ECLI:NL:GHAMS:2025:1916
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag over minderjarigen in het belang van de kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de vader en moeder over hun twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader had in hoger beroep verzocht om samen met de moeder met het gezag over de kinderen te worden belast, nadat de rechtbank Noord-Holland dit verzoek eerder had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was dat de moeder alleen het gezag bleef uitoefenen. De vader was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk gezagsbeslissingen te nemen, mede door een gebrek aan communicatie en samenwerking. De moeder heeft in het verleden positieve ontwikkelingen doorgemaakt in haar opvoedvaardigheden, terwijl de vader zich niet heeft ingezet om zijn opvoedvaardigheden te verbeteren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen zou zijn.
Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder alleen het gezag over de kinderen moet blijven uitoefenen, omdat de vader onvoldoende inzicht heeft in de behoeften van de kinderen en er geen basis is voor een goede samenwerking tussen de ouders. Het hof heeft het verzoek van de vader in hoger beroep afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.