ECLI:NL:GHAMS:2025:1842

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
23-000511-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van geweldshandelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van de aangever op 3 mei 2020 in Hoofddorp. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verklaringen van de aangever en getuigen inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 23 juni en 14 juli 2025 gehouden en heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw en de benadeelde partij gehoord. Het hof oordeelt dat de verklaringen van de aangever op zichzelf voldoende concreet zijn, maar dat het steunbewijs ruimte laat voor twijfel. De collega van de aangever heeft een andere persoon aangewezen tijdens een fotoconfrontatie, en er waren ook andere getuigen die hebben verklaard dat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht. Hierdoor kan het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte de dader is. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. De kosten worden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000511-22
datum uitspraak: 14 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-195225-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2025 en 14 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw en de benadeelde partij en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 mei 2020 te Hoofddorp , gemeente Haarlemmermeer [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] een of meerdere malen te slaan/stompen, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – in tegenstelling tot de politierechter – tot een vrijspraak komt.

Vrijspraak

De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat aangever [aangever] (hierna: de aangever) en de getuigen wisselend en inconsistent hebben verklaard, waardoor de geweldshandelingen die jegens de aangever zijn gepleegd, niet aan een individu zijn toe te schrijven. Daarnaast is ter plaatse een anonieme getuige gehoord die heeft verklaard dat de verdachte wel ter plaatse is geweest, maar geen geweldshandelingen heeft verricht. Nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte geweldhandelingen heeft gepleegd, moet hij wegens het ontbreken van voldoende bewijs, maar met name het overtuigende bewijs, vrijgesproken worden, aldus de raadsvrouw.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de aangever wel duidelijk heeft verklaard over wie hem zou hebben mishandeld. Daarbij heeft hij ook zonder twijfel de foto van de verdachte aangewezen als de persoon die hem heeft aangevallen. De anonieme getuige waarover de raadsvrouw spreekt heeft alleen het laatste gedeelte van het incident gezien, waardoor deze getuige mogelijk niet heeft gezien dat de verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het hof oordeelt als volgt.
Op 3 mei 2020 zijn aangever en zijn collega, beiden werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar en toezichthouder bij de Gemeente Haarlemmermeer mishandeld in Hoofddorp , waarbij zij beiden letsel hebben opgelopen. Bij dit incident waren meerdere personen aanwezig, waaronder de verdachte. De aangever en zijn collega zijn bij de politie gehoord en op een later moment ook bij de raadsheer-commissaris. In tegenstelling tot wat de verdediging heeft betoogd, heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever. Hij heeft in de kern bezien consequent verklaard en een duidelijk signalement gegeven van de dader. Ook heeft hij tijdens een fotoconfrontatie direct een foto aangewezen van de persoon die hem zou hebben mishandeld. Het hof acht de verklaringen van de aangever daarom op zichzelf voldoende concreet en specifiek.
Het hof moet echter ook acht slaan op de andere stukken in het dossier. De collega van de aangever is evenals de aangever onderworpen aan een fotoconfrontatie. Daarbij heeft zij echter een andere persoon aangewezen dan de verdachte. Daarnaast past het signalement van de dader zoals door de aangever en zijn collega omschreven (een Marokkaans uitziende man van ongeveer 28 jaar oud met een gezet postuur, een baard, een pet en een trainingspak met groentinten) niet alleen op de verdachte, maar ook op een andere man die bij het geweldsincident aanwezig was. Ook heeft de anonieme getuige ter plaatse verklaard dat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht.
Dit alles maakt dat het steunbewijs ruimte laat voor twijfel. Om die reden kan het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte de persoon is geweest die de verweten geweldshandelingen jegens de aangever heeft verricht. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 802,33 (€ 302,33 materiële schade en € 500,00 immateriële schade).
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 719,37, bestaande uit
€ 219,37 materiële schade en € 500,00 immateriële schade. Daarnaast is € 50,96 aan proceskosten toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.T.C. de Vries, mr. R.A.J. Hübel en mr. A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juli 2025.
mrs. R.A.J. Hübel en A.M.A. Keulen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.