ECLI:NL:GHAMS:2025:1832

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
200.353.041/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over concurrentie- en relatiebedingen in arbeidsovereenkomst met ACT Commodities B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ACT Commodities B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. ACT heeft in kort geding gevorderd dat [geïntimeerde] zich houdt aan het concurrentie- en relatiebeding in haar arbeidsovereenkomst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] het relatiebeding heeft overtreden, maar het concurrentiebeding geschorst, omdat niet voldoende aannemelijk was dat 3Degrees, waar [geïntimeerde] in dienst is getreden, een concurrent van ACT is. ACT heeft in hoger beroep de beslissing van de voorzieningenrechter bestreden, maar het hof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] het relatiebeding heeft overtreden en dat de boete van € 17.745,-- terecht is opgelegd. Het hof heeft echter ook geoordeeld dat het concurrentiebeding onredelijk is en dat [geïntimeerde] haar werkzaamheden bij 3Degrees kan voortzetten. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van [geïntimeerde] in het incidenteel hoger beroep, terwijl ACT de kosten in het principaal hoger beroep moet dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.353.041/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/762778 / KG ZA 25-34
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 juli 2025
in de zaak van
ACT COMMODITIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. F.C.A. van de Bult te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp (gemeente Haarlemmermeer).
Partijen worden hierna ACT en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Spoed kort geding. Bekrachtiging. Voorshands aannemelijk is dat (i) de arbeidsovereenkomst tussen ACT en [geïntimeerde] niet is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen dan wel nalaten van ACT, (ii) [geïntimeerde] het concurrentie- en het relatiebeding heeft overtreden en ten aanzien van de overtreding van het relatiebeding een boete heeft verbeurd, en (iii) de bodemrechter het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW (de belangenafweging) geheel of gedeeltelijk zou vernietigen; geen aanleiding tot matiging van de boete wegens overtreding van het relatiebeding.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
ACT is bij spoedappeldagvaarding, tevens wijziging van eis van 28 maart 2025, in hoger beroep gekomen van een vonnis in kort geding van 4 maart 2025 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen ACT als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie (hierna: het bestreden vonnis). De appeldagvaarding bevat de grieven en is voorzien van producties.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord in principaal appel tevens incidenteel appel en wijziging van eis in reconventie, met productie zijdens [geïntimeerde] ;
- memorie van antwoord in incidenteel appel zijdens ACT;
- aanvullende producties 19 en 20 zijdens [geïntimeerde] .
2.3.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 2 juli 2025 laten toelichten, ACT door mrs. Van de Bult en mr. S. Schermerhorn, advocaat te Amsterdam, en [geïntimeerde] door mr. Doornbos, aan de zijde van beide partijen aan de hand van overlegde spreekaantekeningen. Ten slotte is arrest gevraagd. Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in 2.1 t/m 2.14 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met
grief 2a in principaal hoger beroepis ACT opgekomen tegen de vaststelling van hetgeen onder 2.11 van het bestreden vonnis als feit is weergegeven. Voor het overige is niet gegriefd tegen de feiten. Rekening houdend met grief 2a in principaal hoger beroep komen de feiten samengevat en waar nodig aangevuld neer op het volgende.
3.1.
[geïntimeerde] (geboren in [jaar] ) is op 15 november 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als [functie] in dienst getreden van ACT. Bij schriftelijke arbeidsovereenkomst van 14 juni 2023 is deze arbeidsovereenkomst per 15 juli 2023 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (hierna: de arbeidsovereenkomst). Als [functie] verdiende [geïntimeerde] een bruto maandsalaris van € 3.549,-- exclusief 8 % vakantiegeld. Voor [geïntimeerde] gold een werkweek van 40 uur en een bonusregeling. [geïntimeerde] had 25 verlofdagen.
3.2.
ACT is een onderneming die haar klanten
‘market based environmental solutions’aanbiedt, waaronder diensten met betrekking tot emissies, hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntiemarkten. Met kantoren in Europa, de VS, Azië en Midden-Amerika, helpt ACT ongeveer 9.000 klanten wereldwijd om hun klimaatdoelen te halen. Act heeft 518 medewerkers in dienst, waarvan 326 in Nederland.
