ECLI:NL:GHAMS:2025:1963

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
23-001345-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing straf en schadevergoeding in zaak van poging doodslag en zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden voor poging doodslag en poging zware mishandeling. In hoger beroep heeft het hof het vonnis bevestigd, maar de strafoplegging aangepast door naast de gevangenisstraf ook TBS met dwangverpleging op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de persoonlijkheidsstoornis van de verdachte. De verdachte had geprobeerd een slachtoffer van het leven te beroven door hem meerdere keren met een mes te steken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Het hof heeft ook een schadevergoeding van € 10.000 voor immateriële schade toegewezen aan het slachtoffer, naast de materiële schadevergoeding. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden en de rapportages van gedragsdeskundigen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001345-23
datum uitspraak: 23 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-243239-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1975,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de vordering benadeelde partij en de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf en maatregel

Beslissing van de rechtbank
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van geringe aanwijzingen en interpretaties een persoonlijkheidsstoornis is geconstateerd die recidivegevaar met zich brengt. Daartoe stelt de raadsman dat culturele miscommunicatie en taalproblematiek bij diagnoses en advies een grote rol in negatieve zin hebben gespeeld. De raadsman verzoekt het hof de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft geprobeerd [benadeelde ] (hierna: [benadeelde ] ) van het leven te beroven door hem meermaals met een mes in diens borst- en buikstreek te steken. [benadeelde ] heeft daarbij een drietal steekverwondingen – ter hoogte van zijn borstkas en twee keer in zijn buikstreek, waaronder zijn dunne darm – opgelopen, die hem mede dankzij adequaat handelen van hulpdiensten gelukkig niet fataal zijn geworden. [benadeelde ] is geopereerd en uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat hij nog steeds kampt met de (psychische) gevolgen van het gebeurde. Het gewelddadige handelen van de verdachte is voor hem een traumatische ervaring geweest, waaraan hij tot op heden wordt herinnerd door onder meer het litteken op zijn buik. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-vrouw [slachtoffer ] met een mes in haar bovenarm gestoken en zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. Bovendien dragen misdrijven als de onderhavige bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, temeer nu de feiten zijn gepleegd voor de deur van een ziekenhuis, waar veel mensen in en uit lopen.
Oplegging van gevangenisstraf
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 juli 2025.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten in de onderhavige zaak rechtvaardigt in beginsel, gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof houdt er in strafmatigende zin rekening mee dat de verdachte, gelet op de hierna te bespreken verminderde toerekeningsvatbaarheid, niet in staat is om het laakbare van zijn handelen (volledig) in te zien. Gelet op het voorgaande zal het hof – net als de rechtbank – volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden.
Oplegging van maatregel
Het hof stelt voorop dat aan de volgende wettelijke vereisten moet zijn voldaan, wil aan een verdachte op grond van de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht de maatregel TBS met bevel tot verpleging kunnen worden opgelegd.
In de eerste plaats dient bij de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het betreffende feit dient in de tweede plaats een misdrijf te betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel te behoren tot een der misdrijven zoals specifiek in de wet (artikel 37a eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht) vermeld. In de derde plaats dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte kan een dergelijke maatregel enkel worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van de volgende Pro Justitia (hierna: PJ) rapporten:
- een rapport van 22 augustus 2024 opgesteld door S. van den Berg, psycholoog;
- een rapport van 28 augustus 2024 opgesteld door P.L.L. Hoefnagel, psychiater.
In het PJ-rapport komen de deskundigen tot de volgende gezamenlijke conclusies. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een (andere gespecificeerde) persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderline trekken. Ten aanzien van de doorwerking van de persoonlijkheidsstoornis hebben de deskundigen gesteld dat met name de hoge krenkbaarheid van de verdachte heeft doorgewerkt in de tenlastegelegde feiten. Naar het oordeel van de deskundigen is de verdachte weliswaar in staat het wederrechtelijke van zijn handelen in te zien, maar is hij vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis ten tijde van de ten laste gelegde feiten minder goed in staat geweest om hiernaar te handelen. De onderzoekers adviseren dan ook om het tenlastegelegde ten minste in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
In de PJ-rapportages staat onder meer het volgende geschreven:

