ECLI:NL:GHAMS:2025:2041

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
23-002320-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van de opgelegde gevangenisstraf in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 augustus 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor diefstal van twee telefoons. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. Het hof oordeelt dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan diefstal in een uitgaansgelegenheid, wat niet alleen schade en overlast voor de slachtoffers met zich meebracht, maar ook een gevoel van onveiligheid in de samenleving versterkte. Het hof heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een aanpassing van de opgelegde straf. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 85 dagen, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, hoewel twee van hen niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002320-22
datum uitspraak: 2 juli 2025
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-198281-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd en zal de strafmotivering worden vervangen door de navolgende overweging. De wettige bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een later op te maken aanvulling op dit arrest worden opgenomen.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest en met bevel gevangenhouding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich ’s nachts in een uitgaansgelegenheid schuldig gemaakt aan de diefstal van twee telefoons. Dergelijke diefstallen bezorgen de slachtoffers ervan schade, overlast en een gevoel van onveiligheid, temeer omdat een telefoon in de regel veel privacy gevoelige gegevens bevat. Bovendien versterken dergelijke diefstallen ook in algemene zin in de samenleving gevoelens van onveiligheid. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en acht, net als de politierechter, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden in beginsel passend.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Namens de verdachte is op 26 augustus 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas 2 jaar en 10 maanden later arrest wijst. Het hof ziet aanleiding deze overschrijding van de redelijke termijn te verdisconteren in de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. M.L.M. van der Voet en mr. B. de Wilde, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juli 2025.
Mrs. B. de Wilde en I. Peetoom zijn niet in staat dit arrest mede te ondertekenen.