3.3.
Artikel 12 van de arbeidsovereenkomst bevat een geheimhoudingsbeding. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 16.1 het volgende concurrentiebeding opgenomen:
‘Non-compete
16.1
Both during the contract term and for a period of 12 months following its termination by either the Employee or the Employer, the Employee undertakes to refrain from any involvement, including but not limited to being employed by, engaged in, involved in, perform services for of work for, in any manner, directly or indirectly, either for the employee’s own account or for the account of third parties, either against or without consideration and/or act as intermediary for, in whatsoever manner, any business, carrying out or intending to carry out activities similar to or otherwise competing or intending to compete with any activities of the Employer and/or Affiliated Companies, without the prior written consent from the Employer which consent the Employer may withhold at its sole discretion’.
3.4.
In artikel 16.2 van de arbeidsovereenkomst is het volgende relatiebeding opgenomen:
‘ Business relations
16.2.
Both during the contract term and for up to 12 months after the termination thereof by either the Employee or the Employer, the Employee will not, in any manner approach and/or entice away from the Employer and/or Affiliated Companies, or be engaged in, involved in, perform activities for, any of its customers or business relations’.
16.3.
Business relations means all natural and legal persons who have been a client (..) of the Employer (…) for a period of twelve months prior to the termination of the employment contract (..)’.
3.5.
In artikel 17 van de arbeidsovereenkomst is het volgende boetebeding opgenomen:
17. Penalty
17.1.
In the case of an infringement of the provisions of Articles 11,12,13 and 16 above, the Employer is competent -if and insofar as this is necessary in deviation from Article 7:650, paragraphs 3,4 and 5 of the Civil Code and articles 6:92 and 6:93 of the Dutch Civil Code- to impose a penalty on the Employee which is payable immediately, without any notification of default or legal intervention amounting to EUR 17.745 (…) for each infringement, with the addition of EUR 10.000,- (…) for every day that the infringement continues, without prejudice to the Employer’s right to claim the complete damages the Employer has suffered through such infringement instead of the penalty’.
3.6.
In een Whats-App conversatie van 6 juni 2024 schrijft een collega van [geïntimeerde] aan [geïntimeerde] dat een andere collega heeft gezegd: ‘
I give u 1k if you fuck the new girl on your desk, she’s hot’.In een verklaring van een voormalig werkneemster van ACT van 3 februari 2025 staat:
‘The culture at ACT had a distinct resemblance to a ‘boys’ club’, where inappropriate remarks and sexist attitudes were commonplace, creating an uncomfortable atmosphere for many women’.
3.7.
Op 23 september 2024 heeft [geïntimeerde] haar arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 oktober 2024. Op 26 september 2024 heeft [geïntimeerde] aan ACT geschreven dat zij twee aanbiedingen had om bij niet nader genoemde werkgevers in dienst te treden en dat zij met ACT wilde praten over de ‘
Non-Compete terms’.[geïntimeerde] heeft onder meer geschreven:
“(…) being a junior professional in the field, restrictive clauses should not impair my ability to develop my professional skills and earn a livelihood. Given the time I have enjoyed at ACT and my respect for the team and colleagues, I would like to be transparent and ensure I leave on positive terms especially since ACT may be my client or vice versa down the line! I look forward to your response, should I not hear anything back in the coming days I will assume all is okay from ACT’s side.’
3.8.
Op 29 september 2024 heeft [geïntimeerde] in vertrouwen aan haar leidinggevende verteld dat een van de potentiële werkgevers 3Degrees betrof. Bij brief van 30 september 2024 heeft ACT de opzegging van [geïntimeerde] bevestigd, [geïntimeerde] bericht dat haar laatste werkdag 1 oktober 2024 zal zijn en met betrekking tot het concurrentie- en relatiebeding en het geheimhoudingsbeding geschreven:
‘The clauses(hof:concurrentie- en relatiebeding)
remain in full force and effect for a period of one year after your last day of employment, and end on 31 October 2025. The confidentiality clause is an indefinite obligation’.[geïntimeerde] heeft deze brief voor akkoord getekend.
3.9.