Betrokkene is al lange tijd bekend met externaliserend gedrag en problemen in zijn affect regulatie. Dit zorgt ervoor dat hij snel kan ontvlammen in agressief gedrag. Hij toont geen inzicht in dit gedrag en geen motivatie dit te veranderen. Eerdere pogingen om dit te behandelen hadden beperkt effect.. (..) Betrokkene is vanuit de gestelde persoonlijkheidsstoornis gevoelig voor krenking en emotionele ontregeling wat tot conflicten kan leiden indien hij zich op wat voor manier dan ook opnieuw beledigd of onheus bejegend voelt. (..) De coping vaardigheden zijn gebrekkig en spanning kan betrokkene weinig adequaat reguleren. De kenmerken van zijn persoonlijkheidspathologie, die star en duurzaam is, maken dat bij gebrek aan veel beschermende factoren het recidief risico als matig-hoog wordt ingeschat.”
De onderzoekers adviseren, gelet op de vastgestelde problematiek bij de verdachte, de doorwerking hiervan in de hem tenlastegelegde feiten en het matig-hoge risico op (ernstig) agressief delictgedrag, een gedwongen behandeling op te leggen. Zij adviseren de oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging. De onderzoekers zien, gelet op het gebrek aan ziektebesef en motivatie voor behandeling, geen ruimte voor een andere, minder vergaande maatregel. Alle minder vergaande kaders zijn naar de mening van de onderzoekers onvoldoende om het risico op agressief delictgedrag duurzaam te verlagen.
Het hof maakt deze conclusies van de deskundigen tot de zijne. Het hof stelt vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Het hof rekent het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe.
Het hof stelt op basis van diezelfde rapportage, de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, vast dat aan de wettelijke eisen als genoemd in de artikelen 37a en 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Het hof acht, gelet op de algemene veiligheid van personen, de oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk.
Ongemaximeerde TBS
Het hof stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd wegens poging doodslag en poging zware mishandeling. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De duur van de TBS is dan ook niet gemaximeerd.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde ]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 21.537,35, bestaande uit € 2.537,35 aan vergoeding van materiële schade en € 19.000,00 euro aan vergoeding van immateriële schade (waarvan € 4.000,00 aan toekomstige schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 5.124,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, met uitzondering van de vordering van toekomstige immateriële schade, die niet is gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft de toewijzing geëist van de vordering tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 537,35 en van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,00.
De raadsman heeft het hof verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
De vordering ten aanzien van de materiële schade bedraagt € 2.537,35 te vermeerderen met de wettelijke rente en bestaat uit de volgende schadeposten:
Ziekenhuisdagvergoeding: € 124,00
Eigen risico zorgverzekering: € 385,00
Medicatie: € 28,35
Toekomstige kosten: € 2.000,00
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De gevorderde bedragen voor de kosten onder a) tot en met c) zijn naar het oordeel van het hof door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Nu dit deel van de vordering het hof voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt het voor toewijzing gereed. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 537,35 zal worden toegewezen.
De vordering ter zake van toekomstige materiële kosten zal worden afgewezen, omdat deze niet voldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt het hof dat artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) meebrengt dat een benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Uit het dossier en ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de benadeelde partij ernstig fysiek letsel heeft opgelopen in de vorm van steekverwondingen in zijn borstkas en buikstreek, waarvoor hij is geopereerd aan zijn dunne darm. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de benadeelde partij een aanzienlijk litteken heeft overgehouden ten gevolge van de opgelopen verwondingen en de daaropvolgende operatie. Daarnaast heeft het bewezenverklaarde diep heeft ingegrepen in het persoonlijke leven van de benadeelde partij, omdat hij door de klachten nadien niet meer normaal heeft kunnen functioneren. Hij heeft nog steeds psychische klachten, waarvoor hij medicatie gebruikt en in behandeling is bij de psychiater. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106, aanhef en onder b BW naar billijkheid schatten op € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij is in het bijzonder gelet op de ernst van de aantasting van de persoonlijke integriteit van benadeelde partij, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, de context waarbinnen deze aantasting is begaan en de schadevergoedingen die rechters in soortgelijke gevallen hebben opgelegd.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag dat hoger dan € 10.000,00 is, is het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van beslissing ten aanzien van de straf en de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren en 6 (zes) maanden.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde ]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde ] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.537,35 (tienduizend vijfhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 537,35 (vijfhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde ] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.537,35 (tienduizend vijfhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent) bestaande uit € 537,35 (vijfhonderdzevenendertig euro en vijfendertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 87 (zevenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 september 2022.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.J. Hübel, mr. H.A. van Eijk en mr. B. de Wilde, in tegenwoordigheid van mr. Z. Hoshmand, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juli 2025.
Mr. De Wilde is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]