ECLI:NL:GHAMS:2025:1873

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
23-000502-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en diefstal door middel van valse sleutels met bedreiging van geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor afpersing en diefstal door middel van valse sleutels. De feiten vonden plaats op 25 april 2021, toen het slachtoffer, een kwetsbare jongen, onder bedreiging van geweld zijn pinpas, pincode en telefoon moest afgeven aan de verdachte en zijn mededaders. Het hof overweegt dat de ernst van de feiten in beginsel een gevangenisstraf zou rechtvaardigen, maar besluit om, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, naast een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uur. De verdachte heeft in hoger beroep zijn betrokkenheid ontkend, maar het hof acht de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar en de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en legt de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden op, waarvan de uitvoering wordt opgeschort, en een taakstraf van 180 uur.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000502-23
datum uitspraak: 16 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-250734-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2001,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni en 16 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 25 april 2021 te Krommenie en/of Wormer en/of Oostzaan, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas en/of pincode en/of telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde(n) door die [slachtoffer] op dreigend de woorden toe te voegen "het moet een hoger bedrag worden, anders slaat Mo je in elkaar" en/of "geef je bankpas en mobiel" en/of "jij moet in de auto blijven zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 25 april 2021 te Krommenie en/of Wormer en/of Oostzaan, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een/meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten: een pinpas en/of pincode.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd vanwege proceseconomische redenen.

Bewijsoverweging

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de verdachte integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat de verschillende verklaringen (namens /van) de aangever [slachtoffer] gezien de inconsistenties hierin zodanig onbetrouwbaar zijn dat deze niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Voorts heeft zij zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van feit 2 geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders.
Oordeel van het hof
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 25 april 2021 is [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) op straat door twee jongens benaderd met de vraag of hij hasj wilde kopen. Hij wilde dat wel, voor een bedrag van € 10,00 en hij is vervolgens met deze twee jongens naar de auto van de verdachte gelopen. De verdachte was de bestuurder van de auto. [slachtoffer] werd gedwongen om in de auto te stappen waarna hij vervolgens onder dwang zijn bankpas en mobiel heeft afgegeven. Vanwege zijn autismespectrumstoornis durfde [slachtoffer] niet tegen de jongens in te gaan en heeft hij alle instructies van de jongens opgevolgd. Eén van de medeverdachten heeft op de mobiele telefoon van het slachtoffer € 69,00 overgemaakt naar zijn eigen bankrekening. Ook is viermaal een bedrag van € 100,- overgemaakt van de rekening van [slachtoffer] naar de rekening van de verdachte. De verdachte en zijn mededaders bedreigden het slachtoffer met geweld, waarna hij vervolgens ook zijn pincode gaf. De verdachten hebben rondgereden in de auto en de medeverdachten hebben afwisselend van elkaar bij diverse geldautomaten verschillende contante geldopnamen gedaan met de bankpas van [slachtoffer] . Daarnaast heeft de verdachte gepind met de bankpas van [slachtoffer] bij een tankstation.
Het hof acht de verklaringen van en namens [slachtoffer] betrouwbaar. De verklaringen vinden op essentiële onderdelen (objectieve) steun in het procesdossier, waaronder de pintransacties bij de geldautomaten en het tankstation [tankstation] . Ook de camerabeelden bij de geldautomaten en het tankstation bieden steun aan de verklaringen van en namens [slachtoffer] .
De door de verdachte afgelegde verklaringen acht het hof daarentegen tegenstrijdig en daarmee ongeloofwaardig. Daarbij heeft het hof onder meer het volgende betrokken:
  • De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] voor € 400,- aan wiet wilde kopen en dat hij een betaalverzoek aan [slachtoffer] heeft gestuurd van € 400,-. In eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij vier losse betaalverzoeken aan [slachtoffer] heeft gestuurd van elk € 100,- maar in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij een betaalverzoek van € 400,- aan [slachtoffer] heeft gestuurd.
  • Bij de politie verklaarde de verdachte dat hij het geld voor de wiet vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gegeven, terwijl hij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij het geld aan medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gegeven.
  • De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de winkel bij het [tankstation] tankstation sigaretten kocht voor de medeverdachten. In de winkel kwam de medeverdachte de bankpas brengen van [slachtoffer] , waarmee de verdachte heeft afgerekend. De verdachte verklaarde dat hij wist dat het de bankpas van [slachtoffer] was die hij gebruikte. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij destijds dacht dat hij met de bankpas van zijn medeverdachte de goederen had afgerekend en er pas later achter kwam dat dit de bankpas van [slachtoffer] was.
Het hof schuift de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de betrokkenheid van de verdachte erin heeft bestaan dat hij de auto bestuurde waarin ook [slachtoffer] en de medeverdachten zich bevonden. De verdachte en zijn mededaders zijn naar verschillende geldautomaten en naar het pompstation gereden, waarbij [slachtoffer] in de auto onder bedreiging goederen heeft afgegeven. De verdachte heeft vervolgens met de pinpas van [slachtoffer] goederen afgerekend in de winkel van het tankstation [tankstation] . Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen en wordt het gevoerde verweer van de raadsvrouw verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 april 2021 te Krommenie en Wormer en Oostzaan, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas en pincode en telefoon, die geheel aan die [slachtoffer] toebehoorden door die [slachtoffer] op dreigend de woorden toe te voegen "het moet een hoger bedrag worden, anders slaat Mo je in elkaar" en "geef je bankpas en mobiel" en "jij moet in de auto blijven zitten";
2.
hij, op 25 april 2021 te Krommenie en Wormer en Oostzaan, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere geldbedragen die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten: een pinpas en pincode.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een taakstraf op te leggen, en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de stabiliteit in zijn leven zal kwijtraken, zoals zijn baan als buschauffeur waarvoor hij een opleiding heeft afgerond. Tevens heeft de raadsvrouw gewezen op het tijdsverloop en het feit dat de verdachte ten tijde van het feit slechts 19 jaar was en
first offender.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal door middel van valse sleutels. Het slachtoffer, een kwetsbare jongen, is nietsvermoedend de auto van de verdachte ingestapt, waarna hij onder bedreiging van geweld zowel zijn telefoon, pinpas als pincode heeft afgegeven. Vervolgens zijn op drie verschillende locaties een bedrag van € 2.100, - opgenomen van de bankrekening van het slachtoffer. Dergelijke gebeurtenissen hebben niet alleen nadelige gevolgen voor de slachtoffers, maar dragen ook bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Het hof overweegt dat de ernst van de feiten in beginsel zeker een gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd zou rechtvaardigen. Toch zal het hof daartoe niet overgaan, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten. Daarom zal worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, om de verdachte te stimuleren om de positieve ontwikkelingen in zijn leven te continueren en gedurende de proeftijd geen strafbare feiten te plegen. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal het hof daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van aanzienlijke duur opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. M.T.C. de Vries en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2025.
mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]