Bij e-mail van 7 oktober 2024 heeft ACT aan [geïntimeerde] geschreven: ‘
(..) Given the competition-sensitive nature of our industry and the specialized knowledge that you have acquired during your employment, there is a risk of severe business disadvantage if you would join a company that trades or consults on the same products. Therefore it is not possible to start employment at one of these companies.’
3.10.
Bij e-mail van 8 oktober 2024 heeft [geïntimeerde] verzocht om genuanceerder naar het concurrentiebeding te kijken en heeft zij meegedeeld dat zij bij gebreke van een antwoord binnen 48 uur ervan uitgaat dat ACT [geïntimeerde] volledig uit haar non-concurrentieverplichtingen zal ontslaan.
3.11.
Bij e-mail van 10 oktober 2024 heeft ACT aan [geïntimeerde] geschreven: ‘
Since you have not disclosed any company names to us, we are unable, and remain unable, to waive (a part of) your non-compete clause’.
3.12.
[geïntimeerde] is op 11 november 2024 als Senior Account Executive Europe in dienst getreden bij 3Degrees tegen een bruto maandsalaris van € 10.833,33 exclusief emolumenten.
3.13. 3
Degrees is een onderneming die zich bezig houdt met het verlenen van advies over algemene duurzaamheid voor organisaties, alsmede het adviseren over de handel in milieugrondstoffen en/of de handel daarin voor eigen rekening.
3.14.
In een e-mail van een medewerker van 3Degrees van 25 november 2024 aan medewerkers van een onderneming Open Energy Market (hierna: OEM) en mede gericht aan het e-mailadres van [geïntimeerde] bij ACT staat het volgende:
‘Thanks again for your time last week; it was a pleasure meeting with you and [naam] , and we are very excited about future collaborations. It’s great to hear you have connected with [geïntimeerde] [ [geïntimeerde] , hof], and she has run through Supplier REach. We can set up future demos if anyone on your team wants to see them. We can schedule a call about the partnership agreement to talk about some of the terms we briefly mentioned during our meeting last week’.
3.15.
Bij brief van 5 december 2024 heeft de advocaat van ACT [geïntimeerde] erop gewezen dat zij door in dienst te treden bij 3Degrees en door in contact te treden met OEM zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding heeft overtreden. [geïntimeerde] is onder meer gesommeerd de tot op dat moment verbeurde boete van € 35.490,-- te betalen en ACT te informeren dat zij zich zal onthouden van verdere overtreding van de bedingen, waaronder terugtreding uit haar positie bij 3Degrees. [geïntimeerde] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven. Nader overleg tussen partijen heeft niet tot een oplossing geleid.

4.Eerste aanleg

4.1.
ACT heeft in eerste aanleg in kort geding gevorderd om [geïntimeerde] - uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen tot:
I. onverkorte nakoming van het concurrentiebeding en het relatiebeding, inhoudende het per direct uit dienst treden bij 3Degrees tot 31 oktober 2025;
II. betaling aan ACT, al dan niet bij wijze van voorschot, van verbeurde boetes ter hoogte van € 995.490,- te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. het overhandigen van een schriftelijk overzicht van de cliënten van ACT die [geïntimeerde] heeft benaderd ten tijde van haar werkzaamheden voor 3Degrees, en het versturen van een rectificatie e-mailbericht, opgesteld door ACT, aan desbetreffende cliënten;
IV. het schriftelijk bevestigen aan ACT dat zij alle beperkingen zal naleven en aan alle vereisten zal voldoen die de postcontractuele verplichtingen opgenomen in de artikelen 12 en 16 van de arbeidsovereenkomst met zich brengen;
V. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.752,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. betaling van de proceskosten, de wettelijke rente en de nakosten.
4.2.
ACT heeft aan haar vorderingen samengevat ten grondslag gelegd dat zij met [geïntimeerde] rechtsgeldig een concurrentie- en relatiebeding is overeengekomen ter bescherming van haar bedrijfsdebiet. [geïntimeerde] heeft deze bedingen overtreden door bij concurrent 3Degrees in dienst te treden en haar klant OEM te benaderen. Hierdoor is [geïntimeerde] boetes verschuldigd geworden.
