ECLI:NL:GHAMS:2025:1878

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
200.350.609/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van een ouder in het belang van de ontwikkeling van een minderjarige

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn vijfjarige dochter, [kind]. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere beschikking op 7 november 2024 het gezag van de vader beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakte over de ontwikkeling van [kind]. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. De moeder steunt de beslissing van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 april 2025 zijn de vader, de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest, maar de gecertificeerde instelling (GI) was afwezig.

De vader heeft in zijn hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zijn gezag heeft beëindigd en dat er lichtere maatregelen mogelijk zijn, zoals schorsing van het gezag. Hij betwist dat hij niet in staat is om emotioneel beschikbaar te zijn voor [kind] en stelt dat de beëindiging van het gezag het herstel van contact tussen hem en [kind] bemoeilijkt. De Raad voor de Kinderbescherming en de moeder zijn van mening dat de beëindiging van het gezag terecht is, gezien de onveilige situatie die de vader heeft gecreëerd door zijn gedrag en eerdere veroordelingen.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht het gezag van de vader heeft beëindigd. Het hof wijst op de ernstige bedreigingen die de vader in het verleden heeft geuit en zijn onvermogen om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. De vader heeft geen inzicht in de gevolgen van zijn gedrag voor [kind] en heeft geen adequate hulpverlening gezocht. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en beëindigt het gezag van de vader over [kind].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.350.609/01
zaaknummer rechtbank: C/13/758548 / FA RK 24-7238
beschikking van de meervoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna: de raad.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [kind] , hierna: [kind] , en
- [de moeder] , hierna: de moeder.
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, hierna: de GI.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het ouderlijk gezag over [kind] (5 jaar).
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 7 november 2024 (hierna: de bestreden beschikking) op het verzoek van de raad het gezag van de vader over [kind] beëindigd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vader is het daar niet mee eens en wil dat het verzoek van de raad alsnog afgewezen wordt. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 31 januari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De raad heeft op 2 april 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
De moeder heeft op 7 april 2025 een verweerschrift ingediend.
2.4
De advocaat van de vader heeft bij bericht van 19 februari 2025 het procesdossier uit eerste aanleg overgelegd.
2.5
De zitting heeft op 25 april 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V.D. Aelbers en
- de moeder, bijgestaan door mr. S. Braspenning, kantoorhoudende te Amsterdam.
De GI is, met bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders) is geboren:
- [kind] , op [datum] te [plaats 2] .
De vader heeft [kind] erkend.
3.2
Van 30 maart 2022 tot aan de beschikking waarvan beroep oefenden de ouders het gezamenlijk gezag uit over [kind] .
3.3
[kind] is vanaf 15 december 2022 (voorlopig) onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd en heeft voortgeduurd tot 15 maart 2025.
3.4
[kind] woont bij de moeder en de grootmoeder (moederszijde) en zij heeft inmiddels al ruim twee jaar geen contact met de vader.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, op het verzoek van de raad het gezag van de vader over [kind] beëindigd.
4.2
De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de vader over [kind] af te wijzen.
4.3
Het verweer van de raad strekt tot bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4.4
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter het gezag van een ouder kan beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld
in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling
van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De standpunten
5.2
De vader is van mening dat de rechtbank zijn gezag over [kind] ten onrechte heeft beëindigd. Er is niet voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Voor zover een maatregel nodig is, kan worden volstaan met de lichtere maatregel van schorsing van het gezag op grond van artikel 1:268 BW. [kind] wordt bovendien niet ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De vader betwist dat hij niet in staat is gebleken om emotioneel beschikbaar te zijn voor [kind] en voorspelbaar contact met haar te hebben. Hij is de afgelopen jaren niet in de gelegenheid gesteld om contact met [kind] te hebben. Het beëindigen van het gezag zal het herstel van het contact tussen de vader en [kind] bemoeilijken. Sinds de gezagsbeëindiging is de vader nog minder betrokken bij het leven van [kind] . De moeder informeert de vader nu helemaal niet meer over [kind] . De vader dreigt hierdoor verstoten te raken uit het leven van [kind] .
De vader geeft aan dat hij de afgelopen jaren vrijwillig hulpverlening heeft aanvaard, maar hij heeft volgens zijn hulpverleners geen verdere hulp nodig. De vrees van de moeder voor de vader wordt overdreven vanwege een incident in het verleden en daardoor wordt te veel waarde gehecht aan de woorden die hij heeft gebruikt. De moeder is bovendien inmiddels voldoende weerbaar en niet meer bang voor de vader. Zij heeft uit eigen beweging contact met de vader gezocht, welk contact los staat van [kind] . De rechtbank heeft ten onrechte het belang van [kind] buiten beschouwing gelaten en zich alleen geconcentreerd op (het belang van) de moeder. Het is voor [kind] van belang om te weten wie haar vader is en het is voor de vader van belang om te weten wie [kind] is, zodat hij zijn rol als vader kan vervullen.
