Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het (verdere) geding in hoger beroep
metfout en de hypothetische situatie
zonderfout, waarbij dus tot uitgangspunt strekt dat [geïntimeerde 1] in de hypothetische situatie na 31 maart 2021 vrij zou zijn geweest haar handelwijze te realiseren, zonder schadeplichtig te zijn. Gelet op het voorgaande is het [door [appellant] , hof] in het geding gebrachte waarderingsrapport niet bruikbaar. Het relevante margeverlies (gestelde schade ad i) moet immers worden afgezet tegen een periode van slechts drie maanden. Ook de schade als gevolg van (te veel) inkoop (gestelde schade ad ii) zal opnieuw berekend en onderbouwd moeten worden in relatie tot de periode van drie maanden die in de hypothetische situatie zonder fout zou volgen op de opzegging vóór 1 januari 2021. Bovendien zal [appellant] haar schadebegroting, ten aanzien van
alleschadeposten, zoveel mogelijk met bewijsstukken dienen te onderbouwen.
per schadepostuitlaten over de ingangsdatum van de wettelijke rente. Vooruitlopend op de aktewisseling die nog zal plaatsvinden, overweegt het hof nu alvast dat over de gevorderde schadevergoeding niet de wettelijke handelsrente, maar uitsluitend de gewone wettelijke rente toewijsbaar is.”
- akte uitlating schade van [appellant] , met producties,
- antwoordakte (schade) van [geïntimeerde 1] , met producties,
- akte uitlating nieuwe stellingen en producties van [appellant] , zonder producties.
3.Beoordeling
retention ratevan 90%, hetgeen betekent dat ieder jaar 10% van de oorspronkelijke klantenportfolio het contract opzegt, heeft [naam 1] de netto contante waarde van de klantenportfolio die per 1 januari 2021 voor [appellant] verloren is gegaan, berekend op € 1.685.651. Als niet wordt uitgegaan van een
retention ratevan 90%, maar van de situatie dat de klantenportfolio al na drie maanden zou worden overgesloten, zonder dat [geïntimeerde 1] terzake schadeplichtig zou zijn, zoals het hof voor de hypothetische situatie zonder fout tot uitgangspunt heeft genomen, leidt dat tot een netto contante waarde van € 162.825 als schadepost voor margeverlies. Daarover is de vertragingsrente verschuldigd vanaf 1 januari 2021, omdat per die datum de netto contante waarde van de klantenportfolio voor [appellant] onmiddellijk verloren is gegaan, en bij een schadevergoedingsverbintenis op grond van wanprestatie het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt (artikel 6:83 sub b BW), aldus steeds [appellant] .
ten aanzien van de overgesloten contracten per 31-12-2020” te bepalen. Het rapport ziet dus enkel op de klanten die per die genoemde datum zijn overgesloten naar [geïntimeerde 1] , anders dan [geïntimeerde 1] meent. Hierbij heeft het hof ook in ogenschouw genomen dat [appellant] heeft toegelicht, en [geïntimeerde 1] onvoldoende heeft betwist, dat voor [appellant] in de systemen zichtbaar was in welke gevallen sprake was van oversluitingen naar [geïntimeerde 1] (inleidende dagvaarding onder 15).
alleschadeposten, zoveel mogelijk met bewijsstukken te onderbouwen. [appellant] heeft aan deze instructie niet voldaan. [appellant] heeft weliswaar het rapport van [naam 1] overgelegd, maar daarin is op pagina 6 over de overige drie schadeposten (anders dan het margeverlies) vermeld dat “
geen onderzoek[is]
gedaan naar herkomst en juistheid van deze bedragen.” [appellant] heeft bij haar akte uitlating schade in dit verband slechts een overeenkomst voor de levering van gas en diensten tussen GasTerra en een (andere) vennootschap genaamd Powerlive B.V. in het geding gebracht. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan op basis van dat stuk niet worden vastgesteld dat [appellant] werkelijk deze schade heeft geleden. Een nadere onderbouwing mocht niet achterwege blijven, temeer omdat in de inleidende dagvaarding (onder 24) door [appellant] nog de volgende bedragen werden genoemd als schade tot en met maart 2021: onbalanskosten elektriciteit (€ 9.629); variabel gas januari 2021 (€ 48.157); en contractuele nabetaling Gas Terra 2021 (€ 17.716). Deze bedragen, die afwijken van de bedragen die zij in hoger beroep vordert, heeft [appellant] in eerste aanleg in haar (nagekomen) productie 17 met bijlagen aangepast naar de thans gevorderde bedragen, zonder die aanpassing naar behoren toe te lichten.
€ 3.540,00(tarief V × 2 punten)
€ 16.074,00(tarief V × 4,5 punten)