4.3.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd. [geïntimeerde] heeft primair betwist dat zij het concurrentie- en relatiebeding heeft overtreden. 3Degrees is volgens [geïntimeerde] geen concurrent van ACT en OEM was al een klant van 3Degrees, bovendien heeft OEM het contact met [geïntimeerde] geïnitieerd. Subsidiair kan ACT volgens [geïntimeerde] geen rechten ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding omdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van ACT; de werkomgeving bij ACT was onveilig, vrouwonvriendelijk en er heeft grensoverschrijdend gedrag plaatsgevonden Meer subsidiair wordt [geïntimeerde] in verhouding tot het door ACT te beschermen belang onbillijk benadeeld, zodat het aannemelijk is dat de bedingen in een bodemprocedure zullen worden vernietigd. Indien zou worden geoordeeld dat [geïntimeerde] boetes is verschuldigd, dienen deze boetes gezien de omstandigheden gematigd te worden.
4.4.
In
reconventieheeft [geïntimeerde] gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. het concurrentiebeding te schorsen met ingang van 1 november 2024 in de zin dat het [geïntimeerde] is toegestaan om haar werkzaamheden voor 3Degrees voort te zetten;
II. het relatiebeding te schorsen met ingang van 1 november 2024;
III. de boetes af te wijzen dan wel te matigen tot nihil, dan wel tot € 500,-- per overtreding, te vermeerderen met € 50,- per dag dat de overtreding voortduurt;
Subsidiair
IV. een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter nodig acht;
Primair en subsidiair
V. tot en met VII. de vorderingen van ACT onder III, IV en V (zie 4.1) af te wijzen, met veroordeling van ACT in de proceskosten met rente.
4.5.
De voorzieningenrechter heeft bij het bestreden vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
in
conventie:
[geïntimeerde] veroordeeld tot onverkorte nakoming van het relatiebeding tot 31 oktober 2025 en tot betaling aan ACT van een bedrag aan boete van € 17.745,- wegens overtreding van het beding, te vermeerderen met de wettelijke rente, met compensatie van de proceskosten;
in
reconventie:
het concurrentiebeding met ingang van 1 november 2024 geschorst in de zin dat het [geïntimeerde] is toegestaan om haar werkzaamheden voor 3Degrees voort te zetten met veroordeling van ACT in de kosten van de procedure aan de zijde van [geïntimeerde] , begroot op nihil.
De overige vorderingen in conventie en reconventie zijn afgewezen.
4.6.
Aan deze beslissing heeft de voorzieningenrechter ten grondslag gelegd (voor zover in hoger beroep nog van belang) dat ACT spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen en dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen door ACT. Verder is overwogen dat [geïntimeerde] het relatiebeding heeft geschonden, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat OEM een zakelijke relatie van ACT was in de twaalf maanden voor het einde van de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] , zodat [geïntimeerde] de boete van € 17.745,- verschuldigd is geworden. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor matiging van de boete. Ten aanzien van het concurrentiebeding heeft de voorzieningenrechter overwogen dat onvoldoende duidelijk is geworden of 3Degrees een concurrent van ACT is, zodat vooralsnog niet kan worden geoordeeld dat [geïntimeerde] het concurrentiebeding heeft geschonden. De voorzieningenrechter heeft het concurrentiebeding daarom geschorst, in de zin dat [geïntimeerde] haar werkzaamheden bij 3Degrees heeft mogen voortzetten.

5.Beoordeling

5.1.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt ACT onder aanvoering van twee genummerde grieven op.
Grief 1richt zich samengevat tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vorderingen van ACT met betrekking tot het concurrentiebeding niet toewijsbaar zijn.
Grief 2ziet op de vaststelling van de datum van indiensttreding bij 3Degrees in 1.11 van het bestreden vonnis en op de proceskostenveroordeling.
5.2.