5.3
De raad is van mening dat de rechtbank het gezag van de vader over [kind] terecht heeft beëindigd.
De vader speelt sinds 2022 geen rol in de opvoeding en verzorging van [kind] , hoewel langdurig is ingezet op contactherstel. De vader heeft zijn gezag eerder ingezet om in contact te komen met de moeder, waarbij hij niet handelde vanuit het belang van [kind] . De moeder is de hoofdopvoeder van [kind] en haar belangrijkste steunfiguur. Onveiligheid bij de moeder heeft direct een negatieve invloed op het welbevinden en de ontwikkeling van [kind] .
Voortzetting van het gezamenlijk gezag vormt volgens de raad een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [kind] . Daarnaast ziet de raad geen mogelijkheid voor een lichtere maatregel zoals schorsing van het gezag. [kind] heeft er belang bij om zelfstandig een beeld van de vader te vormen, maar voorspelbaarheid en veilig contact staan daarbij voorop. Het is aan de vader om te kijken naar hoe het contact opgebouwd kan worden. Het gezag en contactherstel staan los van elkaar, aldus de raad.
5.4
De moeder is van mening dat het gezag van de vader over [kind] terecht is beëindigd en in het belang van [kind] is. Lichtere maatregelen om [kind] te beschermen, zoals de ondertoezichtstelling, hebben onvoldoende effect gehad. Een schorsing van de vader in de uitoefening van het gezag is onvoldoende toereikend, gezien de hardnekkigheid van de problematiek van de vader en de ernstige bedreigingen die hij telkens uit richting de moeder. De vader heeft kansen gekregen om aan zijn emotieregulatie-problematiek te werken, maar hij heeft dit niet opgepakt. Ook heeft hij heeft steeds eigen voorwaarden gesteld aan het tot stand komen van contactherstel. De vader zal niet binnen een voor [kind] aanvaardbare termijn in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind] te dragen.
De beoordeling van het hof
5.5
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht het gezag van de vader over [kind] heeft beëindigd en overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [kind] in haar nog jonge leven belast is geweest met de complexe relatieproblematiek tussen haar ouders. De relatie van de ouders is in het verleden meerdere keren beëindigd en vervolgens weer hervat, voor het laatst voor korte duur in juli 2024. De relatie tussen de vader en de moeder laat een patroon zien van aantrekken en afstoten. Perioden van relatieve rust binnen de relatie wisselen zich af met perioden waarin de vader zich dreigend opstelt naar de moeder. De afgelopen jaren hebben zich meerdere geweldsincidenten en dreigementen vanuit de vader jegens de moeder voorgedaan, waarbij gevreesd werd voor de veiligheid van [kind] en de moeder. De vader is eerder veroordeeld voor meerdere bedreigingen, mishandeling van de moeder en andere ex-partners en voor verboden wapenbezit. Ook heeft de vader sinds september 2022 verschillende contact- en gebieds-/straatverboden opgelegd gekregen. De vader is ook recent nog, in januari 2025, door de strafrechter veroordeeld wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van de moeder. Daarbij zijn (gedurende de proeftijd van twee jaar) bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een locatieverbod in de straat en/of rond de woning van de moeder en een contactverbod met de moeder. Ook is als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de vader zich moet laten behandelen door forensisch ambulante zorg. Hoewel de vader te kennen heeft gegeven in hoger beroep te zijn gegaan van deze recente veroordeling, vormt ook deze veroordeling een ernstige aanwijzing voor onveiligheid van de moeder en [kind] als gevolg van gedragingen van de vader.
5.6
Aan de hand van bovenstaande feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat [kind] in de periode dat de vader en de moeder samen het gezag over haar hadden, ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd.
[kind] is vijf jaar en zij is nog in hoge mate afhankelijk van de moeder, die haar hoofdopvoeder en belangrijkste steunfiguur is. De onveilige situatie voor de moeder, als gevolg van houding en gedrag van de vader heeft ook een negatieve invloed op de ontwikkeling van [kind] . Bovendien brengen de houding en het gedrag van de vader [kind] ook in onveilige situaties. De vader toont geen inzicht te hebben in de gevolgen van zijn gedrag op het leven van de moeder en [kind] . Hulpverlening voor vader op het vlak van emotie- en agressieregulatie komt niet van de grond door een afhoudende opstelling van vader jegens de hulpverlening. Ondanks diverse strafrechtelijke veroordelingen en aan hem opgelegde straat- en contactverboden ontkent de vader hulp nodig te hebben, hij ontkent zijn gedrag en hij zoekt de oorzaak van de problemen buiten zichzelf. Mede hierdoor acht het hof de vader niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind] binnen een voor haar aanvaardbaar te achten termijn te dragen. Evenals de rechtbank in de bestreden beschikking is het hof van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW, is voldaan.
5.7
De beëindiging van het gezag van de vader vormt een inmenging in het familie- en gezinsleven van de vader, als bedoeld in artikel 8 EVRM. Uit het voorgaande volgt dat deze inmenging gerechtvaardigd is en naar het oordeel van het hof ook noodzakelijk in het belang van de opvoeding en verzorging van [kind] , en voorts evenredig aan het doel van de bescherming van haar geestelijke en lichamelijke ontwikkeling.
5.8
Er is voldaan aan de vereisten voor een gezagsbeëindiging zoals genoemd in artikel 1:266 lid 1 sub a BW en beëindiging van het gezag van de vader is noodzakelijk. De rechtbank heeft terecht het gezag van de vader over [kind] beëindigd. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.
5.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. F. Kleefmann en mr. J.M.I. Vink, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 8 juli 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.