om elkaar te ondersteunen, omdat de handelswijze van de verdachte op essentiële punten overeenkomt. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad kan door middel van een schakelbewijsconstructie voldoende steunbewijs aanwezig worden geacht als in vergelijkbare zaken in slechts één zaak op zichzelf bezien voldoende steunbewijs is.
Het hof heeft geconstateerd dat in een aantal zaken sprake is van:
- een verklaring van een directe getuige die zelf bij de door klaagster beschreven
onderzoeks-handelingen van beklaagde aanwezig was;
- een verklaring van een getuige over waargenomen emoties bij klaagster na de beschreven
onderzoeks-handelingen van beklaagde.
Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat uit de aangiftes in de zaken van klaagsters - die ieder voor zich uiteraard een andere medische achtergrond hebben en in die zin van elkaar verschillen -
een aantal overeenkomsten naar voren komen die zien op de context, de wijze waarop onderzoek werd verricht en de verhouding tussen klaagster en beklaagde, zoals:
- het afsluiten van de deur van de behandelkamer bij een inwendig onderzoek;
- het behandelen van patiënten na de openingsuren van de praktijk zowel bij een klaagster thuis als in de praktijk waarbij de buitendeur van de praktijk werd afgesloten;
- het stellen van vragen over het seksleven tijdens het uitvoeren van een inwendig onderzoek, waardoor het onderzoek voor klaagster een seksuele lading kreeg en mogelijk niet meer klinisch was;
- het niet dragen van handschoenen bij een inwendig onderzoek;
- de (overrompelende) wijze waarop borstonderzoek plaatsvond;
- de ervaringen van klaagsters die in de praktijk hebben gewerkt.
Het hof is van oordeel dat de vraag of aan voornoemde feiten en omstandigheden zelfstandig steunbewijs kan worden ontleend aan de strafrechter zou moeten worden voorgelegd.
Daarnaast zijn er aanknopingspunten voor nader onderzoek.
Beklaagde heeft naar voren gebracht dat de door klaagsters beschreven handelingen medisch noodzakelijk in de zin van medisch geïndiceerd waren en telkens met een medische intentie door hem zijn verricht. Beklaagde heeft gesteld dat de patiëntendossiers eerder contra-indicaties dan ondersteuning voor de verklaringen van klaagsters bevatten. Het hof heeft evenwel geconstateerd dat uit het dossier ook naar voren komt, dat beklaagde zijn patiëntendossiers niet volledig op orde had en sprake was van een onzorgvuldige administratievoering.
Tijdens de raadkamerbehandeling van het beklag op 20 maart 2025 is naar voren gekomen dat bij de doorzoeking in mei 2018 de gehele administratie van beklaagde in beslag is genomen.
De advocaat-generaal heeft daaromtrent het volgende medegedeeld:
De stukken die in de kluis bij het openbaar ministerie liggen zijn de oorspronkelijke papieren patiëntendossiers die bij de doorzoeking in beslag zijn genomen. Later zijn bij [organisatie] ook digitale dossiers opgevraagd. Dat zijn de dossiers waartoe beklaagde ook na de inbeslagname nog toegang had en die door hem konden worden aangepast. Er zijn zowel door de geheimhouders officier van justitie als door de medisch deskundige verschillen geconstateerd tussen de ‘kluisdossiers’ en de digitale dossiers. Patiëntendossiers zijn dus daadwerkelijk aangepast na het moment van inbeslagname. Welke verschillen er zijn geconstateerd, is op dit moment onbekend.
De medisch deskundige heeft alle patiëntendossiers gezien. In mei 2018 kreeg de deskundige toegang tot de aangiftes en de door klaagsters afgelegde verklaringen. In september 2018 kreeg hij toegang tot de papieren patiëntendossiers – de ‘kluisdossiers’. In november en december 2018 kreeg de medisch deskundige ook toegang tot de digitale dossiers. Echter, het is onbekend op welk moment de deskundige welke dossiers overhandigd heeft gekregen.
Op verzoek van de advocaat-generaal heeft de zaakofficier van justitie in een proces-verbaal van bevindingen van 1 mei 2025 nadere informatie gegeven over de tijdlijn met betrekking tot de rapportages van deskundige [deskundige] .
Het hof is van oordeel dat nader onderzoek zou kunnen plaatsvinden naar de verschillen in de papieren patiëntendossiers (de zogenaamde kluisdossiers) en de latere versies van de elektronische patiëntendossiers alsmede naar de wijze waarop en door wie deze verschillen zijn aangebracht.
Voorts zou er voor gekozen kunnen worden om een nieuwe deskundige te raadplegen over het door klaagsters gestelde ontuchtige karakter van de handelingen van beklaagde.
Al met al ziet het hof voldoende aanwijzingen die een verdere strafrechtelijke vervolging van beklaagde rechtvaardigen. Het is bij uitstek de strafrechter die de afweging kan maken of het voorhanden bewijsmateriaal - na nader onderzoek - voldoende is voor een bewezenverklaring van enig strafbaar feit en zo ja, welke bestraffing daarbij past. Daarbij zullen alle belastende en ontlastende feiten en omstandigheden en al hetgeen door klaagsters en beklaagde en hun advocaten naar voren is gebracht een rol kunnen spelen.