ACT heeft
in principaal hoger beroepgeconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover in conventie haar vorderingen zijn afgewezen en in reconventie die van [geïntimeerde] zijn toegewezen, met conclusie dat het hof na wijziging van eis:
( a) [geïntimeerde] zal veroordelen tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding alsmede het daaronder vallende relatiebeding, inhoudende dat:
( i) [geïntimeerde] per direct uit dienst treedt bij 3Degrees dan wel bij de door 3Degrees aangewezen formele (payroll-)werkgever, en
(ii) [geïntimeerde] de werkzaamheden voor 3Degrees per direct zal staken:
primairvoor de resterende periode dat het concurrentiebeding van toepassing is (31 oktober 2025) verlengd met de periode waarin [geïntimeerde] inbreuk heeft gemaakt op het beding (te weten vanaf 11 november 2024 tot aan de datum van het arrest),
subsidiairvoor de resterende periode dat het concurrentiebeding van toepassing is (31 oktober 2025), verlengd met een nader door het hof te bepalen termijn,
meer subsidiairvoor de resterende periode dat het concurrentiebeding van toepassing is,
( b) [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan ACT, al dan niet bij wijze van voorschot, van de verbeurde boetes wegens overtreding van het relatiebeding begroot op € 17.745,-, vermeerderd met € 10.000,- per dag dat [geïntimeerde] inbreuk heeft gemaakt op het concurrentiebeding (te weten vanaf 11 november 2024 tot aan de datum van het arrest) te vermeerderen met de wettelijke rente,
( c) alle vorderingen in reconventie zal afwijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met rente en nakosten.
5.3.
[geïntimeerde] heeft
in principaal en in incidenteel hoger beroepgeconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover in conventie de vorderingen van ACT zijn afgewezen en
in reconventie haar vorderingen zijn toegewezen, met conclusie dat het hof na wijziging van eis:
(i) het relatiebeding zal schorsen en/of de boete op overtreding van het relatiebeding zal matigen tot nihil of tot een door het hof te bepalen nader lager bedrag dan het in eerste aanleg toegewezen bedrag,
(ii) ACT zal veroordelen tot betaling van een voorschot op een schadevergoeding voor de duur dat ACT [geïntimeerde] wenst te houden aan het non-concurrentie- en/of relatiebeding ter hoogte van € 10.833 bruto per maand, met veroordeling van ACT in de kosten van de procedure in eerste aanleg in conventie en in reconventie en het principaal en incidenteel hoger beroep, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
5.4.
Bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep heeft ACT geconcludeerd dat het hof het incidenteel appel ongegrond zal verklaren en de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel appel, te vermeerderen met rente en nakosten.
Inleidende opmerkingen
5.5.
Het principaal en incidenteel hoger beroep en de vorderingen in conventie en reconventie lenen zich vanwege hun onderlinge samenhang voor gezamenlijke behandeling.
Inleidend wordt verder overwogen dat vorderingen in kort geding alleen kunnen worden toegewezen als partijen daarbij een spoedeisend belang hebben. Het spoedeisend belang moet voor ieder afzonderlijk gedeelte van de vordering worden gesteld en bij betwisting aannemelijk worden gemaakt. Gelet op de aard van deze vorderingen is de spoedeisendheid gegeven.
5.6.
Verder is voor toewijzing van vorderingen in kort geding vereist dat de feiten en omstandigheden die aan de vorderingen ten grondslag zijn gelegd, voldoende aannemelijk zijn. Ook moet in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat de vorderingen in een nog te voeren bodemprocedure zullen worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in een kort geding geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dus een voorlopig oordeel over het geschil.
Het beroep van [geïntimeerde] op artikel 7:653 lid 4 BW faalt
5.7.
Het meest verstrekkende verweer van [geïntimeerde] is dat ACT op grond van artikel 7:653 lid 4 BW aan het concurrentie- en relatiebeding geen rechten kan ontlenen, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door ACT. [geïntimeerde] heeft in dit verband gesteld dat de werkomgeving bij ACT onveilig en vrouwonvriendelijk was, dat grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden en dat de cultuur binnen ACT de voornaamste reden was om op zoek te gaan naar een andere baan. Ter onderbouwing heeft [geïntimeerde] onder meer verwezen naar de door haar zelf opgestelde verklaring voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg en het onder (3.6) weergegeven Whats-App bericht en de verklaring van een voormalig werkneemster van ACT. ACT heeft hiertegenover aangevoerd dat zij zich niet herkent in het door [geïntimeerde] geschetste beeld en dat zij overigens alle met haar gedeelde zorgen serieus heeft genomen en daarop heeft gereageerd. Zij heeft procedures opgesteld en trainingen gegeven over inclusiviteit en veiligheid. Verder heeft ACT erop gewezen dat [geïntimeerde] nooit bij haar heeft geklaagd over een onveilige werkomgeving en verwezen naar het exit interview, waarin [geïntimeerde] heeft bevestigd dat zij blij was dat ze ooit de stap had gezet om bij ACT in dienst te treden en dat ze het als een ‘
good company’met
‘good exposure’beschouwde.
