ECLI:NL:GHAMS:2025:1878
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag van een ouder in het belang van de ontwikkeling van een minderjarige
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn vijfjarige dochter, [kind]. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere beschikking op 7 november 2024 het gezag van de vader beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakte over de ontwikkeling van [kind]. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. De moeder steunt de beslissing van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 april 2025 zijn de vader, de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest, maar de gecertificeerde instelling (GI) was afwezig.
De vader heeft in zijn hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zijn gezag heeft beëindigd en dat er lichtere maatregelen mogelijk zijn, zoals schorsing van het gezag. Hij betwist dat hij niet in staat is om emotioneel beschikbaar te zijn voor [kind] en stelt dat de beëindiging van het gezag het herstel van contact tussen hem en [kind] bemoeilijkt. De Raad voor de Kinderbescherming en de moeder zijn van mening dat de beëindiging van het gezag terecht is, gezien de onveilige situatie die de vader heeft gecreëerd door zijn gedrag en eerdere veroordelingen.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht het gezag van de vader heeft beëindigd. Het hof wijst op de ernstige bedreigingen die de vader in het verleden heeft geuit en zijn onvermogen om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. De vader heeft geen inzicht in de gevolgen van zijn gedrag voor [kind] en heeft geen adequate hulpverlening gezocht. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en beëindigt het gezag van de vader over [kind].