5.8.
Het hof overweegt dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen dan wel nalaten van ACT en dus dat ACT aan het concurrentie- en relatiebeding geen rechten kan ontlenen. Daartoe is redengevend dat van ernstig verwijtbaar handelen niet snel sprake is. Op grond van de door [geïntimeerde] overgelegde stukken en de reactie van ACT daarop is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat, ook als op enig moment geoordeeld zou worden dat de hoge lat van de ernstige verwijtbaarheid zou zijn gehaald, de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde]
als gevolg daarvanis geëindigd. [geïntimeerde] heeft in het exit interview weliswaar voorbeelden gegeven van een niet acceptabele managementstijl, maar heeft daaraan toegevoegd
‘it does not impact me personally – but I’m used to it’. Bovendien heeft [geïntimeerde] in het exit interview als reden voor haar vertrek aangegeven dat zij ontevreden was met de beloning (‘
not the salary but the % of the pool)en zich overigens ook positief heeft uitgelaten over ACT. Daarbij komt dat [geïntimeerde] ter zitting op de vraag van het hof hoe zij bij 3Degrees terecht is gekomen, heeft verklaard dat zij door een headhunter is benaderd, zodat het hof het er vooralsnog voor houdt dat het lucratieve aanbod van 3Degrees doorslaggevend is geweest voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst met ACT door [geïntimeerde] , en niet de bedrijfscultuur bij ACT.
[geïntimeerde] heeft het concurrentiebeding overtreden door bij 3Degrees in dienst te treden
5.9.
Grief 1 in principaal hoger beroepricht zich samengevat tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vorderingen van ACT met betrekking tot het concurrentiebeding niet toewijsbaar zijn. Hoewel het hof voorshands aannemelijk acht dat [geïntimeerde] het concurrentiebeding heeft overtreden, wijst het hof deze vorderingen van ACT ook in hoger beroep niet toe. Het hof licht dit als volgt toe.
5.10.
Samengevat verbiedt het concurrentiebeding [geïntimeerde] gedurende een jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst enige betrokkenheid bij een onderneming die werkzaamheden verricht die vergelijkbaar zijn, of anderszins concurreren, met enige activiteit van ACT. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg samengevat aangevoerd dat zij het concurrentiebeding niet heeft overtreden omdat ACT en 3Degrees geen concurrenten zijn. Dit standpunt heeft zij in hoger beroep nader geconcretiseerd door met verwijzing naar de in Kamer van Koophandel weergegeven bedrijfsactiviteiten aan te voeren dat beide ondernemingen zich weliswaar op de markt van milieugrondstoffen begeven, maar dat 3Degrees alleen advies geeft en (al dan niet voor eigen rekening) in deze grondstoffen handelt, terwijl als bedrijfsomschrijving van ACT in het uittreksel van de Kamer van Koophandel staat vermeld: ‘
Handel in energie gerelateerde certificaten’. Tevens heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat ACT op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt op welke wijze [geïntimeerde] ACT heeft beconcurreerd en welke schade ACT daardoor heeft geleden.
5.11.
[geïntimeerde] wordt niet gevolgd in haar standpunt. Naar het oordeel van het hof heeft ACT met de in hoger beroep overgelegde aanvullende producties bij memorie van grieven en de toelichting daarop (ter zitting) voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat ACT en 3Degrees vergelijkbare of anderszins concurrerende werkzaamheden verrichten als bedoeld in het relatiebeding op een sterk competitieve markt. ACT en 3Degrees bieden aan dezelfde (Fortune 500) klanten op dezelfde markten (Europa, America’s, Azië en Afrika) dezelfde, althans vergelijkbare producten aan, zoals Energy Attribute Certificates, Carbon Credits, Biomethaan en Groencertificaten, Supply Chain Decarbonization, Carbon Accounting en Stroomafnamecontracten. Ook het product Green Process Technoloy van ACT vertoont aanzienlijke overeenkomsten met het product Supplier REach van 3Degrees.
5.12.
Het hof komt dan ook voorshands tot het oordeel dat [geïntimeerde] door (middelijk) in dienst te treden bij 3Degrees het concurrentiebeding heeft overtreden.
Grief 1 in principaal hoger beroepslaagt in zoverre. Dat betekent echter niet dat de vorderingen van ACT tot nakoming van het concurrentiebeding toewijsbaar zijn. Datzelfde geldt voor de vordering van ACT om [geïntimeerde] tot betaling te veroordelen van (een voorschot op) een boete voor overtreding van het concurrentiebeding.
5.13.
Deze vorderingen zullen worden afgewezen, omdat het hof voorshands voldoende aannemelijk acht dat een bodemrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op grond van de ingevolge artikel 7:653 lid 3 aanhef en onder b BW te maken belangenafweging, zodat het hof aanleiding ziet om het concurrentiebeding te schorsen in die zin dat [geïntimeerde] bij 3Degrees werkzaam kan blijven. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in verhouding tot het te beschermen belang van ACT (haar bedrijfsdebiet) door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld.
5.14.
Weliswaar heeft ACT in de opleiding en deskundigheid van [geïntimeerde] geïnvesteerd, maar het is onvoldoende aannemelijk geworden dat de investeringen van ACT in de opleiding van [geïntimeerde] zo belangrijk en substantieel zijn geweest dat het dienstverband van [geïntimeerde] met 3 Degrees tot schade aan het bedrijfsdebiet van ACT kan leiden. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat ACT specifieke inspanningen heeft verricht die hebben geleid tot meer of andere kennis en deskundigheid bij [geïntimeerde] dan de kennis en deskundigheid die [geïntimeerde] heeft verworven simpelweg door bij ACT in dienst te zijn.
5.15.
[geïntimeerde] heeft, zoals ACT heeft betoogd, persoonlijk contact gehad met klanten en andere relaties van ACT maar het is onvoldoende aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] als een van de 326 werknemers met haar junior positie bij ACT zodanige kennis van bedrijfsgeheimen bij ACT heeft opgedaan dat zij door indiensttreding bij 3 Degrees het bedrijfsdebiet van ACT serieus heeft kunnen schaden of nog zal kunnen schaden. Daarbij wordt het bedrijfsdebiet van ACT voldoende beschermd door het relatiebeding dat niet zal worden geschorst, zoals hieronder zal worden overwogen.
5.16.
Eveneens redengevend voor de schorsing van het concurrentiebeding is dat het recht op vrije arbeidskeuze een grondrecht is. [geïntimeerde] is een jonge werkneemster ( [x] jaar), wier arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ACT maar kort (iets langer dan een jaar) heeft geduurd, terwijl het concurrentiebeding zeer ruim geformuleerd is. Tenslotte is redengevend de aanzienlijke positieverbetering die [geïntimeerde] bij 3Degrees heeft kunnen realiseren. Het salaris van [geïntimeerde] is bij 3Degrees circa 250% van het salaris bij ACT. Niet gebleken is dat de door ACT gestelde vergelijkbare carrièremogelijkheden bij haar tijdens het dienstverband met [geïntimeerde] zijn gecommuniceerd. Dat 3Degrees aan [geïntimeerde] een hoog salaris heeft willen betalen vanwege haar kennis van de bedrijfsvoering van ACT dankzij de opleiding en investeringen van ACT, is gemotiveerd betwist en daarom onvoldoende aannemelijk geworden.
5.17.
Het voorgaande betekent dat de afwijzing van de vorderingen sub 5.2 onder (a) voor zover die ziet op het concurrentiebeding, sub 5.2 onder (ii) en (iii) en sub 5.2 onder (b) en (c) stand houden in hoger beroep.
[geïntimeerde] heeft het relatiebeding overtreden en heeft boetes verbeurd.
5.18.
Grief 1 in incidenteel hoger beroepricht zich tegen de toewijzing door de voorzieningenrechter van de uitvoerbaar verklaarde veroordeling tot nakoming van het relatiebeding en de betaling van de boete voor overtreding daarvan. Deze grief faalt. Het hof licht dit als volgt toe.
5.19.
Samengevat verbiedt het relatiebeding [geïntimeerde] iedere betrokkenheid bij activiteiten voor relaties van ACT gedurende een periode van twaalf maanden na afloop van het dienstverband met ACT. Vaststaat dat [geïntimeerde] namens 3Degrees met een medewerker van OEM contact heeft gehad (zie 3.14). Niet weersproken is dat OEM een zakelijke relatie van ACT was gedurende de arbeidsovereenkomst tussen [geïntimeerde] en ACT en dat [geïntimeerde] toen bovendien namens ACT zakelijke contacten heeft gehad met OEM . Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] het relatiebeding heeft overtreden. Dat OEM wellicht ook al een relatie was van 3Degrees doet daaraan niet af. Ook de door [geïntimeerde] aangevoerde omstandigheid dat OEM [geïntimeerde] zou hebben benaderd, maakt dit niet anders.
5.20.
Omdat [geïntimeerde] het relatiebeding heeft overtreden, heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat [geïntimeerde] een boete van € 17.745,-- heeft verbeurd. Net als de voorzieningenrechter ziet het hof in de omstandigheden geen aanleiding tot matiging. [geïntimeerde] heeft zich, gelet op de tekst van de foutief aan de oude account van [geïntimeerde] bij ACT geadresseerde e-mail door haar nieuwe werkgever 3Degrees welbewust laten inzetten op een klant die zij ook bediende bij haar voormalige werkgever ACT, terwijl [geïntimeerde] door ACT meerdere keren was gewaarschuwd dat ACT haar aan het relatiebeding zou houden. De op overtreding van het relatiebeding gestelde (en verbeurde) boete is niet alleen bedoeld om schade te vergoeden, maar dient evenzeer als een prikkel tot nakoming.
Geen aanleiding om het relatiebeding te schorsen
5.21.
Het hof ziet evenmin aanleiding om het relatiebeding te schorsen. Het beding is geldig aangegaan. Vooralsnog is niet voldoende aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] door handhaving van het beding onredelijk wordt benadeeld, terwijl wel voldoende aannemelijk is geworden dat de overtreding door [geïntimeerde] van het relatiebeding schadelijk is of kan zijn voor ACT.
5.22.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen faalt
grief 1 incidenteel hoger beroep. De afwijzingen in eerste aanleg houden in hoger beroep stand en de wijzigingen van eis in hoger beroep zijn niet toewijsbaar. Omdat de beslissing om het concurrentiebeding te schorsen (op andere gronden dan in eerste aanleg) wordt bekrachtigd, behoeft de vordering ex artikel 7:653 lid 5 BW van [geïntimeerde] onder 5.4. (ii) voor zover die ziet op het concurrentiebeding geen bespreking.
Proceskosten
5.23.
Concluderend zijn zowel het principaal appel en het incidenteel tevergeefs ingesteld. Er is geen grond tot vernietiging van het bestreden vonnis noch voor een toewijzing van de wijzingen van eis. Dit betekent dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De proceskosten in principaal hoger beroep komen voor rekening van ACT omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Het hof begroot deze kosten op € 362,- aan griffierecht en € 2.428,- (€ 1.124,- x 2 punten) aan kosten voor de advocaat. De proceskosten in incidenteel hoger beroep komen voor rekening van [geïntimeerde] omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Het hof bepaalt deze kosten op € 1.214,-- (€ 607,- x 2 punten) aan kosten voor de advocaat.

6.Beslissing

Het hof:
6.1
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover in conventie en in reconventie gewezen;
6.2.
veroordeelt ACT in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 362,- aan griffierecht en € 2.428,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de ACT vastgesteld op € 1.214,- aan salaris advocaat en op € 173,- voor nasalaris, en € 263,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.4.
verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W. Aardenburg en A.S. Arnold en R.L. de Graaff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.